ECLI:NL:GHAMS:2023:1679

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
23-001110-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Mega Zevenblad: Oplichting, valsheid in geschrifte en criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 mei 2020. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij een oplichtingszaak die verband hield met de verkoop van vrijwillige CO2-emissierechten via de vennootschap [bedrijf 2] Ltd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een criminele organisatie vormde die zich bezighield met oplichting en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het oplichten van beleggers door hen te misleiden met valse informatie over de organisatie en de investeringsmogelijkheden. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen vrijspraken van de rechtbank, maar heeft de bewezenverklaring van oplichting, valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie gehandhaafd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de lange duur van de procedure, die bijna tien jaar heeft geduurd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001110-20
datum uitspraak: 13 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-997300-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 maart 2022, 7 april 2022, 11, 14, 18 november 2022, 1 februari 2023, 21, 27, 30 maart 2023, 18 en 20 april 2023, 30 mei 2023, 13 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte (hierna: [verdachte]) heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen [verdachte]
en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Omvang van het hoger beroep; ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Namens [verdachte] is onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Daarmee is ook hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen tot vrijspraak van feiten die gevoegd aan het oordeel van de rechtbank zijn onderworpen. Artikel 404, vijfde lid Sv bepaalt evenwel dat [verdachte] geen hoger beroep kan instellen. [verdachte] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak van gevoegd ten laste gelegde feiten.
Dit brengt mee dat [verdachte] niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, voor zover dat is ingesteld tegen de beslissingen tot vrijspraak van de oplichting (feit 1) van de belegger [slachtoffer 3] . Van de in eerste aanleg tenlastegelegde “een (groot) aantal personen” zijn alleen nog aan de orde: [benadeelde 8] , [benadeelde 7] , [benadeelde 9] en [benadeelde 6] . Voor de andere beleggers die onder “een (groot) aantal personen vielen is [verdachte] in eerste aanleg vrijgesproken.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in
de vervolging gelet op het optreden van de FIOD in het begin van het onderzoek. De FIOD heeft beslag gelegd op de rekeningen van [bedrijf 2] Ltd . Dit beslag is op 10 september 2013 opgeheven. [verdachte] kreeg geen antwoorden op vragen hij aan de FIOD stelde. In zijn beleving had de FIOD de rekeningen vrijgegeven omdat men had ingezien dat het om een legale activiteit ging en kon hij doorgaan met zijn werk.
Het verweer faalt. Het onderzoek heeft niet op onrechtmatige wijze plaatsgevonden. Dat de bankrekeningen op enig moment weer zijn vrijgegeven kan wellicht voor verwarring hebben gezorgd, maar hieruit heeft [verdachte] redelijkerwijs niet mogen afleiden dat hij legaal handelde. Hetzelfde geldt voor het door [verdachte] gestelde uitblijven van antwoorden op zijn vragen, wat daar verder van zij. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

Tenlastelegging

Aan [verdachte] is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013, te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Leusden en/of Wijchen en/of Alkmaar en/of Heerenveen en/of Winterswijk en/of Boskoop (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Zaandam (gemeente Zaanstad) en/of Bussum (gemeente Gooise Meren) en/of Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer) en/of (elders) in Nederland en/of in Engeland en/of te Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgr(e)ep(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels een (groot) aantal personen, waaronder, althans in elk geval,
de nagenoemde perso(o)n(en), heeft bewogen en/of heeft doen bewegen tot het aangaan van (een) schuld(en) en/of het teniet doen van (een) inschuld(en), te weten (een) (mondelinge) overeenkomst(en) betreffende de investering/aankoop in/van vrijwillige CO2 emissierechten, en/of de afgifte(n) van één
of meer goed(eren)/geldbedrag(en), te weten (van):
= [benadeelde 2] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 10.010,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 1] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 10.004,40, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 5] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 74.995,20, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [slachtoffer 2] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 25.025,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 3] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 15.036,-, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 4] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 3.998,45, althans enig(e) geldbedrag(en); en/of
