ECLI:NL:GHAMS:2023:1759

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
22/00400
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen aanslag precariobelasting 2020 opgelegd aan belanghebbende voor woonboot verhuurd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de aanslag precariobelasting 2020, opgelegd aan de belanghebbende, die een woonboot bezit. De heffingsambtenaar van de gemeente [Z] had op 30 april 2020 een aanslag opgelegd van € 737, welke na bezwaar door de heffingsambtenaar werd gehandhaafd. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, dat op 8 juni 2022 bij het Hof is ingekomen. Tijdens de zitting op 12 april 2023 werd bevestigd dat de woonboot niet door de belanghebbende werd bewoond, maar permanent werd verhuurd. Het Hof oordeelde dat de aanslag ten onrechte was opgelegd, aangezien de belastingplicht niet van toepassing was op verhuurde woonboten. Het Hof vernietigde de aanslag en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 4.062,50. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 22/00400
20 juni 2023
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] ,wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. B.J. de Laaf)
tegen de uitspraak van 26 april 2022 in de zaak met kenmerk AMS 20/6120 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 april 2020 aan belanghebbende voor het jaar 2020 met nummer 45784661 , een aanslag opgelegd in de precariobelasting van € 737.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
1.2.
De rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep met dagtekening 6 juni 2022 is bij het Hof ingekomen op 8 juni 2022 aangevuld bij brief van 10 juli 2022. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 3 april 2023 zijn nadere stukken ontvangen van de zijde van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is gezonden. Het onderzoek ter zitting is geschorst en het Hof heeft schriftelijke inlichtingen ingewonnen bij de heffingsambtenaar.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 18 april 2023 schriftelijke inlichtingen verstrekt.
1.6.
Belanghebbende heeft bij brief van 18 mei 2023 gereageerd op de inlichtingen ingewonnen bij de heffingsambtenaar. In die brief geeft belanghebbende te kennen geen behoefte te hebben aan een nadere zitting. De heffingsambtenaar is daarop medegedeeld dat een nadere zitting achterwege blijft tenzij hij daarom verzoekt. Hij heeft een dergelijk verzoek niet gedaan waarop het Hof het onderzoek heeft gesloten.

2.Feiten

2.1.
De omstreden aanslag is belanghebbende opgelegd ter zake van de hem in eigendom toebehorende woonboot gelegen [plaats] te [Z] .
2.2.
De woonboot wordt in het onderhavige jaar 2020 niet door belanghebbende bewoond. De woonboot wordt permanent verhuurd.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft de aanslag gebaseerd op de Verordening precariobelasting [Z] 2020 (Gemeenteblad 2 december 2019, nr. 290313 , hierna: de Verordening 2020).

3.Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil de juistheid van de aan belanghebbende met aanslagnummer 45784661 opgelegde aanslag precariobelasting 2020.

4.Het oordeel van het Hof

4.1.
Art. 2 en art. 3 van de Verordening 2020 luiden als volgt:
“Artikel 2 Aard van de heffing
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben
van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze Verordening en de bij deze Verordening behorende en daarvan deel uitmakende Tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
De belasting wordt geheven ten behoeve van wie, dan wel van degene van wie, één of meer
voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond afkomstig zijn of aanwezig zijn.”
Tot de voorwerpen genoemd in de Verordening 2020 cq. tarieventabel behoren woonboten.
4.2.
Nu de woonboot niet door belanghebbende wordt bewoond maar wordt verhuurd is de aanslag – zoals de heffingsambtenaar ter zitting van het Hof heeft bevestigd – ten onrechte opgelegd aan belanghebbende.
4.3.
De aanslag dient reeds hierom te worden vernietigd. Al hetgeen van de zijde van belanghebbende overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking.
Slotsom
4.4.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is.

5.Kosten

Belanghebbende heeft recht op een vergoeding van de kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht. In dit geval gaat het om de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Hof stelt deze kosten met toepassing van het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief vast op ((1 punt bezwaarschrift x wegingsfactor 1 x € 296) + ((1 punt beroepschrift + 1 punt verschijnen ter zitting van de rechtbank + 1 punt hoger beroepschrift + 1 punt verschijnen ter zitting van het Hof + 0,5 punt schriftelijke reactie op inlichtingen) x wegingsfactor 1 x € 837) = ) € 4.062,50.

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze ziet op de aanslag met nummer 45784661 ;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 4.062,50;
  • draagt de heffingsambtenaar op aan belanghebbende het voor het behandelen van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van (€ 48 + € 136 = ) € 184 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, N. Djebali, en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van S.M.P. Harinandansingh als griffier. De beslissing is op 20 juni 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: