ECLI:NL:GHAMS:2023:1682

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
200.298.326/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tot afgifte urenspecificaties van NAI arbiters

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam in kort geding, waarbij de vorderingen van de appellanten tot afgifte van urenspecificaties van arbiters van het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) zijn afgewezen. De appellanten, rechtsopvolgers van hun overleden grootmoeder, hebben een geschil met hun oom over een maatschap en hebben in het kader van een arbitrageprocedure bij het NAI om specificaties van gewerkte uren van de arbiters verzocht. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen de appellanten en de arbiters kwalificeert als een overeenkomst van opdracht, waarbij de arbiters zich alleen tegenover de administrateur van het NAI hoeven te verantwoorden. Het hof oordeelt dat de arbiters en het NAI aan hun verantwoordingsplicht hebben voldaan door inzicht te geven in de gewerkte uren. De vorderingen van de appellanten zijn in hoger beroep opnieuw afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellanten in de proceskosten zijn veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer :200.298.326/01
zaak-/rolnummer rechtbank Rotterdam :C/10/618166/KG ZA 21-354
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 mei 2023
inzake
1. [appellant 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
2. [appellant 2] ,wonende te [woonplaats 2] ,
3. [appellante 3] ,wonende te [woonplaats 3]
4. [appellante 4] ,wonende te [woonplaats 3]
appellanten,
advocaat: mr. G.C. Endedijk te Amsterdam
tegen
1.STICHTING NEDERLANDS ARBITRAGE INSTITUUT,gevestigd te Rotterdam
,2. [geïntimeerde 2], wonende en kantoorhoudende te [woonplaats 4]
3. [geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats 5] ,
geïntimeerden,
Advocaat mr. M. Ynzonides te Amsterdam

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] . en [geïntimeerden] resp. [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] genoemd.
[appellanten] . zijn bij dagvaarding van 3 augustus 2021 in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof Den Haag van een vonnis van de rechtbank Rotterdam in kort geding van 6 juli 2021 onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellanten] . als eisers en [geïntimeerden] als gedaagden.
Verwezen wordt naar de volgende stukken:
- memorie van grieven, met producties;
- tussenarrest Gerechtshof Den Haag van 12 oktober 2021 waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is bepaald;
- verzoek van mr. Haarsma van 9 mei 2022 om de zaak te verwijzen;
- proces-verbaal van de zitting op 11 mei 2022 van het Gerechtshof Den Haag;
- arrest gerechtshof Den Haag van 17 mei 2022 waarbij de zaak is verwezen naar het gerechtshof Amsterdam;
- exploot van 1 juli 2022 houdende oproeping van geïntimeerden bij het gerechtshof Amsterdam;
- memorie van antwoord.
In deze zaak heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 12 april 2023. Partijen hebben de zaak doen bepleiten door hun voornoemde advocaten aan de hand van pleitnotities die zijn over gelegd. Hierna is arrest gevraagd.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft mr. Endedijk de (primaire) vordering tot verwijzing ingetrokken zodat het hof (uitsluitend) de resterende in de memorie van grieven als subsidiair aangeduide vorderingen van [appellanten] . zal beoordelen. Deze vorderingen houden in dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en uitvoerbaar bij voorraad:
I. NAI zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het arrest specificaties af te geven aan de rechtsopvolgers van [appellanten] door deze te verstrekken aan hun advocaat mr. Haarsma, in dier voege dat per arbiter specificaties worden verstrekt van diens werkzaamheden in het dossier NAI-4618 en de daarmee gemoeid gaande wrakingen van de arbiters en van het wrakingscomité, over de periode vanaf 1 januari 2018 tot en met 12 juli 2021, dan wel tot en met 7 mei 2021, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat het NAI nalaat hieraan te voldoen;
II. de arbiters mr. [geïntimeerde 3] en mr. [geïntimeerde 2] zal veroordelen binnen 24 uur na betekening van dit arrest over te gaan tot afgifte van specificaties van de door hen gewerkte uren en tijdens die uren verrichte werkzaamheden in het dossier NAI-4618 en de daarmee gemoeid gaande wrakingen van de arbiters en van het wrakingscomité, over de periode vanaf 1 januari 2018 tot en met 12 juli 2021, dan wel tot en met 7 mei 2021, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijven.
