ECLI:NL:GHAMS:2023:1820

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
200.329.108/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een ongeboren baby na geboorte in het belang van de verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een ongeboren baby direct na de geboorte uit huis te plaatsen. De kinderrechter had eerder dit verzoek afgewezen, maar het hof oordeelt anders. De moeder, die bekend is met ernstige psychiatrische en verslavingsproblematiek, kan momenteel niet de veiligheid van de baby waarborgen. De moeder is afkomstig uit Roemenië en heeft een bipolaire stoornis, met een geschiedenis van harddrugsgebruik. Tijdens haar zwangerschap heeft zij terugvallen gehad in haar verslaving, wat de zorgen over haar vermogen om voor de baby te zorgen vergroot. Het hof concludeert dat er geen veilige opvangplek is voor de moeder en de baby na de geboorte, en dat 24-uurs toezicht noodzakelijk is, wat momenteel niet beschikbaar is. Daarom verleent het hof een machtiging tot uithuisplaatsing van de baby in een (crisis)pleeggezin voor de duur van zes maanden, met de nadruk op het belang van de veiligheid van de baby en de noodzaak van hulpverlening voor de moeder. De beschikking van de kinderrechter wordt vernietigd en het verzoek van de Raad wordt gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.329.108/01
zaaknummer rechtbank: C/13/734196 / JE RK 23-319
beschikking van de meervoudige kamer van 10 juli 2023 inzake
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.L.J. Swart te Amsterdam.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] (hierna: de GI).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kinderrechter) van 29 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De raad is op 3 juli 2023 in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikking van de kinderrechter van 29 juni 2023.
2.2
De mondelinge behandeling (hierna ook: de zitting) heeft op 10 juli 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de heer V. Aelbers, namens de raad;
- de moeder (in verband met een ziekenhuisopname in het AMC via een telefonische videoverbinding), bijgestaan door haar advocaat en mevrouw R.V. Mamuleanu, tolk Roemeens;
- de gezinsmanagers, namens de GI.
2.3
Na een schorsing van de zitting heeft het hof mondeling uitspraak gedaan. Een verkorte schriftelijke uitspraak is op dezelfde dag afgegeven. Deze beschikking bevat de nadere schriftelijke uitwerking daarvan.

3.De feiten

3.1
De moeder is in verwachting van een zoon (hierna ook te noemen: de baby). De moeder zal na de geboorte van rechtswege belast zijn met het gezag over de baby.
3.2
De moeder is afkomstig uit Roemenië. De gegevens van de biologische vader van de baby zijn niet bekend. De moeder is gehuwd met een Roemeense man, die in Roemenië verblijft.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 2 juni 2023 is, voor zover in hoger beroep van belang, de ‘ongeboren baby [baby] ’ onder toezicht gesteld van de GI met ingang van
[datum] 2023 tot 2 juni 2024.
De behandeling van het verzoek van de raad om de ‘ongeboren baby’ onmiddellijk na de geboorte uit huis te plaatsen, is daarbij aangehouden, omdat de kinderrechter zich onvoldoende voorgelicht achtte om hierop een beslissing te nemen. De kinderrechter heeft de GI daarbij gevraagd om uiterlijk 19 juni 2023 nadere informatie aan de rechtbank te verstrekken.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de raad, om de baby onmiddellijk na de geboorte uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling, afgewezen.
4.2
De raad verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de baby (alsnog) vanaf de geboorte uit huis te plaatsen en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De moeder verzoekt het verzoek van de raad tot uithuisplaatsing van de baby af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De zaak in het kort
5.1
De zaak gaat over het verzoek van de raad om de (ongeboren) baby van de moeder direct na zijn geboorte uit huis te plaatsen. De raad meent dat dat noodzakelijk is voor de veiligheid van de baby. De moeder vindt dat het verzoek van de raad moet worden afgewezen en dat zij de baby zelf, met hulp, kan verzorgen en opvoeden. De GI is het eens met het verzoek van de raad.
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Ingevolge het tweede lid van die bepaling kan de machtiging eveneens worden verleend op verzoek van de raad.
