ECLI:NL:GHAMS:2023:1722

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
200.315.389/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd

In deze zaak gaat het om een werknemer die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had bij de Stichting Hogeschool van Amsterdam (HvA) met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is niet verlengd na de afgesproken periode van twee jaar, waarop de werknemer in hoger beroep ging. De werknemer, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.P.W. van Bohemen, vorderde dat het hof zou verklaren dat de arbeidsovereenkomst omgezet moest worden naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd, of dat het dienstverband na de einddatum van de overeenkomst nog voortduurde. Subsidiair werd een billijke vergoeding van € 52.119,00 gevorderd.

Het hof oordeelde dat er geen grond was om het D-3 contract om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het hof stelde vast dat de werkgever, HvA, de werknemer tijdig had geïnformeerd over het niet omzetten van de overeenkomst en dat er geen sprake was van een opzegging. De werknemer had niet gerechtvaardigd kunnen vertrouwen op een voortzetting van het dienstverband. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter en wees de vorderingen van de werknemer af, inclusief de verzoeken om een billijke vergoeding. De kosten van het geding in hoger beroep werden aan de werknemer opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.315.389/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : EA VERZ 22-155
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 juli 2023
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.P.W. van Bohemen te Alphen aan den Rijn,
tegen
STICHTING HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.W. Haverkort te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en HvA genoemd.
[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 31 augustus 2022, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 31 mei 2022 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, primair, dat het hof voor recht verklaart dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen er een is voor onbepaalde tijd, althans dat het dienstverband ook na 5 januari 2022 nog voortduurt. Subsidiair verzoekt [appellant] het hof de aanzegging, die dient te worden aangemerkt als een opzeggingshandeling door HvA, alsnog te vernietigen. Zowel primair als subsidiair verzoekt [appellant] HvA te veroordelen tot betaling van het salaris van € 4.021,48 per maand vanaf 5 januari 2022 tot de datum waarop het dienstverband alsnog rechtsgeldig zal eindigen, te vermeerderen met de bijbehorende emolumenten en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede tot betaling aan [appellant] van de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de algehele voldoening. Meer subsidiair verzoekt [appellant] HvA te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding van € 52.119,00 bruto, zijnde 12 bruto maandsalarissen, alles met veroordeling van HvA in de kosten van beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Op 11 april 2023 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van HvA ingeko-men, inhoudende het verzoek om het beroep van [appellant] ongegrond te verklaren, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen en, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] te veroordelen in de kosten van, naar het hof begrijpt, de procedure in hoger beroep en in de nakosten.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Bij die gelegenheid hebben namens [appellant] mr. Van Bohemen voornoemd, en namens HvA mr. Haverkort voornoemd, het woord gevoerd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is uitspraak bepaald.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1.1. tot en met 1.8. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feitenvaststelling niet is betwist, dienen deze feiten ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant] , geboren op [geboortedatum] , is krachtens arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd voor de duur van twee jaar, met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (een zogenaamd D-3 contract) op 6 januari 2020 in dienst getreden bij HvA als docent / onderzoeker 2.
2.2
Op de arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst Hoger Beroeps
Onderwijs 2021-2022 van toepassing (hierna: de cao).
2.3
Artikel A-1 respectievelijk artikel D-3 van de cao luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel A-1 Begripsbepalingen
In deze cao wordt verstaan onder: (…)
PMR: Het deel van een medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen; als gevolg van de invoering van het keuzestelsel voor de medezeggenschap in de WHW per 1 september 2010 moet overal waar ‘PMR’ staat in voorkomende gevallen OR gelezen worden;
Artikel D-3: Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd
1. De werknemer kan in dienst treden voor bepaalde tijd met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2. De duur van de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is maximaal gelijk aan de duur van het inwerkprogramma van de werknemer. De werkgever formuleert in overleg met de PMR beleid voor het inwerken van nieuw in dienst tredende werknemers. Het beleid bevat waarborgen om ervoor te zorgen dat nieuwe werknemers in een periode van maximaal drie jaar adequaat worden ingewerkt.
