In deze zaak vorderen de geïntimeerden dat de appellant wordt veroordeeld tot schadevergoeding vanwege de ondeugdelijke installatie van een warmtepomp in hun woning. De appellant, die een eenmanszaak drijft en zich bezighoudt met de installatie van verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur, betwist de aansprakelijkheid en stelt niet verantwoordelijk te zijn voor de installatie. Het hof oordeelt echter dat de appellant wel degelijk verantwoordelijk is voor de ondeugdelijke installatie en dat hij de schade aan de geïntimeerden moet vergoeden. De procedure in hoger beroep volgt na een eerder tussenarrest van 22 februari 2022, waarin een incidentele vordering van de appellant werd afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De geïntimeerden hebben hun vorderingen onderbouwd met bewijsstukken, waaronder WhatsApp-berichten en e-mails, waaruit blijkt dat de appellant de verantwoordelijkheid droeg voor de installatie. Het hof concludeert dat de geïntimeerden voldoende hebben aangetoond dat er een overeenkomst was waarbij de appellant de installatie van de warmtepomp op zich nam. De appellant heeft onvoldoende weerwoord gegeven op de stellingen van de geïntimeerden. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter, waarbij de vorderingen van de geïntimeerden zijn toegewezen, en veroordeelt de appellant in de proceskosten van het geding in hoger beroep.