Standpunten
5.3
De raad betoogt dat de kinderrechter het verzoek om de baby vanaf zijn geboorte uit huis te plaatsen ten onrechte heeft afgewezen. Op dit moment is er vanaf de geboorte van de baby geen veilige opvang- of verblijfplek voor de moeder en de baby. Door de zorgen die bestaan over de moeder – ten aanzien van haar verslaving aan harddrugs, haar psychische gesteldheid, vermoedens van het zijn van slachtoffer van mensenhandel en het mogelijke gebrek aan intrinsieke motivatie om mee te werken aan hulpverlening – is het op dit moment niet veilig voor de baby om na de geboorte bij de moeder te verblijven. Het is belangrijk voor de baby dat vanuit rust, veiligheid en duidelijkheid wordt gekeken naar de mogelijkheden van de moeder. Ondanks het feit dat er ook sprake is van positieve ontwikkelingen, blijven er zorgen en risico’s bestaan voor terugval van de moeder in haar verslaving en psychische ontregeling. De moeder heeft nog geen behandeling ondergaan voor haar verslaving en de verzorging van de baby zal veel van de moeder vragen. Het slaapgebrek dat daarbij komt kijken, kan van invloed zijn op de psychische gesteldheid van de moeder. De moeder is gedurende haar zwangerschap tijdens twee verlofmomenten teruggevallen in gebruik van harddrugs. Zij heeft hierdoor onvoldoende laten zien dat zij de juiste keuzes kan maken in het belang van de baby. Na de geboorte van de baby zal eerst moeten worden gewerkt aan een aantal doelen, voordat kan worden geconcludeerd dat de baby in een opvoedsituatie met de moeder geen risico’s en gevaar loopt en de opvoedomgeving toereikend is voor de baby. De insteek van de raad is om de baby na de geboorte in een pleeggezin te plaatsen en meteen hulpverlening in te zetten om samen met de moeder te bezien wat de mogelijkheden zijn voor plaatsing in een moeder-kind opvang. De bestreden beschikking moet daarom worden vernietigd en het verzoek van de raad moet (alsnog) worden toegewezen, aldus de raad.
5.4
De moeder heeft ter zitting betoogd dat het verzoek van de raad moet worden afgewezen. Het is voor haar en de baby het beste als zij na de geboorte van de baby samen zullen verblijven in haar huidige woonplek bij het [X] ( [X] ) aan de [A-straat] in [plaats A] . Dat is een goede plek, waar veel gezinnen verblijven. De moeder heeft ook een goede relatie met haar mentor aldaar. Het [X] is bereid om haar te helpen en te begeleiden. Indien er 24 uur per dag toezicht moet komen, dan is er een kamer beschikbaar voor de persoon die toezicht moet houden. Hoewel zij graag ook wat privacy zou hebben, is de moeder bereid om aan alles mee te werken. De moeder is voorts lange tijd opgenomen geweest in Mentrum. Zij is abstinent en zal dat ook blijven. De moeder wil voor zichzelf en voor de baby aan haar leven werken. Zij heeft al veel hulpverlening gehad en is inmiddels volwassener geworden. De fouten die zij in het verleden heeft gemaakt zal zij niet nogmaals maken, omdat zij inmiddels – en zeker naarmate haar zwangerschap verder is gevorderd – is veranderd. Op dit moment kan ook nog niet worden beoordeeld wat de invloed zal zijn van haar psychiatrische toestand en verslavingsproblematiek na de geboorte van de baby. Het is dan ook te voorbarig om reeds nu een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van de baby na de geboorte; van een zodanige urgentie is geen sprake. Het verzoek van de raad moet dan ook worden afgewezen en de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd, aldus de moeder.