3. De werknemer, zoals genoemd in lid 1 van dit artikel, wordt na afloop van de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan, voor onbepaalde tijd aangesteld, tenzij uit de laatste beoordeling, zoals bedoeld in hoofdstuk N, blijkt dat de werknemer onvoldoende functioneert of zwaarwegende bedrijfsmatige belangen, hetzij op hogeschoolniveau dan wel op het niveau van de opleiding, door de werkgever aan te tonen, zich tegen de omzetting verzetten. Tenminste vier maanden voor de afloop van de duur van de tijdelijke arbeidsovereenkomst geeft de werkgever aan of de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet voor onbepaalde tijd. Indien als gevolg van ziekte van de werknemer de beoordeling niet heeft kunnen plaatsvinden, wordt de oorspronkelijk bepaalde tijd van de arbeidsovereenkomst in overleg tussen werkgever en werknemer verlengd met een periode van maximaal een half jaar om de werkgever de gelegenheid te geven alsnog het functioneren van de werknemer te kunnen beoordelen.”
2.4
Op 25 juni 2020 heeft een jaargesprek plaatsgevonden over de periode 6 januari 2020 tot 1 juli 2020 waarin aan [appellant] is verteld dat hij afstevende op een onvoldoende beoordeling. In het formulier jaargesprek is onder meer het volgende vermeld:
“Na bijna 6 maanden in dienst is een wisselend beeld ontstaan van je functioneren. Je wordt gewaardeerd door collega’s om je betrokkenheid bij studenten en je wens om het goed te doen. (…)Veel minder goed gaat het blijkens berichten van collega’s aan mij met je nauwkeurigheid: herhaaldelijk vergissen in afspraken met studenten en collega’s, verkeerde lessen aan verkeerde klassen geven, op verkeerde versies van ingeleverd werk feedback geven en dan geen tijd meer hebben voor feedback op het goed document. Je weet ook de weg nog onvoldoende in systemen als Brightspace, Onstage, SIS. (…) Jouw ‘sociale antennes’ lijken niet optimaal afgestemd, terwijl je juist behoefte zegt te hebben aan eerlijke feedback. Ook heb je niet altijd door welk moment geschikt is om met collega’s in gesprek te gaan over jouw ideeën en suggesties. En sommige collega’s ergeren zich aan de ‘finale’ toon waarop je hen dan van repliek dient. Eén klas vond jouw lessen onoverzichtelijk en wat chaotisch, reageerde nogal chagrijnig op jou en je leek niet goed in staat de band te herstellen. Wat hierbij niet hielp was de afstand die door de antivirusmaatregelen ontstond, waardoor mijn en onze begeleiding minder accuraat was dan anders: ‘even langslopen en bijpraten’ was niet meer mogelijk, lesbezoek weinig zinvol. (…) Duidelijk is dat je van goede wil bent en graag goed samenwerkt, maar op dit moment slaag je daar nog te weinig in: er is sprake van een herkenbaar gedragspatroon dat goed functioneren in de weg staat. Zonder wijziging in je houding en gedrag steven je af op een onvoldoende beoordeling in december van dit jaar. Om dat te voorkomen, en dat willen we graag, ga je bij jezelf te rade, maak je gebruik van een coach en maken we afspraken over intensievere begeleiding in het eerste semester volgend schooljaar. Als resultaat verwachten we dan merkbaar minder opmerkingen en klachten over het bovenstaande. En ook voor jouzelf beduidend meer plezier in je werk.”