III. met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
[appellanten] . heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1.
[appellanten] . zijn de rechtsopvolgers van hun (groot)moeder [naam 2] (hierna: [naam 2] ), overleden in december 2020. Zij hebben, in die hoedanigheid, een geschil met hun broer/oom, [naam 1] , met betrekking tot een door [naam 3] (hun (groot)vader, tevens echtgenoot van [naam 2] ) en [naam 1] gevoerde maatschap. In de tussen deze partijen gesloten maatschapsakte van 27 april 1985 is een arbitragebeding opgenomen.
Dat geschil ziet kort gezegd op de vraag of sprake was inbreng van economische eigendom door [naam 1] , dan wel of dit de inbreng van het gebruik en genot van onroerende zaken betrof.
2.2.
Ter zake van dat geschil was onder nummer NAI-4618 een arbitrale bodemprocedure aanhangig bij het NAI. Op dat geschil is het Arbitragereglement 2015 (hierna: het Arbitragereglement) van toepassing. In het Arbitragereglement is voor zover hier relevant het volgende bepaald:
Artikel 54 – Honorarium en verschotten van arbiters1. Het honorarium en de verschotten van de arbiter of arbiters worden door de administrateur na overleg met de arbiter of arbiters naar redelijkheid vastgesteld.(…)4. Bij de vaststelling van het honorarium wordt rekening gehouden met de tijd die de arbiter of arbiters aan het geding hebben besteed, het geldelijk belang van de vorderingen en de tegenvorderingen en de ingewikkeldheid van het geding.Artikel 58 – Tijdig bezwaarEen partij die in het geding is verschenen dient zonder onredelijke vertraging bezwaar te maken bij het scheidsgerecht met een afschrift aan de wederpartij en de administrateur zodra zij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat is gehandeld in strijd met of is nagelaten te handelen overeenkomstig enige bepaling van dit Reglement, de overeenkomst tot arbitrage dan wel een opdracht, beslissing of maatregel van het scheidsgerecht (…).”
2.3.
In de arbitrage is de benoeming van drie arbiters overeengekomen, waarbij [geïntimeerde 3] is benoemd door [naam 1] , [naam 4] (hierna: [naam 4] ) door [naam 2] , waarna [geïntimeerde 2] is aangewezen als voorzitter.
2.4.
Bij de benoemingen heeft (de administrateur van) het NAI bij brief van 5 april 2018 aan de arbiters verzocht om tegen het einde van de arbitrage opgave te doen van de aan de arbitrage bestede tijd, met urenspecificatie, waarna de administrateur het honorarium zal vaststellen. Een kopie van deze brief is verzonden aan partijen in de arbitrage.
2.5.
Ten behoeve van de arbitrage hebben [naam 2] en [appellanten] . in totaal een bedrag van € 141.500,- bij het NAI in depot gestort. [naam 1] heeft een vergelijkbaar bedrag in depot gestort. Het per arbiter overeengekomen uurtarief is € 250,00 exclusief btw.
2.6.
Nadat het NAI aan [naam 2] had verzocht om een aanvullend depot van € 42.500,-, heeft [appellant 1] bij e-mail van 3 april 2020 namens [naam 2] verzocht om een specificatie van de reeds verrichte werkzaamheden, met het oog op het op dat moment reeds in depot gestorte bedrag van € 220.290,90.
2.7.
Bij brief van 17 april 2020 heeft de administrateur van het NAI aan de partijen en de arbiters meegedeeld dat urenspecificaties van het scheidsgerecht niet worden toegezonden, omdat deze ertoe strekken de administrateur in staat te stellen aan het einde van de procedure in redelijkheid het honorarium en de verschotten van het scheidsgerecht vast te stellen. Het NAI heeft hierbij verwezen naar artikel 54 lid 1 van het Arbitragereglement.
2.8.
Bij brief van 26 maart 2021 heeft het NAI, naar aanleiding van een nieuw verzoek om een volledige en gedetailleerde urenspecificatie, met verwijzing naar eerdere correspondentie aan [appellanten] . , meegedeeld dat het gezamenlijk aantal uren van de arbiters tot en met september 2020 ongeveer 770 betreft, waarbij [geïntimeerde 2] 319 uur aan de zaak heeft besteed, [naam 4] 247 uur en [geïntimeerde 3] 203 uur. Voorts vermeldt de brief dat er tot en met september 2020 twee samenvoegingsverzoeken en vier wrakingsverzoeken hebben plaatsgevonden en dat de met deze verzoeken gemoeide tijd 140 uur bedraagt.