= [benadeelde 1] , tot (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) Euro 5.040,-, althans enig(e) geldbedrag(en);
door telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, in/aan de hand van brochure(s) en/of e-mail(s) en/of (nieuws)brie(f)(ven) en/of orderbevestiging(en) en/of gesprek(ken), jegens voormelde perso(o)n(en)
te doen alsof (ten aanzien van de (aan hen voorgestelde investering/aankoop in/van) vrijwillige CO2 emissierechten) sprake was van (een) bonafide (beleggings)product(en) en/of
(ten aanzien van [bedrijf 2] Ltd . ) sprake was van (een) bonafide (beleggings)organisatie(s) en/of (aldus) voor te wenden en/of mede te delen dat
= [bedrijf 2] Ltd . een groot verkoopkantoor in emissierechten was en/of al geruime tijd bestond en/of
=de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
=vrijwillige CO2 emissierechten een goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren en/of
over het algemeen altijd hun waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren en/of
= [bedrijf 2] Ltd . zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven en/of over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van offset en/of = [bedrijf 2] Ltd . vrijwillige CO2 emissierechten inkocht voor een prijs rond de euro 8,00 / euro 9,00 en/of voldoende emissierechten in voorraad had en/of emissierechten uit voorraad verkocht en/of
=de prijs van vrijwillige CO2 emissierechten als investeringsobject zoals die door andere aanbieders in rekening werd gebracht boven de euro 12,00 lag en/of
= [bedrijf 2] Ltd . onder toezicht stond van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013
te Aerdenhout (gemeente Bloemendaal) en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Leusden en/of Winterswijk en/of Boskoop (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Bussum (gemeente Gooise Meren) en/of Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer) en/of (elders) in Nederland en/of in Engeland en/of te Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van
=(een) valse of vervalste brochure(s) van [bedrijf 2] Ltd . ('[brochure]') (D-527)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware(n) dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens valselijk - in strijd met de waarheid - in dat/die geschrift(en) - zakelijk weergegeven - stond vermeld dat = [bedrijf 2] Ltd . klein gestart was in 2002 en/of uitgegroeid was tot wereldspeler en/of = [bedrijf 2] Ltd . verhandelbare, vrijwillige CO2 emissierechten aanbood met een uitstekend verwacht rendement en/of dat de rendementen van verhandelbare, vrijwillige emissierechten in potentie hoog konden zijn en/of
=de focus van [bedrijf 2] Ltd . was het optimaliseren van rendement op emissierechten voor investeerders en/of
=verwachte (wereldwijde) marktontwikkelingen en/of verplichtingen voor bedrijven en/of verwachte prijsontwikkelingen en/of rendementen die golden voor (de handel in) verplichte emissierechten, ook golden voor de handel in vrijwillige emissierechten en/of
=de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder,
die onder het toezicht viel van (de Zwitserse toezichthouder)
Verein zur Qualitätssicherung von Finanzdienstleistungen , bij een door de Verenigde Naties goedgekeurd internationaal Carbon Credit Register,
en bestaande dat opzettelijk gebruik maken en/of doen gebruik maken van dat/die geschrift(en) hierin
dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) dat/die geschrift(en) heeft/hebben verstrekt en/of verzonden en/of doen verstrekken en/of doen verzenden aan
= [benadeelde 2] en/of
= [slachtoffer 1] en/of
= [benadeelde 5] en/of
= [benadeelde 3]
= [slachtoffer 3] en/of
= [slachtoffer 2] en/of
= [benadeelde 4] en/of
= [benadeelde 1] en/of
=(een) (andere) (potentiële) geïnteresseerde(n) in en/of koper(s) van vrijwillige CO2 emissierechten;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013, te Aerdenhout en/of Amsterdam en/of Den Bosch en/of Eindhoven en/of Haarlem en/of Utrecht en/of Zevenaar en/of Aalsmeer en/of Leusden en/of Diemen en/of (elders) in Nederland en/of Düsseldorf en/of Frankfurt am Main en/of Krefeld en/of (elders) in Duitsland en/of Spanje en/of Chicago en/of (elders) in de Verenigde Staten en/of Hong Kong en/of Belgrado of (elders) in Servië en/of in Engeland en/of in België en/of te Zürich en/of Alpnach Dorf en/of (elders) in Zwitserland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten: verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
en/of [bedrijf 1] B.V. en/of [medeverdachte 4] en/of [bedrijf 2] Ltd. en/of [medeverdachte 5]
en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of één of meer (andere) (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
=het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of
=het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en/of =het plegen van (opzettelijk) verlenen van beleggingsdiensten in Nederland zonder vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt
dan de rechtbank.

