ECLI:NL:GHAMS:2023:176

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.317.288/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex art. 351 Rv; ontruiming woning; belangenafweging; gezondheidsproblemen; onomkeerbare gevolgen; afwijzing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Het vonnis betrof de ontbinding van de huurovereenkomst tussen [appellant] en Stichting Telgen, waarbij [appellant] werd veroordeeld om de woning te ontruimen. [appellant] heeft in hoger beroep een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis ingesteld, met het argument dat de gevolgen van de ontruiming voor hem, gezien zijn gezondheidsproblemen, onomkeerbaar zouden zijn.

Het hof heeft de belangen van [appellant] en Stichting Telgen tegen elkaar afgewogen. Het hof oordeelde dat Stichting Telgen een zwaarwegend belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat de overlast die [appellant] veroorzaakt voor omwonenden onhoudbaar is. Aan de andere kant heeft [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn belang bij behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van Stichting Telgen bij de uitvoering van het vonnis. Het hof heeft geconcludeerd dat de incidentele vordering van [appellant] tot schorsing van de tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, en de zaak is verwezen naar de rol voor memorie van grieven door [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.317.288/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 9662280 \ CV EXPL 22-689
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 januari 2023
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. A.T. Leigh te Haarlem,
tegen
STICHTING TELGEN,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.W.R. Hoogstraten te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Stichting Telgen genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 4 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2022, onder bovenstaand zaak-/rolnummer gewezen tussen Stichting Telgen als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Bij de dagvaarding in hoger beroep heeft [appellant] tevens een incidentele vordering tot schorsing ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingesteld. [appellant] heeft in het incident gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal schorsen, voor zover het de beslissingen in het dictum onder 7.1 en 7.2 betreft, totdat het hof eindarrest heeft gewezen in de hoofdzaak, althans een zodanige voorziening te treffen als het hof juist zal achten, met veroordeling van Stichting Telgen in de kosten van dit incident.
De zaak is aangebracht op de rol van 18 oktober 2022. Op deze datum heeft [appellant] overeenkomstig voormeld exploot geconcludeerd.
Stichting Telgen heeft daarop bij conclusie geantwoord en geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
[appellant] heeft bij fourneren voor arrest in incident als productie H een productie overgelegd die hij niet eerder in het geding heeft gebracht. Dit is te laat. Deze productie wordt daarom buiten beschouwing gelaten.

2.Beoordeling

2.1.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter – kort gezegd en voor zover in het incident van belang – op vordering van Stichting Telgen de tussen partijen geldende huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het [adres] in [plaats] ontbonden (7.1) en [appellant] veroordeeld om de woning binnen dertig dagen na de betekening van het vonnis te ontruimen (7.2). Daartoe heeft de kantonrechter, samengevat, overwogen dat de in de overgelegde klachten omschreven gedragingen van [appellant] als ernstige en structurele overlast kunnen worden aangemerkt, dat die gedragingen dermate ernstig zijn dat deze tekortkoming van [appellant] de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt en dat de belangen van omwonenden bij een rustig en ongestoord huurgenot, waarvan zij al lang verstoken zijn gebleven, in dit geval prevaleren boven het belang van [appellant] bij voortzetting van de huur. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad is niet gemotiveerd.
2.2.
Ter onderbouwing van zijn incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging heeft [appellant] , kort gezegd, aangevoerd dat zijn belang bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang van Stichting Telgen bij executie van het vonnis, omdat de gevolgen daarvan voor hem, gelet op zijn gezondheidsproblemen, enorm en onomkeerbaar zullen zijn.
2.3.
Stichting Telgen heeft verweer gevoerd op gronden waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
2.4.
Bij de beoordeling van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, waarin over de uitvoerbaarheid bij voorraad ongemotiveerd is beslist, stelt het hof het volgende voorop (vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
2.5.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er omstandigheden zijn die meebrengen dat zijn belang bij behoud van de bestaande situatie zolang niet op het hoger beroep is beslist zwaarder weegt dan het belang van Stichting Telgen bij de directe tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Het hof overweegt daartoe als volgt.
2.6.
Stichting Telgen heeft een zwaarwegend belang bij tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Als verhuurder heeft zij de verplichting om ervoor te zorgen dat omwonenden geen overlast ervaren van haar huurders. Op basis van het bestreden vonnis moet worden aangenomen dat [appellant] ernstige en structurele overlast veroorzaakt, waardoor omwonenden al lang verstoken zijn van een rustig en ongestoord huurgenot.
2.7.
Daar staat tegenover het eveneens zwaarwegend belang van [appellant] bij behoud van de woning totdat in de hoofdzaak is beslist. De omstandigheid dat de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis ingrijpende gevolgen kan hebben die later moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat in beginsel echter niet in de weg aan die tenuitvoerlegging. Dat geldt ook in dit geval waarin tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis voor [appellant] het ingrijpende en mogelijk onomkeerbare gevolg heeft dat hij de woning waarin hij reeds lang woont moet verlaten. [appellant] heeft aangevoerd dat het gelet op zijn psychische problematiek en de diverse fysieke klachten, waaronder hartproblemen, waarmee hij kampt onwenselijk is dat hij – een oudere man – op straat zal komen te staan. Wat betreft de door [appellant] gestelde psychische problematiek heeft de kantonrechter (in rov. 6.10) reeds overwogen dat er geen concrete omstandigheden zijn waarmee bij de beslissing met betrekking tot de ontbindingsvordering rekening kan worden gehouden en dat, indien zou komen vast te staan dat zijn overlast gevende gedrag wel is terug te voeren op een ziektebeeld, sprake is van een maatschappelijk probleem dat via de hulpverlening moet worden opgelost en waarvan de gevolgen niet kunnen worden afgewenteld op de omwonenden die van een onhoudbare situatie spreken. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij desondanks een het belang van de omwonenden overstijgend belang, gelegen in zijn (psychische) gezondheid, heeft om de bestaande toestand te handhaven in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
2.8.
[appellant] stelt voorts dat zijn familieleden en vrienden geen woonruimte voor hem hebben. Daarmee is echter onvoldoende onderbouwd dat [appellant] op geen enkele manier een passend onderdak zou kunnen verkrijgen. Verder heeft de kantonrechter (in rov. 6.12) de ontruimingstermijn op dertig dagen gesteld teneinde (hulpverleners van) [appellant] gelegenheid te geven voor opvang en/of huisvesting zorg te dragen.
2.9.
Op grond van een en ander oordeelt het hof dat het belang van [appellant] bij behoud van de bestaande toestand hangende het hoger beroep niet opweegt tegen het belang bij Stichting Telgen om het bestreden vonnis hangende het hoger beroep ten uitvoer te leggen. De incidentele vordering van [appellant] tot schorsing van de tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
2.10.
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.11.
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen naar de rol voor memorie van grieven door [appellant] .

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 14 maart 2023 voor memorie van grieven door [appellant] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, L.A.J. Dun en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.