ECLI:NL:GHAMS:2023:1680

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
23-001123-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in zaak van Mega Zevenblad, boilerroomfraude met vrijspraak oplichting en valsheid in geschrift, maar veroordeling voor criminele organisatie

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, ging het om een omvangrijke boilerroomfraude, waarbij de verdachte, geboren in 1969, betrokken was bij het oplichten van beleggers door middel van valse voorwendselen en het gebruik van vervalste documenten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken, maar dat hij wel schuldig was aan deelname aan een criminele organisatie. De zaak omvatte meerdere zittingen en een lange periode van onderzoek, waarbij de verdachte in hoger beroep ging tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Het hof verwierp de argumenten van de verdediging met betrekking tot het specialiteitsbeginsel en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van oplichting en valsheid in geschrift, maar kreeg een taakstraf van 80 uur opgelegd voor het verlenen van beleggingsdiensten zonder vergunning en deelname aan een criminele organisatie. Het hof hield rekening met de lange duur van de procedure en de overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot een gematigde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001123-20
datum uitspraak: 13 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-997302-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 maart 2022, 7 april 2022, 11, 14, 16, 18, 21 november 2022, 7 december 2022, 1 februari 2023, 15, 21, 23, 27, 30 maart 2023, 18, 21 april 2023, 30 mei 2023 en 13 juli 2023, alsmede overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte (hierna: [verdachte] ) heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen [verdachte]
en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Omvang van het hoger beroep; ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Namens [verdachte] is onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Daarmee is ook hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen tot vrijspraak van feiten die gevoegd aan het oordeel van de rechtbank zijn onderworpen. Artikel 404, vijfde lid Sv bepaalt evenwel dat de verdachte daarvan geen hoger
beroep kan instellen. Hij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep, voor
zover dat is gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak ter zake van:
feit 3: oplichting van andere beleggers dan [slachtoffer 1] ;
feit 4: feiten, gepleegd voor 27 oktober 2010;
feit 5: oplichting van andere personen dan [benadeelde 27] , [slachtoffer 2] , [benadeelde 30] , [slachtoffer 3] ,
[benadeelde 28] , [benadeelde 29] , [benadeelde 26] (allen bij naam in de tenlastelegging aangeduid), alsmede [benadeelde 33] en [benadeelde 32] (niet bij naam in de tenlastelegging genoemd).

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

Specialiteitsbeginsel
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 4 ten laste gelegde handelen zonder vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
[verdachte] is immers krachtens een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) alleen voor andere feiten overgeleverd aan Nederland, zonder dat hij van zijn rechten op grond van het specialiteitsbeginsel afstand heeft gedaan.
De advocaat-generaal acht het openbaar ministerie wel ontvankelijk in de vervolging van dit feit.
Op grond van artikel 27 lid 2 van het Kaderbesluit mag de opgeëiste persoon niet vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd worden wegens enig ander feit vóór de overlevering begaan dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest. Dit verbod is krachtens het derde lid van dat artikel in een aantal gevallen niet van toepassing, onder meer indien (a) de gezochte persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen 45 dagen na zijn definitieve invrijheidstelling het grondgebied van de lidstaat waaraan hij was overgeleverd, heeft verlaten, of indien hij na dit gebied verlaten te hebben daarnaar is teruggekeerd, alsmede (c) de strafvervolging niet leidt tot de toepassing van een maatregel
die zijn persoonlijke vrijheid beperkt. Voor zover het in artikel 27 lid 2 van het Kaderbesluit bedoelde specialiteitsbeginsel onder de gereleveerde omstandigheden überhaupt toepassing zou vinden, doen zich in dit geval de bovengenoemde in het derde lid van het artikel onder a en c bedoelde uitzonderingen voor. [verdachte] is immers in vrijheid gesteld, heeft zich metterwoon in [adres] gevestigd en reist zonder enig voorbehoud naar Nederland, om zittingen in zijn strafzaak bij te wonen. Verwezen wordt verder naar wat hierna over de strafoplegging wordt overwogen. Het verweer faalt dus.
Verjaring feit 4; Wet op het financieel toezicht (Wft)
In de periode waarop de tenlastelegging ziet, stond op overtreding van het bepaalde in artikel 2:96 Wft een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Dit brengt mee dat op grond van het bepaalde in artikel 70 Wetboek van Strafrecht (Sr) een verjaringstermijn van zes jaren geldt. Uit artikel 72, tweede lid Sr volgt dat het recht tot strafvervolging, ondanks stuiting, vervalt na het verstrijken van een periode die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn. Dat betekent in dit geval een absolute verjaring na twaalf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen.
Dit heeft tot gevolg dat slechts voor de feiten die zich na twaalf jaren voorafgaand aan de dag van de uitspraak van dit arrest hebben voorgedaan, dus vanaf 14 juli 2011, het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Het openbaar ministerie zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van feiten die zich voorafgaand aan die datum hebben voorgedaan.
Schending gelijkheidsbeginsel
De raadsvrouw heeft bepleit dat het verbod op willekeur en het gelijkheidsbeginsel, althans de beginselen van een goede procesorde zijn geschonden, naar het hof begrijpt omdat de strafzaak tegen [ medeverdachte 3] is geseponeerd en aan [medeverdachte 4] een schikking is aangeboden, terwijl [verdachte] is gedagvaard. Dit verweer faalt, reeds omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. [verdachte] heeft op meerdere momenten contact gehad met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een aanzienlijk geldbedrag ontvangen voor zijn werkzaamheden binnen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] .

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan [verdachte] tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 25 juli 2006 te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of Utrecht en/of Haarlem en/of Leusden en/of Rotterdam en/of Warmond (gemeente Teylingen) en/of Bodegraven (gemeente Bodegraven-Reeuwijk) en/of Bunnik en/of Rijpwetering (gemeente Kaag en Braassem) en/of Soest en/of Waalwijk en/of Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland) en/of Alphen aan den Rijn en/of Nieuwkoop en/of Hilversum en/of Boxmeer en/of Sint Anthonis (gemeente Waalwijk) en/of Sprang Capelle (gemeente Waalwijk) en/of (elders) in Nederland en/of te Düsseldorf en/of Frankfurt am Main en/of Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of in Spanje en/of te Chicago en/of (elders) in de Verenigde Staten en/of in Hong Kong,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgr(e)ep(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels een (groot) aantal personen, waaronder, althans in elk geval,
de nagenoemde perso(o)n(en), heeft bewogen en/of heeft doen bewegen tot
het aangaan van (een) schuld(en) en/of het teniet doen van (een) inschuld(en), te weten (een) (mondelinge) overeenkomst(en) betreffende de investering/aankoop in/van aandelen in
[bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. , en/of de afgifte(n) van één of meer goed(eren)/geldbedrag(en), te weten (van):
= [slachtoffer 4] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 1.499.875,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 6] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 101.548,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 4] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 225.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 8] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 824.876,- en/of
USD 50.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 1] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 41.380,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 3] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 5.000,- en/of USD 130.090,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 5] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 47.800,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 5] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 36.300,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 6] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 449.931,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 2] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 20.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 7] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 97.158,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 8] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) USD 50.500,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 7] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 23.904,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 9] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 330.000,-, althans enig(e)geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 10] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 48.500,-, althans enig€ geldbedrag(en);
door telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, in/aan de hand van brochure(s) en/of e-mail(s) en/of (nieuws)brie(f)(ven) en/of orderbevestiging(en) en/of gesprek(ken), jegens voormelde perso(o)n(en)
te doen alsof
(ten aanzien van de (aan hen voorgestelde investering/aankoop in/van) aandelen in
[bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. ) sprake was van (een) bonafide (beleggings)product(en) en/of
(ten aanzien van [bedrijf 1] GmbH en/of [bedrijf 2] Gmbh ) sprake was van (een) bonafide (beleggings)organisatie(s) en/of (aldus) voor te wenden en/of mede te delen dat
=de aandelen in [bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. deel uitmaakten van (nieuwe) aandelenemissie(s) en/of
=hun/de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van (de) aandelen en/of dat er (bij de aankoop) (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij hen (beleggers)) in mindering zou(den) worden gebracht op hun/de inleg en/of
=met hun/de inleg een (toren)hoog/goed/groot rendement en/of winst behaald zou worden en/of
=het hoofddoel van [bedrijf 5] Inc. was om te investeren in wijn(goederen) met een hoog potentieel en/of
= [bedrijf 6] Inc. een houtverwerkende onderneming was met uitstekende toekomstperspectieven en/of
=de aandelen in [bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. (een) notering(en) had(den) aan de NASDAQ en/of
= [bedrijf 1] GmbH en/of [bedrijf 2] Gmbh onder toezicht stond(en) van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 4 februari 2007 te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of Utrecht en/of Haarlem en/of Heusden en/of Rotterdam en/of Warmond (gemeente Teylingen) en/of Bodegraven (gemeente Bodegraven-Reeuwijk) en/of Bunnik en/of Rijpwetering (gemeente Kaag en Braassem) en/of Soest en/of Waalwijk en/of Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland) en/of Alphen aan den Rijn en/of Nieuwkoop en/of Hilversum en/of Boxmeer en/of Sint Anthonis (gemeente Waalwijk) en/of Sprang Capelle (gemeente Waalwijk) en/of (elders) in Nederland en/of te Düsseldorf en/of Frankfurt am Main en/of Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of te Chicago en/of in Spanje en/of (elders) in de Verenigde Staten en/of in Hong Kong,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(tekens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van (een) (aantal) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
=(een) brochure(s) van [bedrijf 5] Inc. (D-094 en/of D-842 en/of D-950 en/of D-798 en/of D-2325 en/of D-2282 en/ of D-2293); en/of
=(een) brochure(s) van [bedrijf 6] Inc. (D-2350 en/of D-2315); en/of
=(een) nieuwsbrie(f)(ven) ' [nieuwsbrief] ' betreffende (aandelen in) [bedrijf 5] Inc. (D-314 en/of D-315 en/of D-316) en/of
=(een) nieuwsbrie(f)(ven) ' [nieuwsbrief] ' betreffende (aandelen in)
[bedrijf 6] Inc. (D-319 en/of D-320 en/of D-322); en/of
=(een) brie(f)(ven) betreffende aandelen [bedrijf 5] Inc. aan (belegger(s)) [benadeelde 3]
(D-797, d.d. 5 januari 2005) en/of [benadeelde 4] (D-094, d.d. 2 december 2004) en/of
[benadeelde 8] / [bedrijf 7] B.V. en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] (D-842 en/of D-2325 en/of D-2282), (allen d.d. 19 augustus 2004); en/of
=een brief betreffende aandelen in [bedrijf 6] Inc. aan (belegger) [benadeelde 6]
(D-2315); en/of
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware(n) dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) valselijk - in strijd met de waarheid - in dat/die geschrift(en) - zakelijk weergegeven - stond vermeld dat dat
=de aandelen in [bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. deel uitma(a)k(t)(en) van (nieuwe) aandelenemissie(s) en/of
=de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van de aandelen en/of dat er (bij de aankoop) (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
=met de inleg een (toren)hoog/goed/groot rendement en/of winst behaald zou worden en/of
=het hoofddoel van [bedrijf 5] Inc. was om te investeren in wijn(goederen) met een hoog potentieel en/of
= [bedrijf 6] Inc. een houtverwerkende onderneming was met uitstekende toekomstperspectieven en/of
=de aandelen in [bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. een noteringen hadden aan de NASDAQ en/of
= [bedrijf 1] GmbH en/of [bedrijf 2] Gmbh onder toezicht stonden van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten ,
en bestaande dat opzettelijk (doen) gebruikmaken van dat/die geschrift(en) hierin dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) dat/die geschrift(en) heeft/hebben verstrekt en/of verzonden, en/of doen verstrekken en/of doen verzenden aan
= [benadeelde 3] en/of
= [benadeelde 4] en/of
= [benadeelde 8] en/of
= [slachtoffer 5] en/of
= [slachtoffer 6] en/of
= [slachtoffer 4] en/of
= [benadeelde 6] en/of
= [benadeelde 9] en/of
=(een) (andere) (potentiële) geïnteresseerde(n) in en/of koper(s) van aandelen in [bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. ;
3.
