ECLI:NL:GHAMS:2023:1763

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
23-003251-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging tijdens uitgaansgeweld in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging, gepleegd op 8 augustus 2022 te Amsterdam, waarbij de aangever meermalen in het gezicht was geslagen en getrapt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de aangever heeft lastiggevallen en vervolgens geweld heeft gepleegd, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor de aangever. De verdachte heeft erkend de aangever in het gezicht te hebben geslagen, en getuigen hebben bevestigd dat de verdachte en de medeverdachte de aangever op de grond hebben geslagen en getrapt. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft daarbij overwogen dat het geweld niet alleen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangever vormt, maar ook bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, vooral in het uitgaansleven. De opgelegde straf is in overeenstemming met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003251-22
datum uitspraak: 18 juli 2023
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-201595-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op het [adres 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen
- in/tegen het gezicht/hoofd te slaan, althans tegen het lichaam en/of
- met geschoeide voet in/tegen het gezicht/hoofd te trappen/schoppen, althans tegen het lichaam,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen hoofdhuid en/of meerdere onderhuidse bloeduitstortingen in het gezicht/op het hoofd en/of een opgezwollen oog en/of een snee in het gezicht, voor slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen
- in/tegen het gezicht/hoofd te slaan, althans tegen het lichaam en/of
- met geschoeide voet in/tegen het gezicht/hoofd te trappen/schoppen, althans tegen het lichaam
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
De aangever heeft bij de politie verklaard dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) hem lastig vielen en meermalen geen gehoor gaven aan zijn verzoek om van hem weg te gaan. Zij stonden op dat moment allen aan de voorzijde van de uitgaansgelegenheid “ [club] ” in [adres 2] . Hierop heeft de aangever de verdachte een duw gegeven, waarop hij meermalen met de vuist in het gezicht is geslagen. Daarna is hij ook tegen zijn hoofd geschopt. De verdachte heeft erkend dat hij de aangever in zijn gezicht heeft geslagen. Uit de beschrijving van de beelden door de politie volgt dat de verdachte en de medeverdachte vervolgens op de aangever beginnen in te slaan en dat de aangever op de grond terecht komt. Het voorgaande wordt bevestigd door de verklaring van de getuige [getuige] (hierna: de getuige). Ook heeft de getuige gezien dat de verdachte en de medeverdachte op de aangever intrapten toen hij op de grond lag. De aangever heeft als gevolg van het geweld letsel in zijn gezicht opgelopen.
Het hof gaat er op basis van de gebezigde bewijsmiddelen vanuit dat zowel de verdachte als de medeverdachte de aangever op 8 augustus 2022 op het [adres 3] in Amsterdam hebben geslagen en getrapt. Beiden hebben een wezenlijke bijdrage geleverd aan het jegens de aangever gepleegde geweld en er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Daarmee acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 8 augustus 2022 te Amsterdam, openlijk, te weten op het [adres 3] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer] meermalen
- in het gezicht te slaan, en
- met geschoeide voet in het gezicht schoppen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen hoofdhuid, een opgezwollen oog en een snee in het gezicht voor het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 63 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de politierechter een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en bijzondere voorwaarden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader gedurende het Amsterdamse uitgaansleven schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Er ontstond een vechtpartij waarbij de verdachte de aangever meermalen met de vuist in het gezicht heeft geslagen en hem heeft getrapt terwijl hij op de grond lag. Daarvan heeft de aangever pijn en letsel ondervonden. Een feit als het onderhavige maakt niet alleen ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangever, maar draagt ook bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder nu het feit in het uitgaansleven heeft plaatsgevonden zodat ook anderen daarvan getuige waren. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen van uitgaansgeweld plegen te worden opgelegd. Daarbij gaat het niet zelden om onvoorwaardelijke gevangenisstraffen of (forse) taakstraffen. Op grond van de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte acht het hof de door de politierechter opgelegde straffen in beginsel passend.
Het hof zal echter afzien van het opleggen van een taakstraf. De reden hiertoe is gelegen in het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), in combinatie met de (zij het niet onherroepelijke) veroordeling van de verdachte op 6 december 2022 van dit hof (parketnummer 23-000618-20) tot (onder meer) een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden. Het hof acht het niet opportuun dat de verdachte uiteindelijk na ommekomst van deze langdurige gevangenisstraf nog een forse werkstraf zou dienen te verrichten als straf voor het onderhavige feit. Passender is in dit geval om aansluitend nog een korte gevangenisstraf te ondergaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.R.O. Mooy, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juli 2023.
=========================================================================
[…]