5.5
De GI heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. Sinds de zitting bij de kinderrechter heeft de GI verder gekeken naar mogelijke verblijfplekken voor de moeder en de baby na de geboorte van de baby. Vanwege de hoeveelheid hulp, begeleiding en observatie die nodig wordt geacht voor de moeder, is het niet gelukt om een geschikte partij te vinden die de moeder (en de baby) alle hulp kan bieden die nodig is. Ook gezinskliniek De [Y] in [plaats B] blijkt geen passende plek te zijn, omdat de moeder geen Nederlands spreekt en de behandeling daar in groepsverband plaatsvindt. De GI heeft nogmaals gebeld naar de plekken waar de moeder op de wachtlijst stond, maar ook op die plekken kan de moeder niet samen met de baby worden opgevangen. De combinatie van de psychiatrische problematiek en de verslavingsproblematiek van de moeder is in veel gevallen een contra-indicatie. De GI heeft ook nog geïnformeerd bij Kroek & Partners, maar ook die organisatie kan hoogstwaarschijnlijk niet de noodzakelijke 24-uurs begeleiding bieden, waardoor ook deze partij geen optie is.
Oordeel van het hof
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De moeder is alleenstaand, afkomstig uit Roemenië en verblijft sinds ongeveer een jaar in Nederland. Zij verblijft in een opvanghuis van het [X] . Op 6 januari 2023 is zij met een zorgmachtiging (crisismaatregel) opgenomen in Mentrum, vanwege een manisch psychotische ontregeling. De moeder is al langere tijd bekend met ernstige psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek en is hiervoor in het verleden meerdere keren opgenomen geweest in psychiatrische- en verslavingsklinieken in Roemenië en Oostenrijk. Bij de moeder is op dit moment een bipolaire stoornis (differentiaal diagnostisch: schizofrenie) vastgesteld. De moeder is daarnaast bekend met harddrugs-verslavingsproblematiek (heroïne en cocaïne). De moeder verbleef bij Mentrum aanvankelijk op een gesloten afdeling. In februari 2023 is zij naar een open afdeling gegaan, omdat zij goed omging met de haar geboden vrijheden. Nadien is zij tweemaal op verlof geweest. Die momenten zijn niet goed verlopen, omdat de moeder toen (hard)drugs (onder andere cocaïne) had gebruikt, vermist was, geen contact meer opnam met de hulpverlening en eenmaal met een psychotisch toestandsbeeld is teruggebracht naar Mentrum, alwaar zij moest worden gefixeerd en geïsoleerd. De moeder was toen al zwanger. Vanaf april 2023 heeft de moeder opnieuw op de gesloten afdeling van Mentrum verbleven. De huidige zorgmachtiging loopt tot augustus 2023. Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder laten weten dat de zorgmachtiging waarschijnlijk met zes maanden zal worden verlengd.
5.7
Naar aanleiding van het verzoek van de raad om de baby na de geboorte uit huis te plaatsen en de beschikking van de kinderrechter van [datum] 2023, heeft de GI de kinderrechter bij brief van 20 juni 2023 nader geïnformeerd over – kort samengevat – de plannen en scenario’s van de GI met betrekking tot de moeder en de baby. Daaruit blijkt dat ten tijde van het opstellen van die brief de gezinskliniek De [Y] in [plaats B] een mogelijkheid leek voor opname van de moeder en de baby meteen na de geboorte. De kinderrechter heeft onder andere vanwege die mogelijkheid niet ingestemd met het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de baby na de geboorte, zo blijkt uit de bestreden beschikking. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat plaatsing van de moeder en de baby na de geboorte van de baby bij De [Y] toch niet mogelijk blijkt te zijn. De GI heeft ter zitting verklaard dat, omdat bij de behandeling in De [Y] sprake is van groepstherapie en de moeder geen Nederlands spreekt, zij daaraan niet mee kan doen en zij daar dus niet terecht kan, aldus de GI.