2.5
Op 3 februari 2021 heeft [appellant] een onvoldoende beoordeling gekregen, omdat hij, aldus de beoordeling, op meerdere vlakken niet functioneert op het niveau dat van een docent 2 wordt verwacht. Naar aanleiding hiervan is op 19 februari 2021 een verbetertraject gestart. In het formulier beoordeling van 3 februari 2021 heeft [naam 1] , teamcoördinator, (hierna: [naam 1] ) na afstemming met [naam 2] , onder meer het volgende vermeld:
“Ondanks dat ik verbeteringen zie in je houding en zie dat je graag wilt veranderen, functioneer je op dit moment nog niet op het niveau dat we verwachten van een docent. Waar je in het begin een beetje mateloos was met het opbrengen van ideeën en asociaties heb je dat wat getemperd. Ik weet van je dat je daar in aanpast, maar ook dat je dat niet leuk vindt. Jij zou dat het liefst vaker doen, maar binnen een grote opleiding zoals deze zijn dingen strak georganiseerd en ingeregeld. Dat is niet voor niets, en over alles is ook al tien keer nagedacht. Jij wilt graag dingen radicaal anders doen en hoewel ik omdenken in het algemeen appricieer, is haalbaarheid en schaalbaarheid binnen deze organisatie van groter belang. Jouw ideeën zijn dat vaak niet.
Je geeft aan dat je het moeilijk vindt om om te gaan met de overvloed van mails en informatie, wat mij opvalt is dat je als een onderwerp je interesseert je moeiteloos je weg weet te vinden, DSS kent een cursus over online lesgeven (…),
maar dat informatie voor docenten over deadlines inzet en roostering en inzet, inschrijving BDB vaak aan je voorbij gaan. Omdat je aangaf moeite te hebben met het lezen van een beeldscherm, heb je een grotere laptop ontvangen, een beeldschermbril en een extra scherm. Ook ben je op aanraden van je leidinggevende destijds (…), een coachingstraject gestart bij de HvA-Academie.
Toelichting op beoordeling
Tijdens het eerste lesbezoek was er niet eens sprake van een les, zo slecht ging het. Studenten wisten niet wat het onderwerp van de les was, wat ze moesten doen. Je instructie is niet duidelijk, studenten begrijpen niet wat de opdracht is. Je geeft niet aan hoe ze moeten samenwerken, wat ze moeten opleveren en hoeveel tijd ze hebben. Ik heb je feedback gegeven om de lessen te verbeteren en meer controle over de les en de klas te houden;(…)
In overleg hebben we besloten dat je niet alleen de BKE gaat halen, maar de hele BDB cursus gaat doen. Enerzijds omdat jij aangeeft dat je het niet ziet zitten om de BKE zelfstandig te doen omdat je baat hebt bij een klasje, anderzijds omdat het bij jou ook ontbreekt aan de basale didactische bekwaamheden die je nodig hebt om les te kunnen geven.
Individuele begeleiding van studenten gaat je beter af dan het geven van lessen, je hebt aandacht voor ze en bent betrokken. Maar je weet nog niet altijd hoe ze te verwijzen binnen de opleiding, dat is informatie die echt voorhanden is, als je er maar naar op zoek gaat. Bij begeleiding van studenten hoort ook het maken van individuele afspraken van studenten, voor begeleidingsgesprekken, stagebezoeken en tussenassessment. Dat verloopt moeizaam, en met erg veel weerstand. We zijn een grote opleiding en werken met strakke deadlines voor het doorgeven van beoordelingen. Daarbij komt af en toe piekbelasting voor, en moet je soms langer door om het toch af te krijgen, dat kun je altijd op andere rustigere tijden compenseren en hoort er nu eenmaal bij. Je kunt dan niet zeggen tegen een collega dat je correctietijd op is, zo werken wij niet samen.
Je vraagt veelvuldig om hulp, bij mij en bij anderen, en de hulpvraag komt vaak met het uiten van onvrede over de systemen en over jouw administratieve taken als docent. Dit zijn taken die wel bij de functie horen. En natuurlijk kunnen mensen je daar bij helpen. Je geeft echter aan dat je structurele administratieve ondersteuning wilt. Dat kunnen we je niet bieden, binnen deze organisatie zijn dat ook taken van een docent. Je bent na een jaar nog niet thuis in de systemen van de HvA, dat ligt niet aan de systemen, want alle startende collega’s die later zijn begonnen, hebben hier minder of geen moeite meer mee. Ik heb je aangemeld voor het meedenkclubje MS teams en jij hebt jezelf aangemeld voor het blended learning netwerk. Dat is goed, maar laat dat niet ten koste gaan van je primaire taken: onderwijs verzorgen en studenten begeleiden en de daarbijkomende administratieve taken zoals beoordelingen en feedback geven in de daarvoor bestemde systemen, binnen de deadline. Deadlines zelf in de gaten houden. Bij deze kernwaarden kan jij zeker aansluiten, alleen de manier waarop jij ze nu inzet dragen nog niet bij aan verbetering van de opleiding.”