hij - al dan niet handelend namens [bedrijf 3] AG - op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 oktober 2009 tot en met 5 november 2013, te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of
Den Bosch en/of Haarlem en/of Den Haag en/of Blaricum en/of Rotterdam en/of Leiden en/of Oude-Ade en/of Leiderdorp en/of Breda en/of De Meern (gemeente Utrecht) en/of (elders) in Nederland en/of te Gent en/of (elders) in België en/of te Düsseldorf en/of Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of te Zürich en/of (elders) in Zwitserland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, eenmaal
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgr(e)ep(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels de nagenoemde persoon, heeft bewogen en/of heeft doen bewegen tot
het aangaan van (een) schuld(en) en/of het teniet doen van (een) inschuld(en), te weten (een) (mondelinge) overeenkomst(en) betreffende de investering/aankoop in/van aandelen in [bedrijf 3] AG
en/of de afgifte(n) van één of meer goed(eren)/geldbedrag(en), te weten (van):
= [slachtoffer 1] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 108.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en);
door telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, in/aan de hand van brochure(s) en/of e-mail(s) en/of (nieuws)brie(f)(ven) en/of orderbevestiging(en) en/of gesprek(ken), jegens voormelde persoon te doen alsof (ten aanzien van de (aan hen voorgestelde investering/aankoop in/van) aandelen in [bedrijf 3] AG ) sprake was van (een) bonafide (beleggings)product(en) en/of sprake was van (een) bonafide (beleggings)organisatie(s) en/of (aldus) voor te wenden en/of mede te delen dat
=de aandelen in [bedrijf 3] AG deel uitma(a)k(t)(en) van (nieuwe) aandelenemissie(s) en/of
=de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van de aandelen en/of dat er (bij de aankoop) (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
=met de inleg een hoog/goed/groot rendement (van 50%) en/of winst behaald zou worden en/of
=een overname en/of beursgang en/of fusie voorhanden is/zijn waardoor de aandelen in waarde gaan stijgen en/of
=op het moment van aankoop de werkelijke waarde van een aandeel in [bedrijf 3] AG euro 27,00 was en/of =de inleg ten behoeve van de aandelen in betrouwbare handen is omdat de inleg overgemaakt moet worden naar een bankrekeningnummer van een advocatenkantoor en/of een notariskantoor;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2011 tot en met 5 november 2013, te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of Den Bosch en/of Wijk bij Duurstede en/of Barendrecht en/of Den Haag en/of Huizen en/of Blaricum en/of Haarlem en/of Rotterdam en/of Leiden en/of
Oude-Ade en/of Leiderdorp en/of Breda en/of De Meern (gemeente Utrecht) en/of (elders) in Nederland en/of te Gent en/of (elders) in België en/of te Düsseldorf en/of Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of te Zürich en/of (elders) in Zwitserland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk, zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning,
in en/of vanuit Nederland beleggingsdiensten heeft verleend en/of beleggingsactiviteiten heeft verricht, door het verkopen en/of aanbieden, en/althans doen aanbieden en/of doen verkopen,
van aandelen in [bedrijf 3] AG aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 1] en/of een (aantal) (andere) belegger(s)/perso(o)n(en),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van het vorenbedoeld misdrijf een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013, te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Leusden en/of Wijchen en/of Alkmaar en/of Heerenveen en/of Winterswijk en/of Boskoop (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Zaandam (gemeente Zaanstad) en/of Bussum (gemeente Gooise Meren) en/of Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer) en/of (elders) in Nederland en/of in Engeland en/of te Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgr(e)ep(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels een (groot) aantal personen, waaronder, althans in elk geval,
de nagenoemde perso(o)n(en), heeft bewogen en/of heeft doen bewegen tot het aangaan van (een) schuld(en) en/of het teniet doen van (een) inschuld(en), te weten (een) (mondelinge) overeenkomst(en) betreffende de investering/aankoop in/van vrijwillige CO2 emissierechten, en/of de afgifte(n) van
één of meer goed(eren)/geldbedrag(en), te weten (van):
= [benadeelde 27] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 10.010,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 2] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 10.004,40, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 30] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 74.995,20, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 3] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 25.025,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 28] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 15.036,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 29] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 3.998,45, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 26] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 5.040,-, althans enig(e) geldbedrag(en);
door telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, in/aan de hand van brochure(s) en/of e-mail(s) en/of (nieuws)brie(f)(ven) en/of orderbevestiging(en) en/of gesprek(ken), jegens voormelde perso(o)n(en)
te doen alsof (ten aanzien van de (aan hen voorgestelde investering/aankoop in/van) vrijwillige CO2 emissierechten) sprake was van (een) bonafide (beleggings)product(en) en/of
(ten aanzien van [bedrijf 4] Ltd. ) sprake was van (een) bonafide (beleggings)organisatie(s) en/of (aldus) voor te wenden en/of mede te delen dat
= [bedrijf 4] Ltd. een groot verkoopkantoor in emissierechten was en/of al geruime tijd bestond en/of
=de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
=vrijwillige CO2 emissierechten een goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren en/of
over het algemeen altijd hun waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren en/of
= [bedrijf 4] Ltd. zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven en/of over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van offset en/of = [bedrijf 4] Ltd. vrijwillige CO2 emissierechten inkocht voor een prijs rond de euro 8,00 / euro 9,00 en/of voldoende emissierechten in voorraad had en/of emissierechten uit voorraad verkocht en/of
=de prijs van vrijwillige CO2 emissierechten als investeringsobject zoals die door andere aanbieders in rekening werd gebracht boven de euro 12,00 lag en/of
= [bedrijf 4] Ltd. onder toezicht stond van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten ;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013 te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Leusden en/of Winterswijk en/of Boskoop (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Bussum (gemeente Gooise Meren) en/of Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer) en/of (elders) in Nederland en/of in Engeland en/of te Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van
=(een) valse of vervalste brochure(s) van [bedrijf 4] Ltd. (' [brochure] ') (D-527))
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware(n) dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens valselijk - in strijd met de waarheid - in dat/die geschrift(en) - zakelijk weergegeven - stond vermeld dat = [bedrijf 4] Ltd. klein gestart was in 2002 en/of uitgegroeid was tot wereldspeler en/of = [bedrijf 4] Ltd. verhandelbare, vrijwillige CO2 emissierechten aanbood met een uitstekend verwacht rendement en/of dat de rendementen van verhandelbare, vrijwillige emissierechten in potentie hoog konden zijn en/of
=de focus van [bedrijf 4] Ltd. was het optimaliseren van rendement op emissierechten voor investeerders en/of
=verwachte (wereldwijde) marktontwikkelingen en/of verplichtingen voor bedrijven en/of verwachte prijsontwikkelingen en/of rendementen die golden voor (de handel in) verplichte emissierechten, ook golden voor de handel in vrijwillige emissierechten en/of
=de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder,
die onder het toezicht viel van (de Zwitserse toezichthouder)
Verein zur Qualitätssicherung von Finanzdienstleistungen, bij een door de Verenigde Naties goedgekeurd internationaal Carbon Credit Register,
en bestaande dat opzettelijk gebruik maken en/of doen gebruik maken van dat/die geschrift(en) hierin
dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) dat/die geschrift(en) hebben verstrekt
en/of verzonden en/of doen verstrekken en/of doen verzenden aan
= [benadeelde 21] en/of
= [slachtoffer 3] en/of
= [benadeelde 29] en/of
= [benadeelde 26] en/of
=(een) (andere) (potentiële) geïnteresseerde(n) in en/of koper(s) van vrijwillige CO2 emissierechten;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 5 november 2013, te Aerdenhout en/of Amsterdam en/of Den Bosch en/of Eindhoven en/of Haarlem en/of Utrecht en/of Zevenaar en/of Aalsmeer en/of Leusden en/of Diemen en/of (elders) in Nederland en/of Düsseldorf en/of Frankfurt am Main en/of Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of Spanje en/of Chicago en/of (elders) in de Verenigde Staten en/of Hong Kong en/of Belgrado of (elders) in Servië en/of in Engeland en/of in België en/of te Zürich en/of Alpnach Dorf en/of (elders) in Zwitserland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten: verdachte en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [medeverdachte 1] en/of [bedrijf 4] Ltd. en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 8] en/of één of meer (andere) (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
=het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of
=het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en/of =het plegen van (opzettelijk) verlenen van beleggingsdiensten in Nederland zonder vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. [verdachte] wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bespreking van de ten laste gelegde feiten

Atlantic Wine en Australian Forest (feiten 1 en 2)
Aan de verdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [verdachte] is ten laste gelegd in feit 1 - kort samengevat - dat zij meermalen al dan niet in vereniging beleggers hebben opgelicht door hen te laten investeren in aandelen [bedrijf 5] Inc. (hierna: [bedrijf 5] ) en/of [bedrijf 6] Inc. (hierna: [bedrijf 6] ), en in feit 2 - kort samengevat - het al dan niet in vereniging meermalen vervalsen van geschriften en/of gebruik maken van vervalste geschriften.
Eerst zal worden ingegaan op het onder feit 2 ten laste gelegde vervalsen van stukken, dan op het gebruik maken van vervalste stukken en daarna zal de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting worden behandeld.
Feit 2. het vervalsen van stukken die een rol spelen bij het verkopen van aandelen [bedrijf 5]
(brochures, brieven en nieuwsbrieven)
Prospectus
In verband met het aanbieden van de aandelen [bedrijf 5] is een prospectus opgesteld (D-2638). Deze in het Engels opgestelde prospectus is op 27 september 2004 bij de AFM ingediend.
Eveneens op 27 september 2004 is de Nederlandse vertaling van het ‘ [prospectus] ’ (D-2639), hierna te noemen: het prospectus, ingediend bij de AFM. Op de websites van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] was het prospectus te downloaden (AH-028ar, pag. 15/16).
Het prospectus (Engelstalige versie) is voorzien van een goedkeurende verklaring van accountantskantoor [accountant] . De in het prospectus opgenomen beschrijving van de overname van de wijngaard sluit aan bij hetgeen [naam 1] daarover ten overstaan van het hof heeft verklaard (proces-verbaal 23 maart 2023, p. 5) en bij hetgeen over de verwerving van de aandelen in het dossier is opgenomen (AH-028ae). Het hof gaat uit van de juistheid van de in het prospectus opgenomen informatie.
Valsheden
In de tenlastelegging zijn met betrekking tot de brochures, brieven en nieuwsbrieven de navolgende valsheden opgenomen:
a. a) de aandelen in [bedrijf 5] maken deel uit van een (nieuwe) aandelenemissie;
b) de inleg zou volledig of grotendeels worden besteed aan de aankoop van de aandelen
en/of er zou(den) (bij de aankoop) (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers)
in mindering worden gebracht op de inleg;
c) met de inleg zou een (toren)hoog/goed/groot rendement en/of winst behaald worden;
d) het hoofddoel van [bedrijf 5] was om te investeren in wijn(goederen) met een hoog potentieel;
e) de aandelen [bedrijf 5] hadden een notering aan de NASDAQ ;
f) [bedrijf 1] GmbH en/of [bedrijf 2] GmbH stonden onder toezicht van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten .
Voor de beantwoording van de vraag of deze schriftelijke uitlatingen in strijd met de waarheid zijn, dienen deze te worden vergeleken met de inhoud van het prospectus, waarvan hierboven is vastgesteld dat deze juist is.
In het prospectus is onder meer het navolgende opgenomen:
“4.1 Toegestaan kapitaal:
De Raad van Bestuur heeft in het totaal 150.000.000 gewone aandelen toegestaan. Momenteel blijven 45.937.163 gewone aandelen tegen een nominale waarde van 0,001 US dollar niet onderschreven. (…)
4.2
Omvang van onderschreven toegestaan kapitaal
De Raad van Bestuur heeft 104.062.837 gewone aandelen uitgegeven (…). De Raad van Bestuur heeft het recht om aandelenuitgiftes te doen gevraagd en gekregen, maar de Raad van Bestuur heeft geen aandelen in het overige toegestane kapitaal uitgegeven. De Raad van Bestuur heeft een totaal van 100.000.000 gewone aandelen uitgegeven in ruil voor de 105 hectare wijngaard en Landgoed, bekend als [LLC] LLC . Deze gewone aandelen zijn aan restricties onderworpen onder ‘Rule 144’; een deel van deze aandelen maken het voorwerp uit van deze openbare aanbieding."
(…)
“4.10 Aandeelhoudersstructuur
“Sinds de aandelenovereenkomst is [LLC] LLC de meerderheidsaandeelhouder van de vennootschap. De Bestuurder van [LLC] LLC
is Mr [naam 1] (het hof begrijpt: [naam 1] , hierna [naam 1] te noemen). (…) [LLC] LLC , met hoofdzetel (…) [hoofdzetel] , bezit ongeveer 68.450.000 gewone aandelen. De leden van het Management van de onderneming hebben 26.510.000 gewone aandelen verkregen. Van deze 26.510.000 aandelen hebben Mr [naam 2] 24.960.000 en Mr. [naam 3] 1.500.000 gewone aandelen gekregen.
Ongeveer 25.6 % van de aandelen worden gehouden door de leidinggevenden en bestuurders van de vennootschap. Ongeveer 8.7% van het maatschappelijk kapitaal wordt gehouden door een klein aantal aandeelhouders. In het verleden zijn enkel betalingen gedaan door middel van uitgifte van gewone aandelen.“
Hieruit blijkt dat de aandelen [bedrijf 5] die (met tussenkomst van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ) te koop werden aangeboden, geen deel uitmaakten van een (nieuwe) aandelenemissie door [bedrijf 5] , maar bestaande aandelen waren, die door de eigenaar of eigenaren werden verkocht. De opbrengst ging niet naar [bedrijf 5] , maar naar de verkopende eigenaar of eigenaren.
In de (aanbiedings)brieven, brochures en nieuwsbrieven - die door [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] werden verzonden aan (potentiële) beleggers - stond echter:
Aanbiedingsbrief:
(…)
Een dezer dagen neem ik contact met u op om van gedachten te wisselen over deze karakteristieke en veelbelovende emissie
en in de brochure/folder die met de aanbiedingsbrief werd meegestuurd (D-094):
investeren in het marktpotentieel van Nieuwe Wereld wijnen (…)
Investeren in wijngoederen met hoog potentieel, daar draait het om bij [bedrijf 5] Inc. Deze aan de Nasdaq genoteerde holding … (…)
VISIE EN DOEL
Wat betreft het werkgebied Zuid-Afrika heeft [bedrijf 5] kortgezegd de volgende plannen.