Bespreking van de ten laste gelegde feiten

[bedrijf 2] Ltd .
Aan [medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 4] is ten aanzien van [bedrijf 2] Ltd . (hierna [bedrijf 2] Ltd ) tenlastegelegd dat zij beleggers hebben opgelicht en dat zij ten opzichte van beleggers gebruik hebben gemaakt van een vals geschrift. Het hof zal eerst het gebruik van een vals geschrift bespreken, daarna de vraag of de beleggers zijn opgelicht en tenslotte ten aanzien van beide feiten de vraag of en in hoeverre [medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 4] voor deze feiten strafrechtelijk verantwoordelijk moeten worden gehouden.
Is er bij de brochure ‘[brochure]’ (D-527) sprake van een vals geschrift?
[medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 4] wordt verweten dat zij van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013 opzettelijk gebruik hebben gemaakt van een vals geschrift, te weten de brochure ‘[brochure]’ (D-527) . Allereerst zal het hof nagaan of er in de brochure onjuistheden staan die als valsheden kunnen worden geduid. Deze vraag zal deels bevestigend worden beantwoord, waarna later in het arrest de vraag zal worden beantwoord of [medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 4] te dier zake een strafrechtelijk verwijt valt te maken.
In de brochure zou in strijd met de waarheid staan dat:
[bedrijf 2] Ltd. klein gestart was in 2002 en/of uitgegroeid was tot wereldspeler en/of
[bedrijf 2] Ltd. verhandelbare, vrijwillige CO emissierechten aanbood met een uitstekend verwacht rendement en/of dat de rendementen van verhandelbare, vrijwillige emissierechten in potentie hoog konden zijn en/of
de focus van [bedrijf 2] was het optimaliseren van rendement op emissierechten voor investeerders en/of
verwachte (wereldwijde) marktontwikkelingen en/of verplichtingen voor bedrijven en/of verwachte prijsontwikkelingen en/of rendementen die golden voor (de handel in) verplichte emissierechten,
ook golden voor de handel in vrijwillige emissierechten en/of
de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder,
die onder het toezicht viel van de Verein zur Qualitatssicherung von Finanzdienstleistungen
(de Zwitserse toezichthouder) , bij een door de Verenigde Naties goedgekeurd internationaal
Carbon Credit Register.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder b, c en d vermelde
In de brochure staat dat [bedrijf 2] Ltd vrijwillige emissierechten aanbood met een uitstekend verwacht rendement (b, eerste gedeelte). Binnen de organisatie van [bedrijf 2] Ltd werd echter het overgrote deel
van de door beleggers geïnvesteerde gelden niet aan de inkoop van deze emissierechten besteed.
De beleggers betaalden € 8,- à € 9,- per emissierecht, terwijl deze emissierechten door [bedrijf 2] Ltd voor
circa € 2,- werden ingekocht. Om alsnog tot een goed, volgens de brochure uitstekend, rendement
op de belegging te komen, zouden de emissierechten derhalve eerst moeten verviervoudigen in waarde, waarna uit een nog verdere waardestijging het voorgespiegelde rendement zou kunnen
worden gerealiseerd. Uit niets blijkt dat hierop een concreet vooruitzicht bestond en dit werd
de beleggers niet meegedeeld. Aan de andere kant ging het hier om een speculatieve belegging, waarbij een grote waardestijging in de toekomst ook bepaald niet uitgesloten was en een
‘uitstekend’ rendement weliswaar niet waarschijnlijk, maar toch wel mogelijk was.