2.6
Ter bevestiging van de verbeterpunten naar aanleiding van de onvoldoende beoordeling heeft [naam 1] het volgende aan [appellant] geschreven:
“Op grond van het beoordelingsgesprek van 3 februari bevestigen we hierbij de punten waarop jouw functioneren moet verbeteren. Dit verbetertraject gaat in op 19 februari 2020 met een termijn van 6 maanden. Begin mei vindt er een tussenevaluatie plaats. Daarnaast is dit verbetertraject elke vier weken onderwerp van gesprek. Het gezamenlijke doel van dit traject is een verbetering in jouw functioneren als docent 2 te bewerkstelligen.
Omdat jouw functioneren niet aansluit op de gestelde eisen en een verandering in je werkwijze noodzakelijk is om je functie goed uit te kunnen oefenen, willen we de komende 6 maanden substantiële verbetering zien op onderstaande 5 punten: (…)Uiteraard gaan we je bij deze verbeteringen optimaal ondersteunen.
1. Je kunt de vrij te besteden uren binnen je taaklast besteden aan het leren van de noodzakelijke systemen. We hebben je -tegen gebruik in- in je tweede jaar ook nog uren in je taaklast opgenomen die we docenten nieuw in dienst geven en je in de meeste blokken niet helemaal volgeroosterd.
2. Je gaat aan de slag met het verkrijgen van orde en structuur jouw eigen werk. Je kunt hulp vragen aan collega’s om je op weg te helpen, zij kunnen jouw werkzaamheden echter niet overnemen.
3. Als leidinggevende zal ik feedback geven op jouw lessen op basis van lesbezoek en lesopnames aan je geven.
4. Je volgt de BDB-cursus en behaalt nogmaals je didactische aantekening en daarmee meteen je BKE. Je geeft aan dat je baat hebt bij het leren in een klasje.
5. Je wordt dit schooljaar niet ingedeeld op coördinerende taken en zoveel mogelijk als tweede assessor (dat vermindert organisatie- en administratiedruk)
6. Je hebt een groter formaat laptop en groot beeldscherm en beeldschermbril tot je beschikking zodat je geen/minder last hebt van je verminderde gezichtsvermogen.
7. Je bespreekt met je coach hoe je het sociaal verkeer met je collega’s zo goed mogelijk kan vormgeven.
De vijf verbeterpunten zullen eens in de 4 weken onderwerp van gesprek zijn. (…) Hierbij zullen we de voortgang van de vijf verbeterpunten doornemen en bespreken wat jij nodig hebt en wat je er zelf aan kunt doen, zodat we gezamenlijk tot de gewenste verbetering komen.Indien bij de eindevaluatie blijkt dat, naar ons oordeel, de gewenste verbetering niet zichtbaar is, achten wij een verdere voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet meer mogelijk.
2.7
Op 22 april 2021 is een verslag gemaakt van de evaluatie van het verbeterplan. Daarbij zijn de vijf verbeterpunten besproken.
2.8
Vanaf begin mei tot 7 juni 2021 was [appellant] ziek vanwege corona gerelateerde klachten.
2.9
Op 4 juni 2021 is een verslag gemaakt van de evaluatie van het verbetertraject waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“[appellant] is vanaf begin mei ziekgemeld. De werkzaamheden, lessen en nakijkwerk zijn overgenomen door collega’s. Vanaf 7 juni meldt [appellant] zich weer 100% beter. Mede door overgenomen werkzaamheden is het een rustigere periode. [appellant] is ook niet volledig ingeroosterd. [naam 1] vraagt [appellant] om tijdig aan te geven als de werklast toch te groot wordt in combinatie met herstel.
