Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…) Ik wil graag het voorbehoud houden om ook een contraexpertise uit te laten voeren en alsnog in de mogelijkheid gesteld te worden om eventuele gebreken te mogen herstellen. (…)”.
is door vocht beschadigd geraakt. Dit vocht is afkomstig van de voormalige lekkage van de radiator en mogelijk optrekkend vocht. (…)
is kromgetrokken c.q. krom geleverd. (…)
3.Beoordeling
vierde grief.
De eerste griefvan [appellanten] slaagt alleen al hierom.
“(…) De aanbouw bevindt zich onder het straatniveau waardoor de muren zorgvuldig dienen te worden voorzien van een vochtkering. Het ontbreken van een vochtkering is een gebrek dat [X] kan worden aangerekend. (…)”.
tweede grief.
in de badkamer, mede, het gevolg is van de voormalige lekkende radiator. Ook dit is aan [geïntimeerde] te wijten. Deze lekkage is immers blijkens een in hoger beroep door [appellanten] overgelegd whatsappbericht van [appellanten] aan [geïntimeerde] direct na constatering aan [geïntimeerde] gemeld, die dit (kennelijk) niet heeft hersteld. Het hof gaat daarom voorbij aan de blote stellingen van [geïntimeerde] bij de rechtbank dat de deskundige zijn constatering niet met bewijs heeft onderbouwd en dat optrekkend vocht veeleer de (enige) oorzaak is van de waterschade in de badkamer.
in de rest van het souterrainhoogstwaarschijnlijk wel het gevolg van al langere tijd aanwezig optrekkend vocht (zie 2.20. en 2.21 hierboven). Hiervan kan [geïntimeerde] dus geen verwijt worden gemaakt.
De eerste twee grievenvan [appellanten] hebben succes.
De derde griefvan [appellanten] slaagt.
vijfde griefbetogen [appellanten] dat de rechtbank zich ten onrechte heeft beperkt tot opmerkingen over de parketvloer en het corpus van de keuken. Daarmee is zij eraan voorbij gegaan dat er veel meer gebreken waren, aldus [appellanten]
De vijfde griefvan [appellanten] slaagt dus ook.
de zesde griefvan [appellanten] gericht.
zevende griefbetogen [appellanten] dat in het bestreden vonnis ten onrechte een overweging ontbreekt over het niet afronden van het werk enerzijds en het wel volledig voldoen van de aanneemsom anderzijds. Voor zover hun vordering niet op de primaire grondslag (zoals hiervoor besproken) toewijsbaar is, vorderen zij een bedrag van € 15.601,00 terug van [geïntimeerde] op grond van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking.
de achtste griefvan [appellanten] aldus, dat zij hiermee betogen dat de rechtbank de reconventionele vordering van [geïntimeerde] ten onrechte heeft toegewezen.
de achtste griefslaagt.