Binnen vijf jaar een onderneming opbouwen., … (…)
EMISSIE EN INSCHRIJVING
[bedrijf 5] is voornemens de kapitaalbehoefte af te dekken met een aandelen emissie.
[bedrijf 5] Inc. is genoteerd aan de Nasdaq ; [naam 4] : ( [bedrijf 5] ) (…)
EMISSIEKANTOOR:
[bedrijf 1] GmbH (…).”
In de brochures en de (nieuws)brieven is dus in strijd met de waarheid vermeld dat het ging om een emissie a).
De mededelingen opgenomen achter b), c), d), e) en f) staan niet, of onvoldoende duidelijk, in een of meer van de in de tenlastelegging genoemde geschriften, dan wel zijn niet (met voldoende zekerheid) als vals aan te merken. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor de vermeldingen dat het hoofddoel van [bedrijf 5] was om te investeren in wijn(goederen) met een hoog potentieel (d). Dit is vermeld in de brochure,
maar niet staat vast dat dit onjuist is. Min of meer het zelfde geldt voor de mededeling dat de aandelen
in [bedrijf 5] een notering hadden aan de NASDAQ (e). De aandelen waren genoteerd aan het OTCBB
(Over The Counter Bulletin Board) dat tot de verkoop in 2005 een onderdeel was van NASDAQ en daarna van The NASD. Deze onderdelen zijn dus niet bewezen.
Na deze vaststelling komt de vraag aan de orde of [verdachte] en/of [medeverdachte 1] strafrechtelijk
een verwijt te maken valt voor het opstellen van deze aanbiedingsbrief en de folder/brochure.
De rol van [verdachte]
Een aantal personen die in die periode werkzaam waren bij ' [bedrijf 9] ' heeft een getuigenverklaring afgelegd. Uit deze verklaringen blijkt niet van enige betrokkenheid van [verdachte] bij het opstellen van die stukken. Ook overigens zijn daar geen aanwijzingen voor. [verdachte] treft op dit punt dan ook geen strafrechtelijk verwijt. [verdachte] zal worden vrijgesproken van de in feit 2 tenlastegelegde valsheid in geschrift voor wat betreft de [bedrijf 5] -stukken.
De rol van [medeverdachte 1]
verklaart in hoger beroep, naar de kern samengevat, dat hij in Düsseldorf voor [medeverdachte 5]
een kantoor bemande waar aandelen verkocht werden, dat hij inhoudelijk niet bij het verkoopproces betrokken was, dat de inhoud van de brochure en de (nieuws-)brieven hem als officemanager niet kan worden verweten omdat de prospectussen, brochures en nieuwsbrieven tot stand kwamen door of dienden te worden goedgekeurd door [medeverdachte 5] , dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het prospectus en ook dat hij zich daar niet mee bezig hield.
Op zichzelf is juist dat [medeverdachte 1] in Düsseldorf een kantoor bemande waar aandelen (onder andere: aandelen [bedrijf 10] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] ) werden verkocht en dat hij zelf geen aandelen heeft verkocht.
De rest van zijn verweer is echter ongeloofwaardig, aangezien dit verweer wordt weerlegd door de verklaringen van diverse getuigen in onderling verband bezien.
Uit die door getuigen afgelegde verklaringen, die hierna, (voor zover hier van belang) zijn opgenomen, blijkt immers dat [medeverdachte 1] de verkopers van de aandelen van informatie over de aandelen voorzag,
dat hij betrokken was bij de totstandkoming van de inhoud van de brochures en (nieuws)brieven
alsmede dat hij ervan op de hoogte was dat de inhoud van de brochure niet overeenkwam met
de inhoud van het prospectus. Hij was daar door [verdachte] duidelijk op gewezen, gezien de
door [verdachte] de terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring, proces-verbaal
pagina 23/24 (welk proces-verbaal in het dossier van [medeverdachte 1] is gevoegd), inhoudende:
“De informatie over [bedrijf 5] en [bedrijf 6] in de prospectussen en de brochures bevatte verschillen.
In de prospectussen stond dat het ging om bestaande aandelen in [bedrijf 5] respectievelijk [bedrijf 6] , die nog niet aan de man waren gebracht en ter koop werden aangeboden. In de brochures stond vermeld dat het ging om emissies. (…) De beleggers is op papier en door verkopers voorgehouden dat het emissies van nieuwe aandelen betrof, maar dat was niet het geval. (…) Het prospectus van zowel [bedrijf 5] als [bedrijf 6] vermeldde de juiste informatie …(…)
Ik heb [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] wel vragen gesteld over de verschillen. (…)”
De door [medeverdachte 1] gebagatelliseerde rol, te weten dat hij slechts officemanager was en dat hij zich buiten het faciliteren nergens mee bemoeide past voorts evenmin bij de door hem in de periode
[bedrijf 1] / [bedrijf 2] ontvangen betalingen (zie AH-028ac pag. 73/74, genoemd wordt een totaalbedrag van
€ 1.877.256,47), betalingen die - zonder nadere te verifiëren uitleg - niet kunnen worden geduid
als een normale vergoeding voor iemand die slechts facilitair werk verricht.
Voor wat betreft de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de totstandkoming van de inhoud van de
in de tenlastelegging genoemde stukken is de verklaring van de op 15 maart 2023 in hoger beroep gehoorde getuige [getuige 1] , tekstschrijver bij ' [bedrijf 9] ' , van belang. Hij verklaarde:
“(…)
Het gaat om een zaak waarin mensen een aanbod werd gedaan te investeren in een wijngaard in Zuid-Afrika (…) Ik herinner me dat ik daar teksten voor heb geschreven. (…)
Ik zal er ook wel eens met [medeverdachte 1] over gesproken hebben. [medeverdachte 1] kwam weleens langs
in verband met dit project. De naam [medeverdachte 5] kan ik me herinneren. Ik heb hem één keer gezien. We zijn alleen voorgesteld aan elkaar. (…) Het zal een emissie geweest zijn, als dat
in de brochure staat. Ik heb er zelf geen ‘emissie’ van gemaakt, want dat is een verschil.
Als je als tekstschrijver over dat soort dingen schrijft, moet je je daarin verdiepen. Het woord ‘emissie’ zal ik dan wel doorgekregen hebben in de briefing. (…) Naast dit project, hebben we ook andere projecten gedaan voor de heer [medeverdachte 1] . Het gaat dan om een kopermijn in Congo, investering in een Australisch bosbouwbedrijf en investeren in een bedrijf in Pachinko, een Japans spel. (…)”
De getuige [getuige 2] , eveneens van ‘ [bedrijf 9] ’ , verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep dat [getuige 1] de man van de inhoud is en dat aan [getuige 1] gevraagd moet worden of hij contact heeft gehad met [medeverdachte 1] . De verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door de verklaring van [ medeverdachte 3] (V10-03, p. 6), die verklaarde:

De inhoud van de brochure en de nieuwsbrieven werd samengesteld door [medeverdachte 1] in samenwerking met een bedrijf in Nederland.(…)”
Voor wat betreft de informatievoorziening door [medeverdachte 1] aan de verkopers van de aandelen
,wordt gewezen op de verklaring van [medeverdachte 4] die op 21 november 2022 ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaarde:
“Het management was [medeverdachte 1] (…) [medeverdachte 1] was mijn leidinggevende. Hij was bedrijfsleider.
Hij had de dagelijkse leiding. Die bestond uit het verschaffen van informatie. Als we een aandeel kregen dan kwam er iemand langs of [medeverdachte 1] vertelde ons de informatie over het bedrijf of het aandeel. (…) Hij (hof: [medeverdachte 5] ) verrichtte volgens mij geen werkzaamheden. (…)
De informatie kwam meestal via [medeverdachte 1] bij compliance. (…) Met informatie over [bedrijf 5] werden wij geïnstrueerd. De informatie die over het product aan de klanten werd verstrekt kwam via compliance in de map terecht. Indirect kreeg ik de map vervolgens onder ogen en daarin stond wat er was verteld en welke informatie over het bedrijf was gegeven. (…) Ons is verteld, door [medeverdachte 1] , dat het om een aandelenemissie ging. (…)
De informatievoorziening ging altijd via [medeverdachte 1] . (…)”
Ook wordt gewezen op de verklaring van [ medeverdachte 3] (V-10) die eveneens op 21 november 2022 als getuige in hoger beroep gehoord, verklaarde:
De aandelen [bedrijf 5] zijn zeker verkocht op basis van de informatie die [medeverdachte 1] ons heeft verteld. (…) Het staat voor mij vast dat ik de informatie van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] heb gekregen.(…)
Dat [medeverdachte 1] de door ‘ [bedrijf 9] ’ aan hem toegezonden stukken niet zou hebben gelezen en
dat hem geen verwijt treft omdat de stukken dienden te worden goedgekeurd door [medeverdachte 5] , is in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen eveneens onaannemelijk.
De heer [getuige 3] , zowel bij de FIOD als ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord, kan over de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de in augustus 2004 verstuurde [bedrijf 5] brochure en aanbiedingsbrief niet uit eigen wetenschap verklaren. Hij heeft immers verklaard dat hij pas in 2005 is gaan werken voor [bedrijf 9] .
Gezien het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift met betrekking tot de in de tenlastelegging onder feit 2 genoemde - kort gezegd - [bedrijf 5] stukken door daarin het woord ‘emissie’ te laten opnemen.
Feit 2. het vervalsen van stukken die een rol spelen bij het verkopen van aandelen [bedrijf 6]
Met betrekking tot de valsheid zijn in de tenlastelegging, voor wat betreft [bedrijf 6] de navolgende mogelijke valsheden opgenomen:
  • a) de aandelen in [bedrijf 6] Inc. maken deel uit van een (nieuwe) aandelenemissie;
  • b) de inleg zou volledig of grotendeels worden besteed aan de aankoop van de aandelen
en/of (bij de aankoop) zou(den) (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers)
in mindering worden gebracht op de inleg;
  • c) met de inleg zou een (toren)hoog/goed/groot rendement en/of winst behaald worden;
  • d) [bedrijf 6] Inc. was een houtverwerkende onderneming met uitstekende toekomstperspectieven;
  • e) de aandelen [bedrijf 6] Inc. hadden een notering aan de NASDAQ ;
  • f) [bedrijf 1] GmbH en/of [bedrijf 2] GmbH stonden onder toezicht van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten .
Het hof volgt de rechtbank in haar oordeel dat de mededelingen opgenomen achter b), c) en f)
niet, of onvoldoende duidelijk, in een of meer van de in de tenlastelegging genoemde geschriften staan. De onder d) opgenomen mededeling staat wel in de brochure, maar daarvan is niet vast te stellen dat deze onjuist is en dat de verdachte dat wist. Voor wat betreft de onder e) opgenomen notering aan de NASDAQ geldt het zelfde als hiervoor in verband met deze mededeling over de aandelen [bedrijf 5] is overwogen, waarbij in de [bedrijf 6] -brochure nog is vermeld: “is genoteerd aan de Nasdaq (OTCBB)”.
Voor wat betreft de achter a) vermelde mededeling dat de aandelen [bedrijf 6] Inc. deel uit zouden maken van een aandelenemissie geldt het volgende.
In de [bedrijf 6] -brochures (D-2315 en D-2350) staat - voor zover hier van belang - :
de brochure (pag. 1015277 e.v.)
HET AANBODOm verdere expansie mogelijk te maken heeft [bedrijf 6] behoefte aan kapitaal. In het kapitaal dat hiervoor benodigd is wordt voorzien door middel van een aandelenemissie.Er worden in totaal 250 miljoen aandelen uitgegeven. [bedrijf 1] kan in totaal negen miljoen aandelen uitgeven tegen een vooraf vastgestelde koers van 1,25 dollar per aandeel. (Deze koers kan fluctueren als gevolg van veranderingen in de onderneming en op de markt).
Uit AH-028af (het proces-verbaal van ambtshandeling onderzoek naar herkomst en status van de aandelen [bedrijf 6] Inc. die zijn verkocht door [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en zijn geleverd aan Nederlandse beleggers) blijkt dat aan Nederlandse beleggers aandelen zijn verkocht en geleverd die in bezit waren van een aandeelhouder, [naam 1] . Er is (derhalve) geen sprake van een emissie van nieuwe aandelen. Dit blijkt tevens uit het aan de hand van gepubliceerde jaarverslagen opgemaakte schema opgenomen op pagina 9 van voornoemd proces-verbaal, waaruit naar voren komt dat er na 2005 (behoudens een emissie voor diensten in 2005 van 200.000 aandelen) geen mutaties zijn geweest, terwijl er in de periode van 3 mei 2005 en 24 juli 2006 aan Nederlandse beleggers door [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ruim 5.000.000 aandelen [bedrijf 6] zijn verkocht. Voorts wordt duidelijk dat [naam 1] op 22 oktober 2004 (het hof begrijpt: voor zijn diensten als adviseur) 17.000.000 aandelen [bedrijf 6] krijgt/ontvangt, waarvan 8.000.000 op 29 november 2005 worden geregistreerd als vrij verhandelbaar. De resterende 9.000.000 aandelen [bedrijf 6] die hij kreeg zijn ‘restricted’.