Punten uit verbeterplan
(…)
[naam 1] vraagt of [appellant] nog iets kwijt wil over het communiceren met collega’s. [appellant] noemt de BDB-trainer en vraagt of [naam 1] daar zou willen navragen over zijn communicatie met collega’s. [naam 1] legt uit waarom zij het in dit kader niet zinvol vindt. [appellant] geeft aan dat hij nu 12 jaar in het onderwijs en niet meer wil dansen naar de pijpen van het profiel. Hij heeft meer in zijn mars dan dat. [naam 1] geeft aan dat het goed functioneren als docent en binnen de organisatie basis zal zijn van een eventuele contractverlenging en dat het op dit moment nog niet goed genoeg gaat om het contract te verlengen.”
2.1
HvA is tot de conclusie gekomen dat het functioneren van [appellant] ondanks het verbetertraject niet is verbeterd.
2.11
Bij brief van 31 augustus 2021, met als onderwerp ‘aanzegging einde arbeidsovereenkomst’, heeft HvA aan [appellant] bericht dat de arbeidsovereenkomst eindigt met ingang van 6 januari 2022.
In deze brief staat verder nog:
“Uiterlijk 4 maanden vóór de einddatum van de tijdelijke arbeidsovereenkomst, is de HvA verplicht u te informeren over de vraag of uw arbeidsovereenkomst wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De omzetting is afhankelijk van uw functioneren.
Hierbij geef ik aan dat HvA uw arbeidsovereenkomst niet omzet naar een arbeidsovereen-komst voor onbepaalde tijd.
De reden dat uw arbeidsovereenkomst niet wordt omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is omdat uw functioneren als docent/onderzoeker 2 onvoldoende is en niet passend is bij het niveau van een docent/onderzoeker 2.”
2.12
Bij brief van 10 december 2021 heeft de gemachtigde van [appellant] aan HvA bericht dat, kort gezegd, artikel D-3 van de cao niet correct is nageleefd en de arbeidsovereenkomst daarom niet van rechtswege eindigt.

3.Beoordeling

3.1
[appellant] heeft de kantonrechter, samengevat, verzocht te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor onbepaalde tijd is en de opzegging door HvA te vernietigen. Voorts heeft [appellant] betaling gevorderd van het brutoloon vermeerderd met emolumenten vanaf 5 januari 2022 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, en met veroordeling van HvA in de kosten van de procedure.
HvA heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht de verzoeken af te wijzen en [appellant] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op. HvA bestrijdt de grieven.
3.4
Met de grieven 1, 2 en 3 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat HvA een objectief bepaalbaar inwerkbeleid hanteert, ook al is dat niet samen met de PMR geformuleerd, en dat [appellant] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zijn D-3 contract zou worden omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voorts stelt [appellant] zich op het standpunt dat de kantonrechter ten onrechte eraan voorbij is gegaan dat HvA bij de beoordeling van zijn functioneren rekening had moeten houden met zijn draagkracht tijdens ziekte, althans dat hij door zijn ziekte niet een volwaardig verbetertraject heeft kunnen doorlopen.