Ter illustratie, uit openbare bronnen (de veilingmonitor 2019 en 2022 van de Nederlandse emissieautoriteit) blijkt dat de veilingprijs van een
verplichtemissierecht is de afgelopen jaren
is gestegen van € 5 in 2013 naar gemiddeld € 79,67 in 2022, oftewel een waardestijging
van 1.600% in negen jaar. Verder worden op de site fairclimatefund.nl vrijwillige CO2-rechten inmiddels (2023) voor € 18 per ton verkocht aan bedrijven en particulieren.
Onder deze omstandigheden zullen de verdachten worden vrijgesproken van het onder b, eerste gedeelte vermelde.
Het hof acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde mededeling dat de rendementen van verhandelbare, vrijwillige emissierechten in potentie hoog konden zijn (b, tweede deel), een valsheid betreft. Deze mededeling is daarvoor te algemeen.
Ook van dit deel van het onder b vermelde moeten de verdachten worden vrijgesproken.
Dat de focus (c) van [bedrijf 2] Ltd was gericht op het optimaliseren van rendement op emissierechten voor investeerders (in plaats van het optimaliseren van het eigen rendement) is welbeschouwd niet meer dan een doorzichtige reclame-uiting. Er zijn weinig bedrijven die publiekelijk zeggen dat niet hun product of dienstverlening (de vliegervaring van-, de fijne vakantie van- of bij beleggingen, het rendement van de klant) centraal staat bij het handelen van het bedrijf, maar de door het bedrijf te boeken winst.
Ten aanzien van het onder (d) vermelde wordt in de brochure weliswaar (ten onrechte) de suggestie gewekt dat de verwachte (wereldwijde) markt- en/of prijsontwikkelingen en/of rendementen die golden voor (de handel in) verplichte emissierechten ook golden voor de handel in vrijwillige emissierechten, maar deze mededeling staat niet met zoveel woorden, in elk geval onvoldoende uitdrukkelijk, in dit geschrift. Ook ten aanzien van het onder (d) vermelde komt het hof tot een vrijspraak.
Verdere beoordeling van het onder a en e vermelde
Wel acht het hof bewezen dat de in de tenlastelegging vermelde mededelingen dat (a) [bedrijf 2] Ltd klein
was gestart in 2002 en uitgegroeid was tot een wereldspeler en (e) dat de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder, die onder het toezicht viel van
(de Zwitserse toezichthouder) Verein zur Qualitätssicherung von Finanzdienstleistungen , bij een door de Verenigde Naties (VN) goedgekeurd internationaal Carbon Credit Register, vals en in strijd met de waarheid waren.
Deze mededelingen stonden in de brochure ‘[brochure]’ (D-527) , maar stemmen niet overeen met de werkelijkheid.
In de eerste plaats is [bedrijf 2] Ltd (a) niet in 2002 begonnen. Deze Engelse vennootschap is pas op
25 juli 2012 opgericht en ingeschreven (D-559, p. 7) in het Engelse handelsregister. Op de tweede plaats valt [bedrijf 2] Ltd niet te kwalificeren als wereldspeler. Zij richtte zich, naast de activiteiten van [naam 1] in Engeland, alleen op de Nederlandse markt en verkeerde daarmee nog in een aanvangsfase.
Tot slot is de mededeling dat de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder, die onder het toezicht viel van de genoemde Zwitserse toezichthouder, bij een door de VN goedgekeurd internationaal Carbon Credit Register, eveneens vals en in strijd met de waarheid. Uit de bij de FIOD afgelegde verklaring van getuige [getuige] (G-51-01, pag. 6), coördinator registratie emissiehandel bij de Nederlandse Emissieautoriteit, blijkt dat de VN registers goedkeurt voor het verplichte systeem van emissiehandel tussen landen (op basis van het Kyoto-protocol).
De VN keurt niet een register goed waarin zich vrijwillige CO2 emissierechten kunnen bevinden en vrijwillige CO2 emissierechten kunnen bijgevolg niet worden gehouden in een register dat door de VN is goedgekeurd. Ook door deze mededeling is de werkelijkheid geweld aan gedaan.