Wat in de brochure staat, te weten dat het gaat om een aandelenemissie, is dus niet juist. [naam 1] is de leverancier van de aandelen [bedrijf 6] die door [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] aan de Nederlandse beleggers zijn verkocht. Dit laatste blijkt tevens uit de omstandigheid dat het geld dat de Nederlandse beleggers ten behoeve van de aankoop van de aandelen [bedrijf 6] storten op de derdenrekening van [bedrijf 11] zich mengt met het geld dat door - onder andere - beleggers in aandelen [bedrijf 5] op die rekening wordt gestort waarna het geld langs omwegen belandt bij onder andere [naam 1] en [medeverdachte 1] (zie AH-028ac, pag. 3 en 73/74).
Na deze vaststelling komt ook hier de vraag aan de orde of [verdachte] en/of [medeverdachte 1] strafrechtelijk
een verwijt te maken valt voor het opstellen van deze aanbiedingsbrief en de folder/brochure.
De rol van [verdachte]
Ook hier is het hof van oordeel dat [verdachte] geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, aangezien van enige betrokkenheid bij de totstandkoming van voornoemde stukken niet is gebleken.
De rol van [medeverdachte 1]
In het dossier ontbreekt het [bedrijf 6] -prospectus. Mr. Goris, de raadsvrouw van [verdachte] , heeft ter terechtzitting van 21 april 2023 een informatiebrochure over [bedrijf 6] , gesteld in de Engelse taal, overgelegd, die ook in het dossier van [medeverdachte 1] is gevoegd.
Op 9 mei 2023 heeft mr. Goris het hof een e-mailbericht gezonden, met daarbij een kopie van de aan [naam 1] geadresseerde eindfactuur d.d. 3 mei 2005 van [naam 5] , alsmede een kopie van het die factuur begeleidende e-mailbericht d.d. vrijdag 13 mei 2005 eveneens gericht aan [naam 1] , betreffende [bedrijf 6] ” waarin staat:
“ As you know the prospectus was lodged with the AFM last week.”
Deze brief is gevoegd in het dossier van [verdachte] , alsmede (op verzoek van de raadsman van [medeverdachte 1] ) in het dossier in de zaak van [medeverdachte 1] .
Uit deze stukken moet worden afgeleid dat een [bedrijf 6] -prospectus op enig moment in
de week van maandag 2 mei 2005 tot en met vrijdag 6 mei 2005 bij de AFM is gedeponeerd.
Dit kan evenwel niet de door mr. Goris op 21 april 2023 overgelegde informatiebrochure zijn geweest, want deze is in de Engelse taal opgesteld en hierin is op het oog niets terug te vinden over de specifieke aandelen die te koop zijn aangeboden.
Voor de rol van [medeverdachte 1] is ook ten aanzien van [bedrijf 6] de hiervoor reeds weergegeven verklaring van
[verdachte] over de verschillen tussen de prospectussen en brochures relevant, inhoudende:
“De informatie over [bedrijf 5] en [bedrijf 6] in de prospectussen en de brochures bevatte verschillen.
In de prospectussen stond dat het ging om bestaande aandelen in [bedrijf 5] respectievelijk
[bedrijf 6] , die nog niet aan de man waren gebracht en ter koop werden aangeboden. In de
brochures stond vermeld dat het ging om emissies. (…) De beleggers is op papier en door
verkopers voorgehouden dat het emissies van nieuwe aandelen betrof, maar dat was niet het
geval. (…) Het prospectus van zowel [bedrijf 5] als [bedrijf 6] vermeldde de juiste informatie …(…)
Ik heb [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] wel vragen gesteld over de verschillen. (…)”,
Voor wat betreft de rol van [medeverdachte 1] bij de totstandkoming van de stukken verwijst het hof ook naar wat hiervoor is overwogen met betrekking tot [bedrijf 5] , waarbij [getuige 1] in hoger beroep heeft verklaard dat ‘ [bedrijf 9] ’ naast dit project, waarmee hij doelt op de [bedrijf 5] stukken, ook andere projecten voor [medeverdachte 1] heeft gedaan. [getuige 1] noemt als ander project onder andere een investering in een Australisch bosbouwbedrijf.
Dat [medeverdachte 1] ervan op de hoogte is dat het niet ging om een emissie van nieuwe aandelen en hij, ondanks deze wetenschap, in de brochure heeft laten opnemen dat het om een emissie gaat, blijkt ook uit de verklaring van [verdachte] . Voorts heeft [ medeverdachte 3] ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaard dat naar zijn weten [naam 1] de aandelen regelde, dat dit aan hen was verteld en dat het zo algemeen bekend was.
Ook voor wat de [bedrijf 6] -aandelen betreft heeft [medeverdachte 1] zich in de tenlastegelegde periode dus schuldig gemaakt aan het meermalen opstellen van valse geschriften.
Zowel bij de [bedrijf 5] -stukken als bij de [bedrijf 6] -stukken is onvoldoende bewijs aanwezig dat [medeverdachte 1]
het opstellen van valse geschriften tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd.
Feit 2. het gebruik maken van vervalste stukken door [verdachte] en [medeverdachte 1] bij het verkopen van aandelen [bedrijf 5] en aandelen [bedrijf 6]
De rol van [verdachte]
Niet gebleken is dat [verdachte] actief betrokken is geweest bij het verzenden van brochures en nieuwsbrieven. [verdachte] treft ter zake geen strafrechtelijk verwijt, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rol van [medeverdachte 1]
In juni 2004 heeft [bedrijf 9] van [bedrijf 1] GmbH (de onderneming waarvan [medeverdachte 1] aandeelhouder en bestuurder is) de opdracht gekregen een brochure samen te stellen voor de introductie van het aandeel [bedrijf 5] , waarna in augustus 2004 de aanbiedingsbrief en de brochure zijn verstuurd naar meer dan 600 potentiële beleggers uit het adressenbestand van [bedrijf 1] . (1-OPV-002, pagina 9 en 10, AH-028z pagina’s 13 tot 17).
Duidelijk is dat de voornoemde beleggers hierdoor (op dat moment) onjuist zijn geïnformeerd. Anders dan door [medeverdachte 1] en [verdachte] gesteld werd het prospectus (slechts) toegestuurd als klanten daarom vroegen, aldus de verklaring van [medeverdachte 4] (V22-03, pag. 2). Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaringen van diverse beleggers die zeggen geen prospectus te hebben gekregen, waarbij komt dat bij de onder de beleggers in beslag genomen stukken het prospectus steeds ontbreekt.
Gezien het vorenstaande mochten potentiële beleggers op de juistheid van de brochure(s) afgaan met betrekking tot het daarin vermelde woord ‘emissie’.
[ medeverdachte 3] (verklaring V10-02) heeft verklaard dat [naam 6] (hof: mevrouw [naam 6] ), een voormalige secretaresse van [medeverdachte 1] (hof: [medeverdachte 1] ), zich bezig hield met het verzenden van brochures van de fondsen. In de regel, aldus [ medeverdachte 3] , ging [medeverdachte 1] bij haar langs om de brochures en de postzegels af te leveren voor verzending en [naam 6] te betalen. Mevrouw [naam 6] (verklaring G65-01) heeft, samengevat, verklaard dat zij voor wat betreft [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 1] GmbH te maken heeft gehad met [medeverdachte 1] , dat hij vroeg of zij wat voor hem kon doen, dat de werkzaamheden die zij verrichtte bestonden uit het versturen van post, waaronder brochures aan potentiële klanten en dat
[medeverdachte 1] haar betaalde.
Gezien deze verklaringen is wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst. Dat hij dit samen en in vereniging met anderen heeft gedaan, is niet bewezen.
Feit 1. het in vereniging meermalen medeplegen van oplichting bij het verkopen van aandelen [bedrijf 5] en aandelen [bedrijf 6]
Het hof zal eerst beoordelen of sprake is van oplichting en van welke beleggers, waarna vervolgens zal worden gekeken welke verdachte(n) daarvoor verantwoordelijk is/zijn.
Hiervoor is (reeds) vastgesteld dat in de brochures die betrekking hadden op de verkoop van aandelen [bedrijf 5] en op de verkoop van aandelen [bedrijf 6] (hierna: de [bedrijf 5] brochure en de [bedrijf 6] brochure)
die aan potentiële beleggers werden gestuurd ten onrechte was vermeld dat het om een emissie van aandelen ging, waarbij de illusie werd gewekt dat het (ingelegde) geld van de beleggers zou worden geïnvesteerd in de respectievelijke bedrijven
Uit de verklaringen van aangevers die in deze aandelen hebben belegd moet, naar de kern samengevat, worden opgemaakt dat aan hen alleen een brochure werd toegestuurd en dat ze geen prospectus hebben ontvangen. Het verweer dat de aangevers het prospectus hadden moeten en kunnen lezen en daar ook voor hebben getekend wordt dan ook verworpen. Aan de aangever werd door de verkopers ook verteld dat het een emissie van aandelen betrof, dus dat het geld dat zij voor de aandelen betaalden in de bedrijven werd geïnvesteerd. Voorts werd een (meer dan) goed rendement in het vooruitzicht gesteld.
Wat betreft de aandelen [bedrijf 5] blijkt uit het prospectus dat de aandelen, die (in het begin) voor ongeveer 1 US dollar per stuk werden verkocht, kort daarvoor waren uitgegeven tegen de inbreng van de activa van de wijngaard [LLC] met bijbehorend vastgoed ter waarde van 0,035 US dollar per aandeel. Deze activa waren (vooralsnog) de enige activa van [bedrijf 5] . De vennootschap had nog geen winst gemaakt. Dit betekent dat de waarde van de aandelen tegen de prijs waarvoor ze werden aangeboden nagenoeg uitsluitend werd bepaald door verwachtingen omtrent toekomstige ontwikkelingen. De vermelding in het prospectus dat het bij de aangeboden aandelen sprake is van "speculatieve aandelen" (par. 1.8.2) is dan ook, mede gelet op de aard van de bedrijfsactiviteiten, bepaald een understatement. Mede nu het geld van de beleggers niet ten goede zou komen aan de onderneming zelf en dus niet gebruikt zou worden voor expansie, was het in het vooruitzicht stellen van een (meer dan) goed te behalen rendement niet verantwoord en bedrieglijk. Dat aan de potentiële beleggers ook werd verteld dat beleggen natuurlijk risico inhoudt en ook dat het hier ging om aandelen met een hoog risico en sommige beleggers ook hoog opgeleid zijn, zoals de verdediging heeft aangevoerd, doet hier niet aan af.
Ook voor de aandelen [bedrijf 6] geldt dat anders dan werd voorgespiegeld er geen sprake was van een emissie.
De conclusie is dat beleggers het in artikel 326 Sr. genoemde samenweefsel van verdichtsels is voorgehouden. De volgende vraag is wie daardoor zijn bewogen tot aanschaf. Als daarvan sprake is moet de vraag beantwoord worden wat de rol van [medeverdachte 1] en [verdachte] hierbij was.
De delictsomschrijving van oplichting houdt, kort samengevat, in dat iemand, derhalve een individu, door een oplichtingsmiddel moet zijn bewogen. Een en ander brengt mee dat niet snel tot een bewezenverklaring van een groep beleggers kan worden gekomen op basis van een algemene tenlastelegging. Dit kan slechts anders zijn als van een of meer in die tenlastelegging opgenomen bewezen verklaarde oplichtingsmiddelen (al dan niet in onderling verband beschouwd) zonder aarzeling kan worden aangenomen dat a) alle beleggers daarvan kennis hebben genomen en b) dat het niet anders kan dan dat zij zich daardoor ook allen hebben laten leiden aangezien zij de kern/de essentialia van de overeenkomsten bevatten.
Dit laatste geldt in deze zaak voor wat in feit 1) onder de navolgende gedachtestreepjes is opgenomen, te weten:
“te doen alsof (ten aanzien van de (aan hen voorgestelde investering/aankoop in/van) aandelen in [bedrijf 5] Inc. en/of [bedrijf 6] Inc. ) sprake was van (een) bonafide (beleggings)product(en) en (aldus) voor te wenden en/of mede te delen dat
- met hun inleg een (toren)hoog/goed/groot rendement en/of winst behaald zou worden.
Dat dit als vaststaand kan worden aangenomen - ook zonder dat de afzonderlijke beleggers
daarover zijn gehoord - wordt gebaseerd op de inhoud van de voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomsten aan de potentiële beleggers toegezonden aanbiedingsbrieven, brochures en nieuwsbrieven en gelet op hetgeen de verkopers van de aandelen hebben verklaard over de door hen met de potentiële beleggers gevoerde verkoopgesprekken.
In het licht van het vorenstaande zijn niet alleen de in de tenlastelegging met name genoemde personen opgelicht, maar daarnaast ook een groot aantal niet met name genoemde personen.
Het hof merkt - ten overvloede - nog op dat een belegger alleen op het moment van de inleg kan zijn bewogen (en daarmee opgelicht). Een belegger die al is ingestapt kan niet door stukken die hij later ontvangt zijn bewogen tot zijn inleg. In de onderhavige zaak geldt dit voor nieuwsbrieven die door beleggers zijn ontvangen nadat koopovereenkomsten met betrekking tot aandelen [bedrijf 5] en aandelen [bedrijf 6] waren gesloten.
Resteert de vraag wat de rol van [medeverdachte 1] en [verdachte] hierbij was.
