ECLI:NL:GHAMS:2023:1695
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis in ontnemingszaak met betrekking tot cocaïne-invoer
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 november 2020. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de betrokkene, die is veroordeeld voor de invoer van cocaïne en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De rechtbank had eerder een betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, vastgesteld op € 59.592,94. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 34.300,00 en gevorderd dat de betrokkene dit bedrag aan de Staat moet betalen. De raadsvrouw van de betrokkene heeft verzocht om afwijzing van de ontnemingsvordering.
Het hof heeft de redelijke termijn in deze zaak in acht genomen en vastgesteld dat deze is overschreden. Desondanks heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 23 mei 2023 en de eerdere zittingen in eerste aanleg. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 6 juni 2023.