Al met al is bewezen dat de brochure ten aanzien van het achter a en e vermelde valselijk
is opgemaakt, waarbij het - gelet op de aard van de mededelingen - gaat om mededelingen
die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen.
Opzettelijk gebruik van de brochure ’[brochure]’ (D-527)
De brochure is door de door [bedrijf 2] Ltd ingeschakelde verkopers gebruikt bij de verkoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en daartoe aan potentiële beleggers verstrekt. Op de vraag of [medeverdachte 7] , [verdachte] en/of [medeverdachte 4] gebruik hebben gemaakt van dit valse geschrift zal - als reeds overwogen - later worden ingegaan. Eerst zal worden beoordeeld of zij als medeplegers betrokken waren bij oplichting van beleggers in vrijwillige CO2 emissierechten.
Medeplegen van oplichting middels [bedrijf 2] Ltd.
[medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] en [verdachte] wordt verweten dat zij als medeplegers betrokken waren bij de oplichting van een groot aantal personen. In totaal is er middels [bedrijf 2] Ltd door 15 Nederlandse en drie Belgische beleggers, deels in meerdere aankopen, € 365.937,85 ingelegd [1] .
Van deze personen zijn in hoger beroep alleen beleggers [benadeelde 2] , [slachtoffer 1] , [benadeelde 5] , [slachtoffer 2] ,
[benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 1] , [benadeelde 8] en [benadeelde 7] nog aan de orde voor de drie verdachten.
Voor [medeverdachte 7] en [verdachte] zijn daarnaast ook de beleggers [benadeelde 9] en [benadeelde 6] nog aan de orde.
De verdachten wordt verweten dat zij de beleggers door het aannemen van een valse hoedanigheid
en/of door een samenweefsel van verdichtsels hebben bewogen tot afgifte van geldbedragen.
Hoedanigheid van ervaren succesvolle beleggingsorganisatie
Bij het oplichtingsmiddel dat bestaat uit het aannemen van een valse hoedanigheid, gaat het er
in de kern om dat het handelen van de verdachte(n) ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. De valse hoedanigheid hield bij [bedrijf 2] Ltd in dat werd voorgewend dat sprake was een ervaren en succesvolle beleggingsorganisatie.
[bedrijf 2] Ltd schetst in de brochure (D-527) het beeld van een zeer succesvol bedrijf met tien jaar ervaring
in de handel in emissierechten. Het bedrijf was zo succesvol dat het, ‘klein gestart’ in 2002, is uitgegroeid tot een ‘wereldspeler’. Bij de firma werkt een ‘bevlogen team van professionals’.
Deze presentatie als succesvolle (potentiële) wederpartij is er klaarblijkelijk op gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
[bedrijf 2] Ltd is in werkelijkheid helemaal geen succesvol bedrijf dat in tien jaar tijd is uitgegroeid tot
een wereldspeler. [bedrijf 2] Ltd is pas sinds 25 juli 2012 opgericht en ingeschreven (D-559, p. 7) bij het Companies House in Cardiff , Engeland (D-559) door de agent ‘[bedrijf 3] Ltd.’, derhalve nog geen vier maanden voordat de eerste belegger in oktober 2012 zijn emissierechten koopt.
Als directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] Ltd werd ingeschreven [naam 2] (D-559,
pag. 2 en 3). [naam 2] is taxichauffeur en ontvangt een vergoeding voor het op zijn naam zetten van het bedrijf. [naam 2] werd slechts gebruikt als stroman, onder andere bij het op zijn
naam openen van de ING-bankrekening van [bedrijf 2] Ltd. in Nederland. Uit het feit dat deze katvanger
[naam 2] tevens eigenaar was van [bedrijf 2] Ltd moet worden afgeleid dat het ook niet de bedoeling was dat [bedrijf 2] Ltd zich zou ontwikkelen tot echte waardevolle beleggingsorganisatie,
maar slechts diende als oplichtingsvehikel.