De rol van [medeverdachte 1]
[medeverdachte 4] , een van de personen die betrokken was bij de verkoop van de aandelen [bedrijf 5] en [bedrijf 6] heeft, samengevat, verklaard dat [medeverdachte 1] zijn leidinggevende was en dat hij de informatie, die hij in gesprekken deelde met potentiële beleggers over de onderneming en de aandelen kreeg van [medeverdachte 1] , de leidinggevende.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 21 november 2022 als getuige gehoord verklaarde hij:
“ [medeverdachte 1] was mijn leidinggevende. Hij was de bedrijfsleider. Hij had de dagelijkse leiding die bestond uit het verschaffen van informatie. (…) Wij verkochten bestaande aandelen. Dat wist ik niet. Ik ben altijd overtuigd geweest van hetgeen ons verteld is en dat is dat wij emissies verkochten. (…) Wij vertelden de beleggers dat er een aandelenemissie was, … Het geld zou ten goede van het bedrijf komen. Dat lijkt mij ook logisch als je zegt dat er sprake is van een aandelenemissie. (…) Bij een emissie komt het geld ten goede aan het bedrijf. (…) Ons is verteld, door [medeverdachte 1] , dat het om een aandelenemissie ging. Ik was er niet van op de hoogte dat wij bestaande aandelen verkochten.
Ik kende de verschillen toen ook niet zo goed. De informatievoorziening ging altijd via [medeverdachte 1] . Tegen klanten vertelde ik dat er sprake was van een emissie en dat het geld naar het bedrijf zou gaan. (…) Ik dacht dat het geld van de verkochte aandelen naar het bedrijf ging. Ik heb dat ook verteld tegen klanten. Zo is het ons ook altijd gezegd.(…)”
[ medeverdachte 3] , eveneens betrokken bij de verkoop van de aandelen [bedrijf 5] en [bedrijf 6] heeft, samengevat, verklaard dat hij is aangenomen door [medeverdachte 1] , dat [medeverdachte 1] zich bezig hield met de inhoud (V10-02, pag. 4), dat hij de aandelen verkocht op basis van informatie die hem door [medeverdachte 1] en
[medeverdachte 5] werd verteld, dat achteraf gezien de beleggers geen enkele kans hadden op koerswinst
(V10-03, pag. 5), dat de aandelen verkocht werden namens de uitgevende bedrijven en het dus een nieuwe emissie en geen verkoop van aandelen van bestaande aandeelhouders betrof (V10-05, pag. 4).
[ medeverdachte 3] verklaarde in hoger beroep op 21 november 2022:
“Als een nieuwe klant zich meldde dan werd deze gebeld. Dat gebeurde bij mijn verkoopafdeling. (…) Ze werden vervolgens gebeld en kregen een brochure opgestuurd. Mensen werden geënthousiasmeerd … Als een deal was gesloten dan kregen die klanten per e-mail of fax een contract. (…)
Gezien deze verklaringen van [medeverdachte 4] en [ medeverdachte 3] is wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het (doen) oplichten van beleggers, door de onjuiste informatie die hij gaf aan de verkopers in de wetenschap dat de verkopers deze zouden gebruiken om de beleggers te informeren over de aandelen. Het medeplegen van oplichting is niet bewezen. Daarvoor ontbreekt, gelet op de door de Hoge Raad gestelde criteria, (voldoende) wettig en overtuigend bewijs.
De rol van [verdachte]
heeft in eerste aanleg op de zitting van 3 en 4 februari 2020 verklaard
(proces-verbaal pag.23/24):
“De informatie over [bedrijf 5] en [bedrijf 6] in de prospectussen en de brochures bevatte verschillen.
(…) De beleggers is op papier en door verkopers voorgehouden dat het emissies van nieuwe aandelen betrof, maar dat was niet het geval. Ik heb daarom zelf nooit tegen klanten uitgesproken dat het een emissie van nieuwe aandelen betrof. Het prospectus van zowel [bedrijf 5] als [bedrijf 6] vermeldde de juiste informatie en het prospectus hebben de beleggers gelezen. Daarvoor hebben zij getekend. Daarmee
was voor mij de kous af en waren de beleggers voldoende voorgelicht.”
Uit voornoemde verklaring van [verdachte] kan worden opgemaakt dat hij (op enig moment) op de hoogte was van het verschil van inhoud tussen de brochure en het prospectus en dat hij (nadien) klanten hierover niet heeft geïnformeerd. Niet kan echter worden vastgesteld - mede omdat de schriftelijke cliëntenprofielen in het dossier ontbreken - op welk moment [verdachte] op de hoogte raakte van het verschil en tegenover welke concrete beleggers hij heeft verzwegen dat de brochure foute informatie bevatte. Het moment van het op de hoogte raken is van groot belang omdat allemaal afzonderlijke oplichtingen ten laste zijn gelegd met alle een afzonderlijke pleegdatum. In dit verband is van belang dat van enige betrokkenheid van [verdachte] bij de totstandkoming van de prospectussen niet is gebleken, zodat ervan moet worden uitgegaan dat hij pas na de gereedkoming en het depot van het prospectus (door het op enig moment lezen ervan) van de onjuistheid van de brochure op de hoogte is gekomen.
Bovendien zijn er voordat het [bedrijf 5] prospectus gedeponeerd was reeds aandelen [bedrijf 5] verkocht. Daarom is er ten aanzien van [verdachte] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde oplichting.
Feit 3. Oplichting beleggers [bedrijf 3] AG
[verdachte] is door de rechtbank ter zake van [bedrijf 3] alleen veroordeeld voor - zakelijk weergegeven - oplichting van de belegger [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) bij de verkoop van aandelen [bedrijf 3] AG (hierna: [bedrijf 3] ). Aangezien namens het openbaar ministerie geen appél is ingesteld, is in hoger beroep ten aanzien van [bedrijf 3] alleen nog deze belegger aan de orde.
Ten laste is gelegd dat [verdachte] tezamen en in vereniging en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - [slachtoffer 1] heeft voorgewend of meegedeeld dat
de aandelen [bedrijf 3] deel uitmaakten van een (nieuwe) aandelenemissie,
de inleg grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van de aandelen,
vrijwel geen kosten of commissie (bij de beleggers) in mindering zouden worden gebracht op de inleg,
een hoog rendement behaald zou worden,
en overname en/of beursgang voorhanden is waardoor de aandelen in waarde gaan stijgen en
de werkelijke waarde van een aandeel [bedrijf 3] € 27,00 was en
de inleg ten behoeve van de aandelen in betrouwbare handen is omdat de inleg overgemaakt
moet worden naar een bankrekeningnummer van een advocatenkantoor en/of een notariskantoor,
Oplichtingsmiddelen (b t/m g)
Het hof stelt voorop dat [slachtoffer 1] zowel bij de politie, als bij de rechter-commissaris alsook ter terechtzitting van het hof heeft verklaard zich
nietopgelicht te voelen door [verdachte] .
[slachtoffer 1] verklaarde benaderd te zijn door [verdachte] . [verdachte] heeft hem, aldus [slachtoffer 1] , verteld
dat [bedrijf 3] een goede belegging is. [slachtoffer 1] gaat daar nog steeds vanuit. [verdachte] vertelde dat de aandelen na vier jaar het dubbele waard zouden zijn, minimaal. De bedoeling was dat de aandelen overgenomen zouden worden door een grote partij dan wel dat de aandelen naar de beurs zouden gaan. Met [slachtoffer 1] is niet gesproken over een commissie.
[slachtoffer 1] verklaart ook niet dat hem is medegedeeld dat de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van de aandelen (b.) en/of dat er bij de aankoop (vrijwel) geen kosten en/of commissies in mindering zouden worden gebracht (c.). Verder blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat
[verdachte] weliswaar heeft gewezen op de kans dat een overname zou plaatsvinden of een beursgang zou plaatsvinden, maar [slachtoffer 1] verklaarde ook dat je dit 'nooit zeker weet' en dat het 'natuurlijk een veronderstelling' is (d en e). Tenslotte verklaart [slachtoffer 1] niet dat [verdachte] hem op enig moment heeft meegedeeld dat de waarde van het aandeel [bedrijf 3] € 27 was (f).
Dat de inleg ten behoeve van de aandelen in betrouwbare handen is omdat de inleg overgemaakt moet worden naar een bankrekeningnummer van een advocatenkantoor (g), is wellicht niet zonder meer logisch, maar nu het geld door de beleggers daadwerkelijk is overgemaakt naar het bankrekeningnummer van het advocatenkantoor, is deze mededeling in zoverre niet valselijk en/of in strijd met de waarheid gedaan.
Het hof acht dan ook niet bewezen dat [slachtoffer 1] door een van de oplichtingsmiddelen b t/m g is bewogen tot aankoop van de aandelen [bedrijf 3] .
Oplichtingsmiddel sprake van een emissie (a)
Resteert het onder (a) vermelde oplichtingsmiddel, het voorwenden dat de aandelen [bedrijf 3] deel uitmaakten van (nieuwe) aandelenemissie.
[slachtoffer 1] verklaart bij de FIOD (G73-01) dat hij
aanneemtdat zijn geld zou worden belegd in [bedrijf 3] , maar hij verklaart bij het begin van zijn eerste verhoor niet dat er door [verdachte] gesproken is over een emissie. Pas na enig doorvragen van de FIOD verklaart [slachtoffer 1] op de vraag of het nieuwe of bestaande aandelen waren :
"Nu vraagt u mij wat. Ikdenkdat het een nieuwe emissie was. Als het nieuwe aandelen
zijn komt het geld in [bedrijf 3] terecht, zo zie ik het.Zo
is het mij ook verteld. [bedrijf 3] had
geld nodigom
te groeien. Er is nooit tegen mij gezegd dat het bestaande aandelen
waren. Mij is voorgehouden dat het een nieuwe emissie was. In mijn optiek is het
het uitbrengen van nieuwe aandelen. Op deze manier kun je alleen maar nieuw geld
aantrekken. Bestaande aandelen kopen leveren geen nieuw geld op. Zoals ik al eerder
verklaarde ben ik dus van mening dat ik aandelen heb gekocht van het uitbrengen van
een nieuwe emissie.”
Als [slachtoffer 1] vervolgens bij de rechter-commissaris op 4 juli 2018 wordt geconfronteerd met dit deel
van zijn FIOD-verklaring dat hij dacht dat het ging om nieuwe aandelen, verklaart hij:
“Ja, het was een startend bedrijf. Zo gaat dat meestal met starters. Die geven aandelen uit om zo te proberen aan geld te komen. Ikdenkdat het zo in het gesprek met [verdachte] ook naar voren is gekomen. Zo’n aankoop doe je natuurlijk niet zomaar.Maar het zou ook kunnendat het om bestaande aandelen ging. Bij de tweede aankoop heb ik toch echt de indruk gekregen dat het ging om nieuwe aandelen. [verdachte] vertelde mij dat [bedrijf 3] het kapitaal wilde uitbreiden om te kunnen groeien.”
Tenslotte is [slachtoffer 1] ook ter terechtzitting in hoger beroep op 16 november 2022 als getuige gehoord. Daar verklaart hij:
“Ik zie geen verschil tussen nieuwe of bestaande aandelen.”
Het hof is op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] onvoldoende overtuigd dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat sprake zou zijn van een emissie en ook niet dat [slachtoffer 1] door het verschil tussen nieuwe of bestaande aandelen tot aankoop bewogen zou zijn.
Nu het gebruik van de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen niet bewezen is, moet
[verdachte] worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting
Feit 4. Handelen zonder vergunning [bedrijf 3]
Het hof neemt over de hieronder weergegeven overwegingen van de rechtbank (vonnis pagina 13) en maakt die overwegingen tot de zijne.
"Ingevolge het eerste lid van deze bepaling(hof: artikel 2:96 Wft)
is het … verboden in Nederland zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning beleggingsdiensten te verlenen. Onder het verlenen van een beleggingsdienst wordt blijkens artikel 1:1 Wft onder andere verstaan het in de uitoefening van een beroep of bedrijf ontvangen en doorgeven van orders van cliënten met betrekking tot financiële instrumenten (sub a) en het in de uitoefening van beroep of bedrijf adviseren over financiële instrumenten (sub d). Uit hoofde van hetzelfde artikel worden als financiële instrumenten onder meer effecten aangemerkt en omvat de definitie van effecten
mede verhandelbare aandelen en daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen.
De aandelen in [bedrijf 3] zijn derhalve aan te merken als financiële instrumenten in de zin
van de Wft."
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] de beleggers Gowricharn en [slachtoffer 1] geadviseerd heeft aandelen [bedrijf 3] AG te kopen. Daarmee heeft hij beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten verricht in de zin van het bepaalde in artikel 2:96 Wft.
[verdachte] wist dat dit gebeurde zonder de vereiste vergunning (D-257). Echter, anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de rol van [verdachte] bij het benaderen van andere beleggers door collega-verkopers onvoldoende substantieel geweest om hem als medepleger te kunnen kwalificeren. Hij zal dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen van het onder 4. ten laste gelegde feit. Gelet op het aantal bewezen beleggingsactiviteiten is voorts niet bewezen dat [verdachte] hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
[bedrijf 4] Ltd. (feiten 5 en 6)
Aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] is ten aanzien van [bedrijf 4] Ltd. (hierna [bedrijf 4] Ltd) tenlastegelegd dat zij beleggers hebben opgelicht en dat zij ten opzichte van beleggers gebruik hebben gemaakt van een vals geschrift. Het hof zal eerst het gebruik van een vals geschrift bespreken, daarna de vraag of de beleggers zijn opgelicht en tenslotte ten aanzien van beide feiten de vraag of en in hoeverre [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] voor deze feiten strafrechtelijk verantwoordelijk moeten worden gehouden.
