Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
- de minderjarige [minderjarige] , hierna te noemen [minderjarige] ;
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats ] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige zoon, hierna te noemen [minderjarige]. De vader, die samen met de moeder van [minderjarige] is gescheiden, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2022 aangevochten, waarin zijn gezag werd beëindigd. De moeder heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vader de omgang met [minderjarige] te ontzeggen.
De vader en [minderjarige] hebben de Finse nationaliteit, terwijl de moeder de Nederlandse nationaliteit heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak een internationaal karakter heeft, maar dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft omdat [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de psychische problematiek van de vader en de impact daarvan op [minderjarige].
Het hof heeft geoordeeld dat het gezag van de vader terecht is beëindigd, omdat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De vader heeft in het verleden onvoorspelbaar en soms agressief gedrag vertoond, wat heeft geleid tot een verstoorde relatie met [minderjarige]. Ondanks de hulpverlening is de situatie niet verbeterd. Het hof heeft de verzoeken van de vader om een deskundigenonderzoek en om het gezag in stand te houden afgewezen. De beslissing van de rechtbank om het gezag van de vader te beëindigen is bekrachtigd, en het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij rust en duidelijkheid krijgt over wie de beslissingen over hem neemt.