5.8
Het hof is, anders dan de kinderrechter, van oordeel dat uithuisplaatsing van de baby na de geboorte in het belang van de verzorging en opvoeding van de baby noodzakelijk is. Uit al het voorgaande volgt dat bij de moeder sprake is van (ernstige) psychiatrische problematiek met psychotische episodes, waarmee zij al lange tijd bekend is. Daarnaast heeft de moeder (eveneens ernstige) verslavingsproblemen die niet onder controle zijn. De moeder is vanwege haar psychiatrische problematiek begin dit jaar met een zorgmachtiging opgenomen bij Mentrum. Die opname verliep tijdens de gesloten plaatsing goed; de moeder zorgde goed voor zichzelf en voor de ongeboren baby. Tijdens twee verlofmomenten bij verblijf op de open afdeling is de moeder echter teruggevallen in haar verslaving en heeft zij harddrugs gebruikt. De ongeboren baby is gedurende deze momenten blootgesteld aan onveiligheid. Het hof maakt zich hierdoor grote zorgen over hoe het met de moeder zal gaan als zij na de geboorte met de baby naar haar woonunit in het [X] zou gaan. Uit het raadsrapport van 31 mei 2023 volgt ook dat in ieder geval ten tijde van het raadsonderzoek bij Mentrum onvoldoende vertrouwen bestond dat de moeder met vrijheden kan omgaan en dat er grote risico’s zijn als de moeder voor de baby gaat zorgen. Uit de informatie van de GI, zoals weergegeven in het beroepschrift van de raad en ter zitting in hoger beroep, is gebleken dat er op dit moment geen moeder-kind plekken en/of andere overbruggingsmogelijkheden beschikbaar zijn waar de moeder en de baby na de geboorte naar toe zouden kunnen. Bij Mentrum bestaat geen mogelijkheid om de moeder met haar baby te laten verblijven. Zoals hiervoor is weergegeven, is ook een plaatsing van de moeder en de baby in gezinskliniek De [Y] niet mogelijk. De moeder zou derhalve na de geboorte samen met de baby naar het [X] moeten terugkeren. Om de veiligheid van de baby dan te kunnen borgen, zou sprake moeten zijn van 24-uurs toezicht, hetgeen bij het [X] niet beschikbaar is. Gebleken is dat er ook geen andere hulpverleningsinstanties beschikbaar zijn die de moeder en de baby dit kunnen bieden. Gelet op de twee recente terugvallen op de open afdeling van Mentrum en de omstandigheid dat de moeder nog moet afkicken en zij daarvoor nog geen behandeling heeft gehad, is het hof ook van oordeel dat er een groot risico bestaat dat de moeder na terugkomst in het [X] met de baby niet met de vrijheden die ze daar heeft zal kunnen omgaan en zal terugvallen in haar harddrugsgebruik. Hierdoor kan de veiligheid van de baby na zijn geboorte bij de moeder onvoldoende worden gewaarborgd. Voor het hof is daarbij ook van groot belang dat een pasgeboren baby bijzonder kwetsbaar is en volledig afhankelijk van zijn verzorgers. De baby zal mogelijk zelfs extra kwetsbaar zijn vanwege het drugsgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap. De ernstige psychiatrische problematiek van de moeder, die zou kunnen verergeren door drugsgebruik, maar ook door slaapgebrek (onvermijdelijk met een pasgeboren baby), vormt een extra risico waardoor de veiligheid van de baby bij de moeder op dit moment onvoldoende kan worden gewaarborgd.
Het hof zal daarom een machtiging verlenen voor uithuisplaatsing van de baby na zijn geboorte in een (crisis)pleegezin. Het hof zal deze machtiging verlenen voor een kortere duur dan de raad heeft verzocht, namelijk voor de duur van zes maanden. Het hof acht het van groot belang dat de GI zich tot het uiterste zal inspannen om de juiste hulpverlening te vinden en in te zetten voor de moeder, om frequente omgang tussen de moeder en de baby te realiseren en om een passende plek te vinden waar de moeder en de baby, zodra dat mogelijk is, samen veilig zullen kunnen verblijven.
De bestreden beschikking zal worden vernietigd en het verzoek van de raad zal gedeeltelijk worden toegewezen.
5.9
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een (crisis)pleeggezin van de nog ongeboren baby [baby] , met ingang van de datum waarop hij wordt geboren voor de duur van zes maanden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. C.E. Buitendijk en
mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier, en is op 10 juli 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 25 juli 2023 door voornoemde raadsheren en ondertekend door de oudste raadsheer.