In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het de vaststelling van de erfpachtcanon na een deskundigenbericht. De appellante, BEHEER B.V., heeft in hoger beroep de Staat der Nederlanden aangeklaagd over de hoogte van de canon. Het hof heeft eerder, op 24 mei 2022, een tussenarrest gewezen waarin werd bepaald dat deskundigen een toelichting moesten geven op hun rapport. Deze zitting vond plaats op 13 februari 2023, waar de deskundigen hun bevindingen toelichtten en vragen van het hof en partijen beantwoordden.
In het deskundigenbericht van 24 mei 2019 werd een canon van € 6.882,05 per jaar per 1 april 2010 voorgesteld, gebaseerd op een marktwaarde van de grond van € 185.500 en een canonpercentage van 3,71%. Het hof heeft de bezwaren van de appellante tegen het berekende canonpercentage en de geadviseerde grondwaarde verworpen. Het hof heeft echter ook vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de toepassing van depreciatie van de grondwaarde, aangezien de referentieobjecten niet de basis vormden voor de gevonden grondwaarde.
Na beoordeling van de deskundigenverklaringen en de omstandigheden van de zaak, heeft het hof besloten dat een depreciatiepercentage van 40% op zijn plaats is. Dit percentage is vastgesteld in aansluiting bij eerdere rapporten en uitspraken. Het hof heeft de canon per 1 april 2010 vastgesteld op € 4.129,23 per jaar, en de appellante veroordeeld tot betaling van de achterstallige canon over de periode van 1 april 2010 tot en met 31 maart 2014, vermeerderd met contractuele rente. Het hof heeft de proceskosten in conventie gecompenseerd en de Staat veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.