Is er bij de brochure ‘ [brochure] ’ (D-527) sprake van een vals geschrift?
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] wordt verweten dat zij van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013 opzettelijk gebruik hebben gemaakt van een vals geschrift, te weten de brochure ‘ [brochure] ’ (D-527). Allereerst zal het hof nagaan of er in de brochure onjuistheden staan die als valsheden kunnen worden geduid. Deze vraag zal deels bevestigend worden beantwoord, waarna later in het arrest de vraag zal worden beantwoord of [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] te dier zake een strafrechtelijk verwijt valt te maken.
In de brochure zou in strijd met de waarheid staan dat:
[bedrijf 4] Ltd. klein gestart was in 2002 en/of uitgegroeid was tot wereldspeler en/of
[bedrijf 4] Ltd. verhandelbare, vrijwillige CO emissierechten aanbood met een uitstekend verwacht rendement en/of dat de rendementen van verhandelbare, vrijwillige emissierechten in potentie hoog konden zijn en/of
de focus van [bedrijf 4] was het optimaliseren van rendement op emissierechten voor investeerders en/of
verwachte (wereldwijde) marktontwikkelingen en/of verplichtingen voor bedrijven en/of verwachte prijsontwikkelingen en/of rendementen die golden voor (de handel in) verplichte emissierechten,
ook golden voor de handel in vrijwillige emissierechten en/of
de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder,
die onder het toezicht viel van de Verein zur Qualitatssicherung von Finanzdienstleistungen
(de Zwitserse toezichthouder), bij een door de Verenigde Naties goedgekeurd internationaal
Carbon Credit Register.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder b, c en d vermelde
In de brochure staat dat [bedrijf 4] Ltd vrijwillige emissierechten aanbood met een uitstekend verwacht rendement (b, eerste gedeelte). Binnen de organisatie van [bedrijf 4] Ltd werd echter het overgrote deel
van de door beleggers geïnvesteerde gelden niet aan de inkoop van deze emissierechten besteed.
De beleggers betaalden € 8,- à € 9,- per emissierecht, terwijl deze emissierechten door [bedrijf 4] Ltd voor
circa € 2,- werden ingekocht. Om alsnog tot een goed, volgens de brochure uitstekend, rendement
op de belegging te komen, zouden de emissierechten derhalve eerst moeten verviervoudigen in waarde, waarna uit een nog verdere waardestijging het voorgespiegelde rendement zou kunnen
worden gerealiseerd. Uit niets blijkt dat hierop een concreet vooruitzicht bestond en dit werd
de beleggers niet meegedeeld. Aan de andere kant ging het hier om een speculatieve belegging, waarbij een grote waardestijging in de toekomst ook bepaald niet uitgesloten was en een
‘uitstekend’ rendement weliswaar niet waarschijnlijk, maar toch wel mogelijk was.
Ter illustratie, uit openbare bronnen (de veilingmonitor 2019 en 2022 van de Nederlandse emissieautoriteit) blijkt dat de veilingprijs van een
verplichtemissierecht is de afgelopen jaren
is gestegen van € 5 in 2013 naar gemiddeld € 79,67 in 2022, oftewel een waardestijging
van 1.600% in negen jaar. Verder worden op de site fairclimatefund.nl vrijwillige CO2-rechten inmiddels (2023) voor € 18 per ton verkocht aan bedrijven en particulieren.
Onder deze omstandigheden zullen de verdachten worden vrijgesproken van het onder b, eerste gedeelte vermelde.
Het hof acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde mededeling dat de rendementen van verhandelbare, vrijwillige emissierechten in potentie hoog konden zijn (b, tweede deel), een valsheid betreft. Deze mededeling is daarvoor te algemeen.
Ook van dit deel van het onder b vermelde moeten de verdachten worden vrijgesproken.
Dat de focus (c) van [bedrijf 4] Ltd was gericht op het optimaliseren van rendement op emissierechten voor investeerders (in plaats van het optimaliseren van het eigen rendement) is welbeschouwd niet meer dan een doorzichtige reclame-uiting. Er zijn weinig bedrijven die publiekelijk zeggen dat niet hun product of dienstverlening (de vliegervaring van-, de fijne vakantie van- of bij beleggingen, het rendement van de klant) centraal staat bij het handelen van het bedrijf, maar de door het bedrijf te boeken winst.
Ten aanzien van het onder (d) vermelde wordt in de brochure weliswaar (ten onrechte) de suggestie gewekt dat de verwachte (wereldwijde) markt- en/of prijsontwikkelingen en/of rendementen die golden voor (de handel in) verplichte emissierechten ook golden voor de handel in vrijwillige emissierechten, maar deze mededeling staat niet met zoveel woorden, in elk geval onvoldoende uitdrukkelijk, in dit geschrift. Ook ten aanzien van het onder (d) vermelde komt het hof tot een vrijspraak.
Verdere beoordeling van het onder a en e vermelde
Wel acht het hof bewezen dat de in de tenlastelegging vermelde mededelingen dat (a) [bedrijf 4] Ltd klein
was gestart in 2002 en uitgegroeid was tot een wereldspeler en (e) dat de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder, die onder het toezicht viel van
(de Zwitserse toezichthouder) Verein zur Qualitätssicherung von Finanzdienstleistungen, bij een door de Verenigde Naties (VN) goedgekeurd internationaal Carbon Credit Register, vals en in strijd met de waarheid waren.
Deze mededelingen stonden in de brochure ‘ [brochure] ’ (D-527), maar stemmen niet overeen met de werkelijkheid.
In de eerste plaats is [bedrijf 4] Ltd (a) niet in 2002 begonnen. Deze Engelse vennootschap is pas op
25 juli 2012 opgericht en ingeschreven (D-559, p. 7) in het Engelse handelsregister. Op de tweede plaats valt [bedrijf 4] Ltd niet te kwalificeren als wereldspeler. Zij richtte zich, naast de activiteiten van [naam 8] in Engeland, alleen op de Nederlandse markt en verkeerde daarmee nog in een aanvangsfase.
Tot slot is de mededeling dat de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder, die onder het toezicht viel van de genoemde Zwitserse toezichthouder, bij een door de VN goedgekeurd internationaal Carbon Credit Register, eveneens vals en in strijd met de waarheid. Uit de bij de FIOD afgelegde verklaring van getuige [getuige 4] (G-51-01, pag. 6), coördinator registratie emissiehandel bij de Nederlandse Emissieautoriteit, blijkt dat de VN registers goedkeurt voor het verplichte systeem van emissiehandel tussen landen (op basis van het Kyoto-protocol).
De VN keurt niet een register goed waarin zich vrijwillige CO2 emissierechten kunnen bevinden en vrijwillige CO2 emissierechten kunnen bijgevolg niet worden gehouden in een register dat door de VN is goedgekeurd. Ook door deze mededeling is de werkelijkheid geweld aan gedaan.
Al met al is bewezen dat de brochure ten aanzien van het achter a en e vermelde valselijk
is opgemaakt, waarbij het - gelet op de aard van de mededelingen - gaat om mededelingen
die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen.
Opzettelijk gebruik van de brochure ’ [brochure] ’ (D-527)
De brochure is door de door [bedrijf 4] Ltd ingeschakelde verkopers gebruikt bij de verkoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en daartoe aan potentiële beleggers verstrekt. Op de vraag of [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [verdachte] gebruik hebben gemaakt van dit valse geschrift zal - als reeds overwogen - later worden ingegaan. Eerst zal worden beoordeeld of zij als medeplegers betrokken waren bij oplichting van beleggers in vrijwillige CO2 emissierechten.
Medeplegen van oplichting middels [bedrijf 4] Ltd.
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] wordt verweten dat zij als medeplegers betrokken waren bij de oplichting van een groot aantal personen. In totaal is er middels [bedrijf 4] Ltd door 15 Nederlandse en drie Belgische beleggers, deels in meerdere aankopen, € 365.937,85 ingelegd [1] .
Van deze personen zijn in hoger beroep alleen beleggers [benadeelde 27] , [slachtoffer 2] , [benadeelde 30] , [slachtoffer 3] ,
[benadeelde 28] , [benadeelde 29] , [benadeelde 26] , [benadeelde 33] en [benadeelde 32] nog aan de orde voor de drie verdachten.
Voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn daarnaast ook de beleggers [benadeelde 25] en [benadeelde 31] nog aan de orde.
De verdachten wordt verweten dat zij de beleggers door het aannemen van een valse hoedanigheid
en/of door een samenweefsel van verdichtsels hebben bewogen tot afgifte van geldbedragen.
Hoedanigheid van ervaren succesvolle beleggingsorganisatie
Bij het oplichtingsmiddel dat bestaat uit het aannemen van een valse hoedanigheid, gaat het er
in de kern om dat het handelen van de verdachte(n) ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. De valse hoedanigheid hield bij [bedrijf 4] Ltd in dat werd voorgewend dat sprake was een ervaren en succesvolle beleggingsorganisatie.
[bedrijf 4] Ltd schetst in de brochure (D-527) het beeld van een zeer succesvol bedrijf met tien jaar ervaring
in de handel in emissierechten. Het bedrijf was zo succesvol dat het, ‘klein gestart’ in 2002, is uitgegroeid tot een ‘wereldspeler’. Bij de firma werkt een ‘bevlogen team van professionals’.
Deze presentatie als succesvolle (potentiële) wederpartij is er klaarblijkelijk op gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
[bedrijf 4] Ltd is in werkelijkheid helemaal geen succesvol bedrijf dat in tien jaar tijd is uitgegroeid tot
een wereldspeler. [bedrijf 4] Ltd is pas sinds 25 juli 2012 opgericht en ingeschreven (D-559, p. 7) bij het Companies House in Cardiff, Engeland (D-559) door de agent ‘ [bedrijf 12] Ltd.’, derhalve nog geen vier maanden voordat de eerste belegger in oktober 2012 zijn emissierechten koopt.
Als directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf 4] Ltd werd ingeschreven [naam 7] (D-559,
pag. 2 en 3). [naam 7] is taxichauffeur en ontvangt een vergoeding voor het op zijn naam zetten van het bedrijf. [naam 7] werd slechts gebruikt als stroman, onder andere bij het op zijn
naam openen van de ING-bankrekening van [bedrijf 4] Ltd. in Nederland. Uit het feit dat deze katvanger
[naam 7] tevens eigenaar was van [bedrijf 4] Ltd moet worden afgeleid dat het ook niet de bedoeling was dat [bedrijf 4] Ltd zich zou ontwikkelen tot echte waardevolle beleggingsorganisatie, maar slechts diende als oplichtingsvehikel.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren op de hoogte van de valse hoedanigheid van [bedrijf 4] Ltd. Uit de afgeluisterde telecommunicatie tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in combinatie met e-mailcorrespondentie, blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat [naam 7] slechts op papier directeur was van [bedrijf 4] Ltd.
Uit een telefoongesprek T15-06-632 tussen [medeverdachte 2] en [naam 7] blijkt dat [naam 7] diezelfde dag nog 1.500 pond wil zien om zijn huur te betalen anders stopt hij er gelijk mee. Verder volgt uit e-mailcorrespondentie dat [medeverdachte 2] met [naam 8] communiceert (met [medeverdachte 1] in de cc) via het e-mailadres [emailadres] . [medeverdachte 2] stuurt op 22 november 2012 een bericht naar dit adres, met [medeverdachte 1] in de cc, welk bericht hij aanvangt met “Dear [naam 8] ” en waarin hij een aantal vragen stelt met onder andere vermelding van de namen “ [naam 9] ” en “ [naam 10] ”. Op diezelfde datum wordt vanaf dit e-mailadres gereageerd met onder meer de mededeling: “I am meeting with [naam 7] to collect post etc” (D-1306). Voorts wijst het hof op een e-mailbericht vanaf dit adres van
2 januari 2013, gericht aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , waarin onder meer wordt gezegd: “ [naam 7] opened
the letter for me today” en “need to attend the bank with [naam 7] , who I shall also see tomorrow”
(D-1307).
Door het gebruik van [naam 7] als stroman moest kennelijk voor de buitenwereld verborgen blijven dat in werkelijkheid [naam 8] de leiding had over [bedrijf 4] Ltd in Engeland. Uit het hierboven genoemde tapgesprek (blz. 3/5) blijkt verder dat [medeverdachte 2] niet wil dat [naam 7] 100 of 200 k in handen krijgt via de ING-rekening en uit andere tapgesprekken blijkt dat [naam 7] direct 1.500 pond wil ontvangen omdat hij er anders - naar de kern samengevat - uitstapt [2] . In een afgetapt telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt besproken dat ze van ‘hem’ af willen (T12-05-413, pag. 2).
Ook van een ‘bevlogen team van professionals’ bij [bedrijf 4] Ltd is geen sprake. [medeverdachte 2] was de gevolmachtigde van de bankrekening van [bedrijf 4] Ltd en verzorgde de inkoop van de emissierechten bij de firma’s [firma 1] en [firma 2] . Hij voerde de administratie van de verkopen aan de beleggers en probeerde volgens zijn eigen verklaring afnemers te vinden voor vrijwillige CO2-rechten, hetgeen echter (nog) niet zou zijn gelukt. [medeverdachte 2] is geen ‘professional’ op het terrein van beleggingen of CO2-rechten. Hij is pas medio 2012 begonnen met [bedrijf 4] Ltd en werkte daarvoor bij een bedrijf dat rubberboten verkocht (V16-02, p. 3).