3.5
Ter toelichting op zijn grieven voert [appellant] aan, dat het inwerkbeleid van HvA, zoals dat in zijn geval is uitgevoerd, niet is te beschouwen als een objectief bepaalbaar inwerkbeleid, nu in dit beleid op geen enkele wijze rekening is gehouden met de zeer chaotische periode ten tijde van de coronacrisis. Verder acht [appellant] van belang de wijze waarop dit beleid door de verantwoordelijk leidinggevende(n) in een concrete situatie bij een docent is vorm gegeven. Dit blijkt uit het formulier jaargesprek van 25 juni 2020 waaruit kan worden afgeleid dat de daarin genoemde vergissingen van [appellant] mede het gevolg zijn van fouten in de afstudeeradministratie en de afstand die in deze periode was ontstaan door de antivirusmaat-regelen waardoor de begeleiding van [appellant] minder accuraat was dan anders. Doordat [appellant] last heeft van ADHD was het voor hem in deze periode extra moeilijk om het overzicht te behouden en de benodigde structuur in zijn werkzaamheden te handhaven. Vanuit HvA was er, als het gaat om het beoordelen van een docent, onvoldoende begrip voor de gewijzigde werksituatie door de coronapandemie. Dit geldt ook voor zijn medische beperkingen waarvan [appellant] melding had gemaakt. HvA heeft [appellant] niet goed kunnen beoordelen, doordat hij in een periode van coronamaatregelen is begonnen bij HvA. Hij mocht er op vertrouwen dat de arbeidsovereenkomst zou worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, aldus [appellant] .
3.6
Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen. Het hof is allereerst met de kantonrechter van oordeel, dat het ontbreken van in overleg met de PMR geformuleerd beleid als bedoeld in artikel D-3 lid 2 van de cao (zie hiervoor onder 2.3) niet tot gevolg heeft dat [appellant] aanspraak kan maken op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De tekst, het doel en de strekking van dit artikel bieden daarvoor geen enkel aanknopingspunt.
Uit lid 2 blijkt dat het doel van het voorgeschreven beleid (slechts) is om ervoor te zorgen dat nieuwe werknemers adequaat worden ingewerkt. Uit lid 3 blijkt dat in geval van onvoldoende functioneren van de werknemer de werknemer niet voor onbepaalde tijd wordt aangesteld, of er nu wel of geen beleid als voorgeschreven in lid 2 tot stand is gekomen.
3.7
Er is evenmin grond voor het oordeel dat het inwerkbeleid van HvA, zoals dit in het geval van [appellant] is uitgevoerd, niet te beschouwen is als objectief bepaalbaar, omdat in dit beleid geen rekening zou zijn gehouden met de coronacrisis. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat HvA een objectief bepaalbaar inwerkbeleid hanteert voor het inwerken van nieuw in dienst tredende werknemers en dat een arbeidsovereenkomst en een inwerkpro-gramma voor de duur van twee jaar reëel zijn. De stelling van [appellant] dat in dit beleid geen rekening is gehouden met een onvoorziene omstandigheid zoals corona, maakt niet dat het inwerkbeleid daarmee onvoldoende objectief bepaalbaar is. Uit de met [appellant] gevoerde jaar-, beoordelings- en evaluatiegesprekken, zoals hiervoor weergegeven onder 2.4 tot en met 2.8, en de verslagen die daarvan zijn gemaakt, blijkt voorts dat sprake was van een passend inwerktraject voor [appellant] . [appellant] is meerdere malen tussentijds beoordeeld en er is uitgebreid met hem gesproken over zijn functioneren als docent waarbij is aangegeven op welke punten hij zijn functioneren diende te verbeteren. In het formulier jaargesprek van 25 juni 2020 waarnaar [appellant] verwijst, is onderkend dat de begeleiding van [appellant] minder accuraat was dan anders vanwege de coronacrisis. Daarin is onder meer vermeld: “
Wat hierbij niet hielp was de afstand die door de antivirusmaatregelen ontstond, waardoor mijn en onze begeleiding minder accuraat was dan anders: ‘even langslopen en bijpraten’ was niet meer mogelijk, lesbezoek weinig zinvol. Ook de informele omgang met en support door collega’s werd daardoor bemoeilijkt (denk aan praktische omgang met ‘de systemen’ maar ook een luisterend oor. Voor een nieuwe docent is dat niet gemakkelijk en dat heb ik waarschijnlijk onderschat”(zie hiervoor onder 2.4). Hieruit volgt dat ook door HvA wordt onderschreven dat de begeleiding tijdens corona minder accuraat was dan anders en dat er vanuit HvA wel degelijk oog was voor de (werk)omstandigheden waarmee [appellant] als nieuwe docent bij HvA te maken had door de antivirusmaatregelen. Verder blijkt uit het formulier jaargesprek dat [appellant] hierna in de gelegenheid is gesteld om gebruik te maken van een coach en zijn er afspraken gemaakt over intensievere begeleiding van [appellant] in het eerste semester van het daarop volgende schooljaar. Hieruit volgt dat de moeilijkheden die zich tijdens de coronaperiode voordeden wel degelijk zijn betrokken bij de inwerkperiode en de beoordeling van [appellant] als docent.