[medeverdachte 7] en [verdachte] waren op de hoogte van de valse hoedanigheid van [bedrijf 2] Ltd. Uit de afgeluisterde telecommunicatie tussen [medeverdachte 7] en [verdachte] , in combinatie met e-mailcorrespondentie, blijkt dat [medeverdachte 7] en [verdachte] wisten dat [naam 2] slechts op papier directeur was van [bedrijf 2] Ltd.
Uit een telefoongesprek T15-06-632 tussen [verdachte] en [naam 2] blijkt dat [naam 2] diezelfde dag nog 1.500 pond wil zien om zijn huur te betalen anders stopt hij er gelijk mee. Verder volgt uit e-mailcorrespondentie dat [verdachte] met [naam 1] communiceert (met [medeverdachte 7] in de cc) via het e-mailadres [emailadres]. [verdachte] stuurt op 22 november 2012 een bericht naar dit adres, met [medeverdachte 7] in de cc, welk bericht hij aanvangt met “Dear [naam 1]” en waarin hij een aantal vragen stelt met onder andere vermelding van de namen “[naam 3]” en “[naam 4]”. Op diezelfde datum wordt vanaf dit e-mailadres gereageerd met onder meer de mededeling: “I am meeting with [naam 2] to collect post etc” (D-1306). Voorts wijst het hof op een e-mailbericht vanaf dit adres van
2 januari 2013, gericht aan [verdachte] en [medeverdachte 7] , waarin onder meer wordt gezegd: “[naam 2] opened
the letter for me today” en “need to attend the bank with [naam 2], who I shall also see tomorrow”
(D-1307).
Door het gebruik van [naam 2] als stroman moest kennelijk voor de buitenwereld verborgen blijven dat in werkelijkheid [naam 1] de leiding had over [bedrijf 2] Ltd in Engeland. Uit het hierboven genoemde tapgesprek (blz. 3/5) blijkt verder dat [verdachte] niet wil dat [naam 2] 100 of 200 k in handen krijgt via de ING-rekening en uit andere tapgesprekken blijkt dat [naam 2] direct 1.500 pond wil ontvangen omdat hij er anders - naar de kern samengevat - uitstapt [2] . In een afgetapt telefoongesprek tussen [medeverdachte 7] en [verdachte] wordt besproken dat ze van ‘hem’ af willen (T12-05-413, pag. 2).
Ook van een ‘bevlogen team van professionals’ bij [bedrijf 2] Ltd is geen sprake. [verdachte] was de gevolmachtigde van de bankrekening van [bedrijf 2] en verzorgde de inkoop van de emissierechten bij de firma’s [firma 1] en [firma 2]. Hij voerde de administratie van de verkopen aan de beleggers en probeerde volgens zijn eigen verklaring afnemers te vinden voor vrijwillige CO2-rechten, hetgeen echter (nog) niet zou zijn gelukt. [verdachte] is geen ‘professional’ op het terrein van beleggingen of CO2-rechten. Hij is pas medio 2012 begonnen met [bedrijf 2] Ltd en werkte daarvoor bij een bedrijf dat rubberboten verkocht (V16-02, p. 3).
De werkelijkheid met betrekking tot de 'persoon' van [bedrijf 2] Ltd , wat betreft haar hoedanigheid, was daarmee heel anders dan aan de beleggers is voorgespiegeld. [bedrijf 2] Ltd was geen beleggingsbedrijf,
maar een oplichtingsvehikel, zonder geschiedenis, zonder bewezen trackrecord, zonder daadwerkelijke eigenaren en met een katvanger aan het hoofd.
