In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] Vastgoed Management B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 11 augustus 2022 is gewezen. De zaak betreft een geschil over de afrekening van stookkosten voor 2019, waarbij de Huurcommissie eerder uitspraak heeft gedaan. De Huurcommissie had de stookkosten vastgesteld, maar [geïntimeerden] waren het niet eens met deze uitspraak en hebben de kantonrechter gevraagd om een beslissing. De kantonrechter heeft de stookkosten vastgesteld, maar de legeskosten afgewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten. [Appellante] is in hoger beroep gegaan, maar er is een rechtsmiddelenverbod van toepassing volgens artikel 7:262 lid 2 BW. Dit verbod kan doorbroken worden als er een doorbrekingsgrond is. Het hof heeft geoordeeld dat [appellante] een afdoende beroep op een doorbrekingsgrond heeft gedaan, waardoor het rechtsmiddelenverbod niet aan de ontvankelijkheid in de weg staat. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van grieven, waarbij partijen zich moeten uitlaten over de vraag of de vordering boven de appelgrens van € 1.750,- uitkomt.