2.9.
Bij brief van 2 april 2021 heeft de advocaat van [appellanten] . de individuele arbiters verzocht om een specificatie te verschaffen van de door hen gewerkte uren. In deze brief schrijft mr. Haarsma dat [appellanten] . de aan het NAI betaalde bedragen niet in verhouding vinden staan tot de door het NAI geleverde diensten en kwaliteit. De arbiters hebben dit verzoek onbeantwoord gelaten.
2.10.
Bij e-mails van 14 juni 2021 heeft [naam 4] aan het NAI en aan [appellanten] . meegedeeld dat hij zich terugtrekt als arbiter in de betreffende zaak.
2.11.
In de arbitrage is op 12 juli 2021 een arbitraal eindvonnis gewezen dat niet door [naam 4] is ondertekend. [appellanten] . hebben een procedure geëntameerd strekkende tot vernietiging van dit arbitraal vonnis, waarvan thans hoger beroep aanhangig is bij het gerechtshof Amsterdam.

3.3. Beoordeling

3.1.
[appellanten] . hebben in eerste aanleg dezelfde vorderingen ingesteld als thans subsidiair in hoger beroep. Aan deze vorderingen hebben [appellanten] . – samengevat en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat zij op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht en artikel 7:403 lid 2 BW, dan wel op grond van artikel 843a Wetboek van Rechtsvordering (Rv) recht op en belang bij afgifte hebben van de specificaties van de door de arbiters gewerkte uren. [geïntimeerden] heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.2.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft in het bestreden vonnis deze vorderingen afgewezen, met veroordeling van [appellanten] . in de proceskosten, met dien verstande dat in het geding tussen [appellanten] . en [naam 4] de proceskosten zijn gecompenseerd omdat hij in persoon was verschenen.
3.3.
Tegen dit vonnis komen [appellanten] . op onder aanvoering van acht grieven.
3.4.
Grief Iricht zich tegen de omstandigheid dat de voorzieningenrechter de zaak niet heeft door verwezen naar een ander gerecht, te weten de rechtbank Oost-Brabant locatie Den Bosch. [appellanten] . hebben bij gelegenheid van de mondelinge behadeling bij dit hof laten weten geen belang meer te hebben bij bespreking van deze grief, zodat het hof deze grief onbesproken laat.
3.5.
De
grieven II tot en met Vbehelzen de kern van hetgeen partijen verdeeld houdt en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het betoog van [appellanten] strekt ertoe dat de overeenkomst tussen [appellanten] . enerzijds, en het NAI en de arbiters afzonderlijk anderzijds, wordt beheerst door de tussen hen gesloten overeenkomst(en) van opdracht. Op grond van artikel 7:403 lid 2 BW rust op zowel het NAI als op de arbiters afzonderlijk – zo begrijpt het hof de toelichting op de grieven – de verplichting om verantwoording af te leggen jegens [appellanten] . door inzicht te bieden in de door de arbiters verrichte werkzaamheden en daartoe urenspecificaties af te geven, aldus [appellanten] . .
3.6.