Samenweefsel van verdichtsels
Het samenweefsel van verdichtsels zou hebben bestaan uit het valselijk en in strijd met de
waarheid, in/aan de hand van brochures, e-mails, orderbevestigingen en/of gesprekken, jegens
de beleggers ten aanzien van de aan hen voorgestelde aankoop vrijwillige emissierechten
voorhouden dat:
a. [bedrijf 2] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en/of al geruime tijd bestond en/of
b. de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2
emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in
mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
c. vrijwillige CO2 emissierechten een goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren
en/of
d. over het algemeen altijd hun waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser
werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren
en/of
e. [bedrijf 2] Ltd zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven
en/of over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van
offset en/of
f. [bedrijf 2] Ltd vrijwillige CO2 emissierechten inkocht voor een prijs rond de euro 8,00/euro 9,00 en/of voldoende emissierechten in voorraad had en/of emissierechten uit voorraad
verkocht en/of
g. de prijs van vrijwillige CO2 emissierechten als investeringsobject zoals die door andere
aanbieders in rekening werd gebracht boven de euro 12,00 lag en/of
h. [bedrijf 2] Ltd onder toezicht stond van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten.
De hierboven vermelde mededelingen zouden in gesprekken met de beleggers en ook
in de aan hen toegezonden/uitgereikte brochure ‘[brochure]’ zijn gedaan.
Vrijspraak van hetgeen onder c, d, e eerste deel, f, g en h staat vermeld
Niet is gebleken dat vrijwillige CO2 emissierechten geen goede investeringsmogelijkheid waren voor particulieren (c), of dat de mededelingen dat vrijwillige CO2 rechten over het algemeen altijd hun
waarde behielden en/of schaars waren en steeds schaarser werden waardoor (verkoop)prijzen zouden stijgen en/of (hoge) rendementen te behalen waren (d) onjuist waren. Dat geldt ook voor de mededeling dat [bedrijf 2] zich bezighield met het offsetten van emissierechten bij bedrijven.
[verdachte] heeft pogingen gewaagd emissierechten aan bedrijven te verkopen (e, eerste deel).
Voorts is van de in de tenlastelegging genoemde mededelingen f, g en h niet gebleken
dat zij de genoemde beleggers hebben bewogen tot het aangaan van de overeenkomsten
voor de aankoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en de afgifte van geldbedragen daarvoor.
[medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zullen hiervan worden vrijgesproken.
Valsheid van het onder a, b en e, tweede deel vermelde.
Dat [bedrijf 2] Ltd een groot verkoopkantoor in emissierechten was en al geruime tijd bestond (a) is zoals
eerder vermeld onjuist. [medeverdachte 7] en [verdachte] wisten dat [bedrijf 2] Ltd geen groot verkoopkantoor was en dat het bedrijf geleid werd door een stroman.
Ook is onjuist dat (b) de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie(s) (bij de beleggers) in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg. De verkopers hebben aan de beleggers - die
een aantal emissierechten kochten tegen een van te voren overeengekomen aankoopprijs - verteld
dat de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van de vrijwillige CO2 emissierechten en dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissies in mindering zouden worden gebracht. In totaal zijn aan de Nederlandse en Belgische beleggers 43.721 emissierechten verkocht voor € 365.937,85. De inkoopprijs van deze emissierechten was € 90.839,76. Dit betekent dat slechts 24,82% van de door kopers ingelegde gelden is besteed aan de inkoop van de emissierechten [3] .
[medeverdachte 7] en [verdachte] wisten dat de inleg niet volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige emissierechten, reeds gelet op hun wetenschap van de inkoopprijs van deze rechten voor [bedrijf 2] en de verkoopprijs aan de beleggers. Uit de inhoud van onder [verdachte] in beslag genomen gegevensdragers blijkt verder dat door [medeverdachte 7] en [verdachte] een overzicht is opgesteld (‘Overleg [overleg]’ genoemd, naar de voornamen van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 7]), waarin per belegger is aangegeven welke (aanzienlijke) bedragen uit diens inleg dienden te worden uitbetaald aan [verdachte] en [medeverdachte 7], hun medeverdachten en eventuele anderen die bij de verkoop aan de betreffende belegger waren betrokken. [medeverdachte 7] en [verdachte] wisten dat het grootste deel van de door de beleggers ingelegde gelden, in strijd met de mededelingen daarover aan de beleggers, niet werd besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten, maar door hen en hun medeverdachten werd opgestreken.