De werkelijkheid met betrekking tot de 'persoon' van [bedrijf 4] Ltd, wat betreft haar hoedanigheid, was daarmee heel anders dan aan de beleggers is voorgespiegeld. [bedrijf 4] Ltd was geen beleggingsbedrijf,
maar een oplichtingsvehikel, zonder geschiedenis, zonder bewezen trackrecord, zonder daadwerkelijke eigenaren en met een katvanger aan het hoofd.
Samenweefsel van verdichtsels
Het samenweefsel van verdichtsels zou hebben bestaan uit het valselijk en in strijd met de
waarheid, in/aan de hand van brochures, e-mails, orderbevestigingen en/of gesprekken, jegens
de beleggers ten aanzien van de aan hen voorgestelde aankoop vrijwillige emissierechten
voorhouden dat:
a. [bedrijf 4] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en/of al geruime tijd bestond en/of
b. de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2
emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in
mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
c. vrijwillige CO2 emissierechten een goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren
en/of
d. over het algemeen altijd hun waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser
werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren
en/of
e. [bedrijf 4] Ltd zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven
en/of over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van
offset en/of
f. [bedrijf 4] Ltd vrijwillige CO2 emissierechten inkocht voor een prijs rond de euro 8,00/euro 9,00 en/of voldoende emissierechten in voorraad had en/of emissierechten uit voorraad
verkocht en/of
g. de prijs van vrijwillige CO2 emissierechten als investeringsobject zoals die door andere
aanbieders in rekening werd gebracht boven de euro 12,00 lag en/of
h. [bedrijf 4] Ltd onder toezicht stond van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten .
De hierboven vermelde mededelingen zouden in gesprekken met de beleggers en ook
in de aan hen toegezonden/uitgereikte brochure ‘ [brochure] ’ zijn gedaan.
Vrijspraak van hetgeen onder c, d, e eerste deel, f, g en h staat vermeld
Niet is gebleken dat vrijwillige CO2 emissierechten geen goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren (c), of dat de mededelingen dat vrijwillige CO2 rechten over het algemeen altijd hun
waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren (d) onjuist waren. Dat geldt ook voor de mededeling dat [bedrijf 4] zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven.
[medeverdachte 2] heeft pogingen gewaagd emissierechten aan bedrijven te verkopen (e, eerste deel).
Voorts is van de in de tenlastelegging genoemde mededelingen f, g en h niet gebleken
dat zij de genoemde beleggers hebben bewogen tot het aangaan van de overeenkomsten
voor de aankoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en de afgifte van geldbedragen daarvoor.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zullen hiervan worden vrijgesproken.
Valsheid van het onder a, b en e, tweede deel vermelde.
Dat [bedrijf 4] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en al geruime tijd bestond (a) is zoals
eerder vermeld onjuist. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat [bedrijf 4] Ltd geen groot verkoopkantoor was en dat het bedrijf geleid werd door een stroman.
Ook is onjuist dat (b) de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg. De verkopers hebben aan de beleggers - die
een aantal emissierechten kochten tegen een van te voren overeengekomen aankoopprijs - verteld
dat de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissies in mindering zouden worden gebracht. In totaal zijn aan de Nederlandse en Belgische beleggers 43.721 emissierechten verkocht voor € 365.937,85. De inkoopprijs van deze emissierechten was € 90.839,76. Dit betekent dat slechts 24,82% van de door kopers ingelegde gelden is besteed aan de inkoop van de emissierechten [3] .
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat de inleg niet volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige emissierechten, reeds gelet op hun wetenschap van de inkoopprijs van deze rechten voor [bedrijf 4] en de verkoopprijs aan de beleggers. Uit de inhoud van onder [medeverdachte 2] in beslag genomen gegevensdragers blijkt verder dat door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een overzicht is opgesteld (‘Overleg [overleg] ’ genoemd, naar de voornamen van verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ), waarin per belegger is aangegeven welke (aanzienlijke) bedragen uit diens inleg dienden te worden uitbetaald aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zijn medeverdachten en eventuele anderen die bij de verkoop aan de betreffende belegger waren betrokken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat het grootste deel van de door de beleggers ingelegde gelden, in strijd met de mededelingen daarover aan de beleggers, niet werd besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten, maar door hen en hun medeverdachten werd opgestreken.
Voorts was alleen [medeverdachte 2] de persoon binnen [bedrijf 4] Ltd die zou hebben geprobeerd emissierechten te verkopen aan bedrijven (offset), maar hij zou daar nog niet in zijn geslaagd. Daarom is in elk geval onjuist de mededeling dat [bedrijf 4] Ltd over een eigen offsetafdeling beschikte en een structureel rendement realiseerde op basis van de offset (e, tweede gedeelte).
Als de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de aan de beleggers gedane (deels dus leugenachtige) mededelingen in onderling verband en samenhang worden bezien, is duidelijk dat bij de beleggers door dat samenweefsel een onjuiste voorstelling van zaken in het leven
is geroepen.
Zoals uit de verklaringen van de beleggers blijkt zijn de beleggers [benadeelde 27] , [slachtoffer 2] , [benadeelde 30] , [slachtoffer 3] , [benadeelde 28] , [benadeelde 29] , [benadeelde 33] , [benadeelde 32] , [benadeelde 25] en [benadeelde 31] door de oplichtingsmiddelen bewogen tot de aankoop van de emissierechten.
Voor wat betreft het oplichten van de belegger [benadeelde 26] wordt het navolgende overwogen. [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 2] hebben verzocht de belegger [benadeelde 26] te horen. Op het naar Zuid-Afrika uitgestuurde rechtshulpverzoek [benadeelde 26] te horen als getuige is geen reactie gekomen. Voor de vraag of [benadeelde 26]
is opgelicht is haar eerder afgelegde verklaring van groot belang. Aangezien de verdediging die verklaring niet heeft kunnen toetsen is voor haar oplichting onvoldoende wettig bewijs hetgeen leidt tot vrijspraak op dit onderdeel.
Rol van [verdachte]
was zeer intensief betrokken bij de verkoop van de vrijwillige emissierechten, zowel vanuit zijn eigen kantoor in Duitsland alsook vanuit de kantoren in [kantoor 1] en [kantoor 2] .
Feit 5. De oplichting
De oplichting is tenlastegelegd als het gebruik maken van een valse hoedanigheid en met behulp
van een samenweefsel van verdichtsels.
Het samenweefsel van verdichtsels zou hebben bestaan uit het valselijk en in strijd met de
waarheid, in/aan de hand van brochures, e-mails, orderbevestigingen en/of gesprekken, jegens
de beleggers ten aanzien van de aan hen voorgestelde aankoop vrijwillige emissierechten
voorhouden dat:
a. [bedrijf 4] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en/of al geruime tijd bestond en/of
b. de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2
emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in
mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
c. vrijwillige CO2 emissierechten een goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren
en/of
d. over het algemeen altijd hun waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser
werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren
en/of
e. [bedrijf 4] Ltd zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven
en/of over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van
offset en/of
f. [bedrijf 4] Ltd vrijwillige CO2 emissierechten inkocht voor een prijs rond de euro 8,00/euro 9,00 en/of voldoende emissierechten in voorraad had en/of emissierechten uit voorraad
verkocht en/of
g. de prijs van vrijwillige CO2 emissierechten als investeringsobject zoals die door andere
aanbieders in rekening werd gebracht boven de euro 12,00 lag en/of
h. [bedrijf 4] Ltd onder toezicht stond van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten .
Het hof heeft eerder in het arrest vastgesteld dat alleen het onder a, b en e, tweede deel vermelde,
in strijd met de waarheid is.
Nu niet blijkt dat de [verdachte] op de hoogte was van het feit dat [bedrijf 4] Ltd pas in 2012 is opgericht, geen wereldspeler was en dat directeur [naam 7] slechts een katvanger was, is niet bewezen dat [verdachte] op de hoogte was van de
valse hoedanigheidvan [bedrijf 4] Ltd.
Voor wat betreft het samenweefsel van verdichtsels betekent dat eveneens een vrijspraak voor het onder (a) vermelde dat [bedrijf 4] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en al geruime tijd bestond.
Ook blijkt niet dat [verdachte] ervan op de hoogte was dat binnen [bedrijf 4] Ltd alleen [medeverdachte 2] de persoon was die probeerde emissierechten aan de man te brengen, maar daar nog niet in was geslaagd en dat
de mededeling dat [bedrijf 4] Ltd over een eigen offsetafdeling beschikte en een structureel rendement realiseerde op basis van de offset (e, tweede gedeelte.) daarom onjuist was.
[verdachte] was wel op de hoogte dat de mededelingen dat (b.) de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg onjuist waren (D-2111).
[verdachte] heeft van de nog aan de orde zijnde beleggers alleen contact gehad met [slachtoffer 2] . Het hof
zal [verdachte] vrijspreken voor wat betreft de overige beleggers nu niet blijkt dat [verdachte] op de hoogte was van wat andere verkopers aan de beleggers vertelden en de onder (b) gedane mededeling slechts mondeling (en niet via de brochure) aan beleggers zou zijn gedaan.
[slachtoffer 2] heeft bij de FIOD verklaard dat hij het niet raar vindt dat [bedrijf 4] de rechten heeft ingekocht voor twee euro terwijl hij er zelf acht euro voor moest betalen. ‘Nee. Nu ik dit hoor, dat is handel.’ Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 2] verklaard dat er niet is gesproken over kosten voor de aanschaf of het onderhoud van de emissierechten en dat hij daar ook niet naar gevraagd heeft. Het hof acht dan ook niet bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft opgelicht door mede te delen dat de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg. Nu alleen de belegger [slachtoffer 2] nog aan de orde was betekent dit dat het hof [verdachte] vrij zal spreken voor wat betreft feit 5, de oplichting.
Feit 6. Medeplegen van gebruikmaken van een valse brochure (D-527)
Het hof stelt voorop dat er geen aanwijzingen zijn dat [verdachte] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het opstellen van de brochure. Aan de orde is dan nog het gebruikmaken van een valse brochure. In de brochure zou - aldus de tenlastelegging - in strijd met de waarheid staan dat:
[bedrijf 4] Ltd. klein gestart was in 2002 en/of uitgegroeid was tot wereldspeler en/of
[bedrijf 4] Ltd. verhandelbare, vrijwillige CO emissierechten aanbood met een uitstekend verwacht rendement en/of dat de rendementen van verhandelbare, vrijwillige emissierechten in potentie hoog konden zijn en/of
de focus van [bedrijf 4] was het optimaliseren van rendement op emissierechten voor investeerders en/of
verwachte (wereldwijde) marktontwikkelingen en/of verplichtingen voor bedrijven en/of verwachte prijsontwikkelingen en/of rendementen die golden voor (de handel in) verplichte emissierechten,
ook golden voor de handel in vrijwillige emissierechten en/of
de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder,
die onder het toezicht viel van de Verein zur Qualitatssicherung von Finanzdienstleistungen
(de Zwitserse toezichthouder), bij een door de Verenigde Naties goedgekeurd internationaal
Carbon Credit Register.
Het hof heeft eerder in het arrest bepaald dat niet is bewezen dat de onder (b), (c) en (d) opgenomen mededelingen valsheden betreffen. Ook is reeds overwogen dat niet blijkt dat [verdachte] op de hoogte was van het feit dat [bedrijf 4] Ltd pas in 2012 is opgericht, geen wereldspeler was en dat directeur [naam 7] slechts een katvanger (a) was. De contacten met [bedrijf 4] Ltd. liepen via [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Tenslotte blijkt ook niet dat [verdachte] wist dat de mededeling dat de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder (e), die onder het toezicht viel van (de Zwitserse toezichthouder) Verein zur Qualitatssicherung von Finanzdienstleistungen, bij een door de Verenigde Naties goedgekeurd internationaal Carbon Credit Register onjuist was.
Het hof komt tegen voornoemde achtergrond tot de conclusie dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde (medeplegen van) gebruik van de valse brochure
‘ [brochure] ’ door de verzending aan de beleggers (feit 6).
Feit 7. Deelneming aan criminele organisatie
Voor bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is een samenwerkingsverband vereist, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en
ten minste één andere persoon (ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Voorts is vereist dat de organisatie
het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Dat oogmerk - waartoe in ieder geval het naaste doel
dat de organisatie nastreeft moet worden gerekend - zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken.
Voor het bewijs van dit oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (
ecli:nl:hr:2007:BA0502).
Voor deelneming aan de hierboven bedoelde criminele organisatie is vervolgens nodig dat aan twee vereisten is voldaan:
1) de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en
2) de verdachte heeft een aandeel in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of
rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het misdadig oogmerk van de organisatie.
In ‘deelneming aan’ ligt bovendien opzet besloten. Van opzet is sprake wanneer de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij is niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven.
In deze zaak is één criminele organisatie ten laste gelegd. Naar de advocaat-generaal terecht heeft betoogd, kan een organisatie in de loop van haar bestaan gevormd worden door verschillende deelnemers en zich aan verschillende strafbare feiten schuldig maken. Het hof verenigt zich dan ook niet met de uitleg die de rechtbank aan de tenlastelegging heeft gegeven. In die uitleg gaat het om diverse verschillende organisaties, met verschillende deelnemers en verschillende strafbare feiten, maar dat is in de tenlastelegging redelijkerwijs niet te lezen.