Het hof overweegt als volgt. De rechtsverhouding tussen [appellanten] . enerzijds en de afzonderlijke arbiters anderzijds, kwalificeert als (drie keer) een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 en volgende BW. De inhoud van deze overeenkomst wordt mede bepaald door het Arbitragereglement dat door partijen van toepassing is verklaard op hun overeenkomst. In artikel 54 lid 1 van het Arbitragereglement is bepaald dat de administrateur van het NAI het honorarium en de verschotten in redelijkheid vaststelt en dat de administrateur daarbij rekening houdt met de tijd die door de arbiters is besteed. [appellanten] . hebben met de aanvaarding van dit reglement, ermee ingestemd dat de arbiters zich uitsluitend tegenover de administrateur hoeven te verantwoorden voor wat betreft de door hen aan de arbitrage bestede tijd. [appellanten] hebben bij aanvang van de arbitrage een kopie ontvangen van de brief van 5 april 2018 die de administrateur aan de arbiters heeft gezonden waarin hij hen heeft verzocht aan hem opgave te doen van de aan de arbitrage bestede tijd met urenspecificatie, waarna hij (de administrateur) het honorarium zou vaststellen. Indien [appellanten] . hiertegen bezwaar hadden, had het op hun weg gelegen – gelet op het bepaalde in artikel 58 van het Arbitragereglement – om dit op dat moment kenbaar te maken, hetgeen zij niet hebben gedaan. Gesteld noch gebleken is dat de arbiters niet voldaan hebben aan hun verplichting om aan de administrateur verantwoording af te leggen op de door de administrateur voorgeschreven wijze, waardoor zij jegens [appellanten] . zijn gekweten van de verplichting om, uit hoofde van de overeenkomst van opdracht, verantwoording af te leggen van de door hen aan de arbitrage bestede tijd. Het hof weegt hierbij ten slotte mee het door de Hoge Raad in zijn uitspraak van 29 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK2007) verwoorde uitgangspunt dat op arbiters geen andere informatie- en verantwoordingsplicht rust dan om partijen te informeren over de procedure en om hun beslissingen te motiveren.
3.7.
Ook de rechtsverhouding tussen NAI enerzijds en [appellanten] . anderzijds, kwalificeert als een overeenkomst van opdracht, waarvan de inhoud (mede) bepaald wordt door het Arbitragereglement. De vraag die zich hierbij voordoet is of uit artikel 54 van het Arbitragereglement een verplichting van het NAI (haar administrateur) voortvloeit om in het kader van ‘de vaststelling in redelijkheid van het honorarium’ van de arbiters, op enige wijze aan partijen globaal inzicht te verschaffen in de urenspecificaties die aan deze vaststelling ten grondslag liggen. Zelfs indien het bestaan van een dergelijke verplichting moet worden aangenomen, is het hof van oordeel dat het NAI aan die verplichting heeft voldaan. Het NAI heeft immers in maart 2021 desgevraagd opgave gedaan aan [appellanten] . van de tot dat moment door de individuele arbiters aan de arbitrage bestede tijd, waarmee het hiervoor bedoelde globale inzicht is verschaft. Het arbitrale eindvonnis is slechts enkele maanden later (in juli 2021) gewezen, terwijl ter zitting in hoger beroep onbestreden is gesteld door [geïntimeerden] dat de arbiters ‘een afslag hebben genomen’ op hun uren op zodanige wijze dat het uiteindelijke honorarium aansloot bij de gedeponeerde gelden. Hiermee heeft het NAI jegens [appellanten] . voldaan aan de op haar rustende verantwoordingsplicht.
3.8.
De slotsom is dat deze grieven falen en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De
grieven V en VImissen zelfstandige betekenis en kunnen niet tot een andere uitkomst leiden. Ook de stelling dat – zoals [geïntimeerden] betogen – een spoedeisend belang ontbreekt bij de ingestelde vorderingen behoeft geen bespreking meer.
3.9.
Met
grief VIIkomen [appellanten] . op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter zoals weergegeven onder 4.8 van het bestreden vonnis, waarin wordt geoordeeld – kort samengevat – dat [appellanten] . ook aan artikel 843a Rv geen recht kunnen ontlenen op afgifte van de urenspecificaties. In artikel 843a lid 1 Rv is het volgende bepaald:
“Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. (…)”Het hof komt niet toe aan de vraag of [geïntimeerden] een zwaarwichtig belang hebben om deze afgifte te weigeren (artikel 843a lid 4 Rv), nu [appellanten] . op grond van hetgeen hiervoor is overwogen geen rechtmatig belang hebben bij de gevorderde afgifte: de overeenkomst tussen hen en [geïntimeerden] biedt hiervoor geen grondslag, terwijl overigens is gesteld noch gebleken dat [geïntimeerden] door deze afgifte te weigeren onrechtmatig handelen jegens [appellanten] . Ook deze grief faalt.
3.10.
De slotsom is dat de vorderingen van [appellanten] . in eerste aanleg terecht zijn afgewezen en dat zij terecht in de proceskosten van de eerste aanleg zijn veroordeeld (grief VIII). Ook de proceskosten in hoger beroep komen ten laste van [appellanten] . .

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] . in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 772,-- aan verschotten en € 3.549,-- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, H.T. Van der Meer en T.S. Pieters en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023.