ECLI:NL:GHAMS:2023:1739
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verschuldigdheid parkbijdrage voor percelen op een bungalowpark; bewijslevering en mondelinge afspraken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verschuldigdheid van een parkbijdrage voor percelen op een bungalowpark. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Pietersz, betwistte de verplichting om parkbijdrage te betalen voor perceel [perceelnummer 1] na de samenvoeging met perceel [perceelnummer 2]. De appellant stelde dat er mondelinge afspraken waren gemaakt met de directeur van de geïntimeerde, [naam 1], waarin was afgesproken dat geen parkbijdrage verschuldigd zou zijn. Het hof heeft in een eerder tussenarrest de appellant toegelaten tot bewijslevering, waarna getuigenverhoren hebben plaatsgevonden.
De getuigenverklaringen van zowel de appellant als de directeur van de geïntimeerde stonden lijnrecht tegenover elkaar. De appellant verklaarde dat er tijdens een gesprek in de zomervakantie van 2014 een mondelinge afspraak was gemaakt over de vrijstelling van de parkbijdrage, terwijl [naam 1] ontkende dat er ooit over een parkbijdrage was gesproken. Het hof concludeerde dat de appellant niet in zijn bewijslevering was geslaagd, omdat de verklaringen niet voldoende steun boden voor de stelling dat er een mondelinge afspraak was gemaakt. Bovendien was er geen schriftelijke bevestiging van de afspraak en had de appellant geen actie ondernomen na ontvangst van de eerste factuur voor de parkbijdrage.
Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd, de vorderingen van de appellant afgewezen en de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.