3.8
Nadat [appellant] op 3 februari 2021 een onvoldoende beoordeling had gekregen, is op 19 februari 2021 een verbetertraject gestart. Uit het formulier beoordeling van 3 februari 2021 (zie hiervoor onder 2.5) blijkt dat vanwege de moeite die [appellant] had met het lezen van een beeldscherm, aan hem een grotere laptop, een beeldschermbril en een extra scherm ter beschikking zijn gesteld. Verder blijkt daaruit dat [appellant] op aanraden van zijn leidinggevende van destijds, een coachingstraject is gestart bij de HvA-academie. Met betrekking tot zijn functioneren is in de toelichting op de beoordeling vermeld, dat tijdens het eerste lesbezoek er niet eens sprake was van een les, zo slecht ging het (zie hiervoor onder 2.5). [appellant] heeft daarna feedback gekregen om de lessen te verbeteren en een aantal lessen die hij had opgenomen zijn door [naam 1] bekeken. In overleg is besloten dat [appellant] de Basiskwalificatie Examinering (BKE) en de hele cursus Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB) zou gaan doen. Verder heeft [naam 1] in de bevestiging van de verbeterpunten naar aanleiding van de onvoldoende beoordeling onder meer aan [appellant] geschreven dat hij de daarin genoemde vijf punten moet verbeteren. Daarbij is tevens melding gemaakt van zeven punten om [appellant] bij de verbeteringen optimaal te ondersteunen (zie hiervoor onder 2.6).
3.9
In de tussentijdse evaluatie van het verbetertraject waarvan op 4 juni 2021 een verslag is gemaakt (zie hiervoor onder 2.9) is onder meer vermeld: “[ [appellant] ]
geeft aan dat de functieomschrijving ook ruimte biedt om niet volledig ingezet te worden als docent. [naam 1] benadrukt hierbij nogmaals de organisatiebehoefte, wanneer je als docent in dienst bent moet je in ieder geval ingezet worden op onderwijsuitvoering. (…) Accentverschillen binnen de docent functie kunnen er zijn, maar alle docenten zullen ook zeker les moeten geven. En de basis om ook voor onderwijsontwikkeling of andere taken te kunnen uitvoeren is wel goed functioneren op je kerntaak: onderwijsuitvoering. Het is de basis van het docentschap. [appellant] geeft aan dat het accent op docenttaken sowieso minder bij hem past”.Tot slot verklaart [appellant] : “
dat hij nu 12 jaar in het onderwijs en niet meer wil dansen naar de pijpen van het profiel. Hij heeft meer in zijn mars dan dat. [naam 1] geeft aan dat het goed functioneren als docent en binnen de organisatie basis zal zijn van een eventuele contractverlenging en dat het op dit moment nog niet goed genoeg gaat om het contract te verlengen”.