Het hof gaat derhalve uit van één criminele organisatie. [medeverdachte 1] heeft gedurende de gehele periode deze organisatie geleid en speelde een rol bij alle elkaar in tijd opvolgende strafbare activiteiten,
te weten allereerst de verkoop van de aandelen [bedrijf 5] / [bedrijf 6] , vervolgens de verkoop van de aandelen Icon en [bedrijf 3] en daarna de verkoop van de vrijwillige CO2 emissierechten.
Voor de overige deelnemers geldt dat zij aan een dan wel meer van die activiteiten (boilerrooms) die hierna in de tijd geplaatst worden, hebben deelgenomen.
Atlantic Wine en Australian Forest
Van 1 juli 2004 tot en met 25 juli 2006 heeft een verkooporganisatie bestaan, eerst onder de naam [bedrijf 1] en later onder de naam [bedrijf 2] . Deze verkooporganisatie hield zich bezig met de verkoop van onder meer aandelen in [bedrijf 5] en [bedrijf 6] . Medewerkers met verschillende functies werkten op bedrijfsmatige wijze met elkaar samen. Zo werd bijvoorbeeld vanuit een speciaal daartoe opgezet kantoor in Düsseldorf door zogenoemde brochurebellers en verkopers telefonisch contact gelegd met potentiële beleggers. Ook werden potentiële beleggers thuis bezocht door verkopers en/of buitendienst- dan wel compliance-medewerkers.
Bij de verkoop van aandelen in [bedrijf 5] en [bedrijf 6] is steeds sprake geweest van oplichting en valsheid in geschrift. In de kern zijn de beleggers onder invloed van een verkeerde voorstelling van zaken bewogen tot de aankoop van aandelen teneinde te investeren in [bedrijf 5] en [bedrijf 6] , maar zijn de door beleggers overgemaakte gelden toegekomen aan de betrokkenen bij de criminele organisatie.
Deze strafbare feiten zijn in een gestructureerd samenwerkingsverband gepleegd en die samenwerking had een duurzaam karakter. Kortom, het samenwerkingsverband was een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van de misdrijven oplichting (artikel 326 Sr) en valsheid in geschrifte (artikel 225 Sr).
Hierboven is overwogen dat de ten laste gelegde valsheid in geschrift en oplichting door [verdachte] niet bewezen is. Wel staat vast dat hij op enig moment wist dat de brochure heel andere informatie bevatte dan het prospectus. Vanaf dat moment was [verdachte] er mitsdien van op de hoogte dat er sprake was van het gebruik van valse geschriften en oplichting van beleggers. Hij heeft op dat moment niet onmiddellijk afstand genomen van de organisatie, maar is daarvan actief deel blijven uitmaken. Daarmee is zijn deelname aan de organisatie, die als oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift en oplichting, gegeven.
[bedrijf 3] AG
Op 7 oktober 2009 hebben [medeverdachte 1] en [bedrijf 13] een overeenkomst gesloten over de verkoop van aandelen [bedrijf 3] . Naar aanleiding daarvan hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] een samenwerkingsverband opgericht ten behoeve van die verkoop. Gebleken is dat die verkoop plaatsvond zonder de vereiste vergunning krachtens de Wft en dat de deelnemers aan de organisatie dat wisten. Dat geldt ook voor [verdachte] . Hij is op zeker moment ook toegetreden tot de overeenkomst van 7 oktober 2009. Hiermee staat vast dat
[verdachte] ook in deze periode opzettelijk aan de organisatie, die het oogmerk had zonder de vereiste vergunning beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten, heeft deelgenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 4 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
hij in de periode van 14 juli 2011 tot en met 30 juni 2013, in Nederland en in Duitsland,
opzettelijk, zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning,
in Nederland beleggingsdiensten heeft verleend, door het verkopen van aandelen in [bedrijf 3] AG
aan [slachtoffer 9] en [slachtoffer 1] ;
7.
hij in de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2013, in Nederland en in Duitsland
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten: [verdachte] zelf, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [bedrijf 8] B.V. en andere(rechts)personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
=het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en
=het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht;
= het plegen van opzettelijk verlenen van beleggingsdiensten in Nederland zonder vergunning als bedoeld in artikl 2:96 van de Wet op het financieel toezicht;
Hetgeen onder 1, 2, 3, 5 en 6 is tenlastegelegd, is niet bewezen. [verdachte] moet hiervan worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor hetgeen onder 4 en 7 meer of anders tenlastegelegd is.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4 en 7 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:96, eerste lid,
van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van [verdachte]

is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid
ten aanzien van het onder 4 en 7 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft [verdachte] voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld
tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat [verdachte] voor het tenlastegelegde zal worden
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 29 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van [verdachte] . Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verlenen van beleggingsdiensten zonder
de vereiste vergunning en deelneming aan een criminele organisatie. Die organisatie had tot oogmerk
het plegen van misdrijven, te weten: oplichting, valsheid in geschrift en het opzettelijk verlenen van beleggingsdiensten zonder vergunning. De organisatie heeft zich door op die wijze te opereren gedurende langere tijd schuldig gemaakte aan beleggingsfraude, ook wel boilerroomfraude genoemd. Vele beleggers zijn opgelicht. Op professionele en georganiseerde wijze werd misbruik gemaakt van het vertrouwen van beleggers en werden aan hen producten verkocht die voor deze beleggers (doorgaans) niets opleverden, maar waarvan meerdere medeverdachten flink hebben geprofiteerd.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het strafrechtelijk verwijt dat [verdachte] kan worden gemaakt beperkt is. Weliswaar heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan het verkopen van de aandelen [bedrijf 5] en [bedrijf 6] , maar voor het strafrechtelijk verwijt dat hij beleggers zou hebben opgelicht dan wel gebruik heeft gemaakt van vervalste stukken is onvoldoende bewijs. Hij heeft wel vanaf enig moment de criminele organisatie gefaciliteerd. Het betreffen oude feiten en [verdachte] heeft al die jaren moeten leven met de dreiging van een forse gevangenisstraf die boven zijn hoofd hing. Het hof houdt bij de strafoplegging ook rekening met die omstandigheid.
Uit een op naam van [verdachte] staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 maart 2023
blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voor wat betreft het bewezenverklaarde onder feit 4 primair, het Wft-feit, geldt als bijzonderheid dat de nog aan de orde zijnde feiten binnenkort zullen verjaren. Indien [verdachte] beroep in cassatie zou instellen, zou de Hoge Raad moeten concluderen dat de bewezenverklaarde feiten (dan wel een gedeelte daarvan) zijn verjaard en zou hij de zaak moeten terugwijzen naar het hof. Om dit te voorkomen, en te bevorderen dat de Hoge Raad in voorkomend geval de zaak zelf kan afdoen, en in het voordeel van
[verdachte] , zal het hof om redenen van doelmatigheid bij de strafoplegging geen rekening houden met het onder 4 primair bewezenverklaarde. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit geldt voor het onder 4 primair bewezenverklaarde, maar niet voor het onder 7 bewezenverklaarde.
Alles afwegende acht het hof in beginsel voor het strafbare feit waarvoor straf wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten va de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
Als uitgangspunt wordt, nadat de redelijke termijn is aangevangen, twee jaar per instantie aangehouden. Dit is behoudens bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door
de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging
zal worden ingesteld. In het onderhavige geval moet de aanvangsdatum van de redelijke termijn op
5 november 2013 worden gesteld. Op die datum is [verdachte] , op grond van een door het openbaar ministerie uitgevaardigd EAB in Duitsland, aangehouden. De hiervoor genoemde termijn van twee
jaren per instantie is daarmee overschreden. In deze zaak is echter sprake van bijzondere omstandigheden.
Het onderzoek Zevenblad (waarvan deze zaak onderdeel uitmaakt) is aangevangen met een actiedag
op 5 november 2013, waarbij onder leiding van het Functioneel Parket van het openbaar ministerie door de FIOD verdachten zijn aangehouden en een veelheid aan documenten en gegevensdragers in beslag is genomen. In de periode daarna heeft deze opsporingsdienst een groot aantal onderzoekhandelingen verricht, zoals het horen van getuigen en verdachten en het doen van onderzoek in, en naar aanleiding van, de inbeslaggenomen documenten en gegevensdragers. Bovendien is het voor de waarheidsvinding noodzakelijk gebleken een aanzienlijk aantal rechtshulpverzoeken te richten aan meerdere landen. Gegevens verkregen uit 55 rechtshulpverzoeken naar 19 landen zijn geanalyseerd. Vanaf eind 2015 tot medio 2017 is, middels meerdere inleveringen, het einddossier door de FIOD opgeleverd. In totaal omvat het complete einddossier van het gehele onderzoek Zevenblad ongeveer 25.000 pagina’s. In 2017 zijn door de rechter-commissarissen meerdere personen als getuigen gehoord, waartoe wederom rechtshulpverzoeken aan verschillende landen zijn gericht. Uiteindelijk is het onderzoek voor inhoudelijke behandeling ter terechtzitting ingepland, waarvoor oorspronkelijk 17 dagen dienden te worden uitgetrokken.
Ook in hoger beroep is op verzoek van de verdediging, dan wel op verzoek van de verdediging van medeverdachten een groot aantal getuigen gehoord, waaronder een getuige die naar aanleiding van een rechtshulpverzoek uit Australië is overgekomen. Bovendien is getracht de zaken van de verschillende verdachten bij elkaar te houden en tegelijkertijd af te doen. Voor het horen van de getuigen en de inhoudelijke behandeling zijn ongeveer 20 dagen uitgetrokken. Gelet op de omvang van het onderzoek, de ingewikkeldheid daarvan en het internationale karakter is een redelijke termijn van drie jaren per instantie gerechtvaardigd.
Het vonnis waarvan beroep is uitgesproken op 1 mei 2020. Op 13 mei 2020 is namens [verdachte] hoger beroep ingesteld. Het hof spreekt op 13 juli 2023 dit arrest uit. Uitgaande van een redelijke termijn van drie jaren per instantie is de redelijke termijn in eerste aanleg met ongeveer drie-en-een-half jaar overschreden. In hoger beroep is de redelijke termijn met ongeveer twee maanden overschreden.
De procedure als geheel heeft bijna tien jaren geduurd. Gezien de forse overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de op te leggen straf matigen en volstaan met een taakstraf voor de duur 80 met aftrek van het voorarrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 62 en 140 van het
Wetboek van Strafrecht en artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht.

Beslag

Gedurende het onderzoek naar de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten zijn onder hem zeventien documentmappen in beslag genomen. Deze in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen moeten verbeurd worden verklaard. Gebleken is dat het bewezenverklaarde met betrekking tot, dan wel met behulp van de aan [verdachte] toebehorende voorwerpen, is begaan of voorbereid.

Benadeelde partijen

[verdachte] wordt in alle zaaksdossiers vrijgesproken ter zake van oplichting en valsheid in geschrift.
De benadeelde partijen zullen gelet op die vrijspraken niet-ontvankelijk in hun vordering worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak van:
feit 3: oplichting van andere beleggers dan [slachtoffer 1] ;
feit 4: feiten, gepleegd voor 27 oktober 2010;
feit 5: oplichting van andere personen dan [benadeelde 27] , [slachtoffer 2] , [benadeelde 30] , [slachtoffer 3] ,
[benadeelde 28] , [benadeelde 29] , [benadeelde 26] (allen bij naam in de tenlastelegging aangeduid), alsmede
[benadeelde 33] en [benadeelde 32] (niet bij naam in de tenlastelegging genoemd).
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 4 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging, voor zover de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden tussen 26 oktober 2010 en 14 juli 2011.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Spreekt de verdachte vrij van wat hem onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste is gelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 4 en 7 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
T.a.v. de vorderingen benadeelde partijen ingediend in zaakdossier [bedrijf 5] en [bedrijf 6]
Verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] ,
[benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] en [benadeelde 14]niet-ontvankelijk in hun vordering.
T.a.v. de vorderingen benadeelde partijen ingediend in zaakdossier [bedrijf 14] AG
en [bedrijf 3] AG:
Verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde 15] , [benadeelde 16] , [benadeelde 17] , [benadeelde 18] , [benadeelde 19] , [bedrijf 15] BV(vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1] ),
[benadeelde 20] ,
[benadeelde 21],
[benadeelde 22] , Amnis Aureus BV(vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 2] ),
[benadeelde 23] , [benadeelde 24]en
[benadeelde 25]niet-ontvankelijk in hun vordering.
T.a.v. de vorderingen benadeelde partijen ingediend in zaakdossier 15 [bedrijf 4] Ltd.:
Verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde 26] , [benadeelde 27] , [benadeelde 28] , [benadeelde 29] , [benadeelde 30] , [benadeelde 31] , [bedrijf 16] BV ( [benadeelde 32] ), [benadeelde 33] en [benadeelde 25]niet-ontvankelijk in hun vordering.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Verklaart verbeurdzeventien documentmappen (goednummers OI2619-48684-KVI-005 tot en met OI2619-48684-KVI-007, OI2619-48684-KVI-010, OI2619-48684-KVI-016 tot en met OI2619-48684-KVI-020, OI2619-48684-KVI-022, OI2619-48684-KVI-024 tot en met OI2619-48684-KVI-028, OI2619-48684-KVI-039 en OI2619-48684-KVI-057).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2023.

Voetnoten

1.15-OPV-001, p. 10
2.T15-06-632
3.15-OPV-001, 26