3.1
Het hof is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor onder 3.7 en 3.8 is opgenomen blijkt, dat HvA heel duidelijk en kenbaar haar twijfels heeft geuit over het functioneren van [appellant] als docent en dat zij met name kritiek had op de manier van lesgeven van [appellant] . [appellant] heeft zelf ook gemeld dat het accent op docenttaken minder bij hem past en dat hij na twaalf jaar in het onderwijs niet meer wil dansen naar de pijpen van het profiel. HvA heeft daarentegen aan [appellant] duidelijk gemaakt dat nu juist het goed functioneren als docent basis is voor een eventuele contractverlenging en dat de docenttaken tot de kerntaak van de functie van [appellant] als docent behoren. Om zich als docent te verbeteren is besloten dat [appellant] de BKE en de cursus BDB zou gaan doen en zijn door [naam 1] zeven punten genoemd om [appellant] bij de verbeteringen optimaal te ondersteunen. Uit deze afspraken en ondersteuning die [appellant] is geboden om zich te verbeteren als docent, kan worden opgemaakt dat HvA zich meer dan voldoende heeft ingezet om dat doel te bereiken. De stelling van [appellant] dat HvA hem in deze periode niet goed heeft kunnen beoordelen, is door HvA gemotiveerd weersproken. Voor zover [appellant] stelt dat HvA zijn functioneren niet goed heeft kunnen beoordelen mede vanwege zijn ADHD, geldt dat niet is gebleken dat [appellant] van die ADHD melding heeft gemaakt bij HvA of de bedrijfsarts. Eerst in het Verslag evaluatie verbeterplan van 22 april 2021 komt ADHD naar voren als [appellant] antwoord geeft op de vraag of hij in staat is te verbeteren, te weten: “
dat het mogelijk is dat hij op dit punt niet voldoende kan verbeteren door zijn neurodiversiteit”. Voor zover HvA met de ADHD van [appellant] onvoldoende rekening heeft gehouden, kan dat HvA in het kader van deze procedure niet worden aangerekend. Ook de stelling dat [appellant] door zijn ziekteperiode in mei 2021 niet een volwaardig verbetertraject heeft kunnen doorlopen, hetgeen door HvA gemotiveerd is bestreden, vindt geen steun in de gestelde feiten. Voor zover [appellant] bedoelt te betogen dat hem vanwege zijn ADHD in samenhang met de coronamaatregelen meer (inwerk)tijd had moeten worden gegund, is het hof van oordeel dat hierin geen grond gelegen kan zijn om het D-3 contract van [appellant] om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Uit de stukken blijkt dat HvA het functioneren van [appellant] als docent voldoende zorgvuldig heeft kunnen beoordelen en daar voldoende tijd voor had tijdens het twee jaar durende D-3 contract. Er is evenmin steun te vinden voor het oordeel dat HvA [appellant] geen eerlijke kans zou hebben gegeven vanwege zijn beperking, zoals [appellant] ter zitting heeft betoogd. Het hof is dan ook van oordeel dat HvA in redelijkheid niet gehouden was om [appellant] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden. Evenmin mocht [appellant] , gelet op de duidelijke mededelingen die HvA heeft gedaan over zijn functioneren, er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zijn tijdelijke arbeids-overeenkomst zou worden omgezet in een voor onbepaalde tijd. De grieven 1, 2 en 3 falen.
3.11
Met grief 4 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet is gebleken dat HvA de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Ter toelichting hierop voert [appellant] aan dat op grond van gerechtvaardigd vertrouwen het dienstverband na 6 januari 2022 nog immer voortduurt en dat de brief van HvA van 31 augustus 2021 dient te worden aangemerkt als een opzeggingshandeling. Door toch vast te houden aan de beëindiging van het dienstverband heeft HvA ernstig verwijtbaar gehandeld wat grond is voor het toewijzen van een billijke vergoeding van één jaarsalaris aan [appellant] .
3.12
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat er geen sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst met [appellant] , maar van een aanzegging van het einde van de arbeidsovereenkomst door HvA, zoals blijkt uit de brief van 31 augustus 2021 (zie hiervoor onder 2.11). Deze aanzegging is niet aan te merken als een opzeggingshandeling. Nu er geen sprake is van een opzegging en [appellant] er evenmin gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het dienstverband na 6 januari 2022 zou worden voortgezet, is er geen grond voor toewijzing van de subsidiair gevorderde billijke vergoeding. Grief 4 faalt dan ook.
3.13
Aangezien de grieven falen, zal de beschikking waarvan beroep worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van HvA begroot op € 783,-- aan verschotten en € 3.549,-- voor salaris en op € 163,-- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,-- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van deze beschikking plaatsvindt;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. van de Poel, C.A.H.M. ten Dam en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.