Voorts was alleen [verdachte] de persoon binnen [bedrijf 2] Ltd die zou hebben geprobeerd emissierechten te verkopen aan bedrijven (offset), maar hij zou daar nog niet in zijn geslaagd. Daarom is in elk geval onjuist de mededeling dat [bedrijf 2] Ltd over een eigen offsetafdeling beschikte en een structureel rendement realiseerde op basis van de offset (e, tweede gedeelte).
Als de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de aan de beleggers gedane (deels dus leugenachtige) mededelingen in onderling verband en samenhang worden bezien, is duidelijk dat bij de beleggers door dat samenweefsel een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen.
Zoals uit de verklaringen van de beleggers blijkt zijn de beleggers [benadeelde 2] , [slachtoffer 1] , [benadeelde 5] , [slachtoffer 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 8] , [benadeelde 7] , [benadeelde 9] en [benadeelde 6] door de oplichtingsmiddelen bewogen tot de aankoop van de emissierechten.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verklaring van de getuige [benadeelde 5] bij de FIOD van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat de getuige is overleden en daarom niet door de verdediging kan worden gehoord.
Dit verweer wordt verworpen. De verklaring van [benadeelde 5] wordt in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van de (gewezen) medeverdachte [medeverdachte 8] en er is geen reden aan de juistheid te twijfelen.
Voor wat betreft het oplichten van de belegger [benadeelde 1] wordt het navolgende overwogen. [medeverdachte 7]
en [verdachte] hebben verzocht de belegger [benadeelde 1] te horen. Op het naar Zuid-Afrika uitgestuurde rechtshulpverzoek [benadeelde 1] te horen als getuige is geen reactie gekomen. Voor de vraag of [benadeelde 1]
is opgelicht is haar eerder afgelegde verklaring van groot belang. Aangezien de verdediging die verklaring niet heeft kunnen toetsen is voor haar oplichting onvoldoende wettig bewijs hetgeen leidt tot vrijspraak op dit onderdeel.
Medeplegen [verdachte]
heeft in de ten laste gelegde periode werkzaamheden verricht voor de in juli 2012 opgerichte Engelse vennootschap [bedrijf 2] Ltd. Het doel van [bedrijf 2] Ltd was het verkopen van vrijwillige CO2 emissierechten aan beleggers. In Engeland waren bij [bedrijf 2] Ltd onder meer betrokken [naam 1]
en [naam 5]. Als directeur van [bedrijf 2] Ltd was ingeschreven [naam 2] .
[verdachte] heeft verklaard dat [naam 1] en [naam 5] hem hebben gevraagd de verkoop van de vrijwillige CO2 emissierechten in Nederland te organiseren. [verdachte] heeft hierover besprekingen gevoerd met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] , waarna het verkoopkantoor van [medeverdachte 4] in Duitsland bij wijze van ‘pilot’ is begonnen met de verkoop van vrijwillige CO2 emissierechten aan Nederlandse beleggers. Vervolgens hebben [verdachte] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] personen benaderd om de emissierechten in Nederland te verkopen. Dit heeft geresulteerd in twee aanvullende verkoopkanalen, aangeduid als ‘[kantoor 1]’ en ‘[kantoor 2]. Voor het opzetten van het verkoopkantoor in Eindhoven zijn [naam 6] en [naam 7] benaderd, die een kantoorruimte hebben gehuurd en personeel hebben aangetrokken om de emissierechten te verkopen. Voor [kantoor 2] is [naam 8] benaderd, die zijn contacten [medeverdachte 8] en [benadeelde 8] heeft aangezocht om de emissierechten aan beleggers aan te bieden. Vanuit al deze drie verkoopkanalen zijn (potentiële) klanten door verkopers benaderd en zijn de vrijwillige CO2 emissierechten verkocht aan onder meer de bovengenoemde beleggers.
[verdachte] heeft met [medeverdachte 7] in meerdere opzichten de regie gehouden over de informatievoorziening aan en de bedrijfsvoering van de verkoopkanalen.
Ten aanzien van de verkoop oefenden [verdachte] en [medeverdachte 7] bij [kantoor 1] en [kantoor 2] controle uit over de productinformatie en de inhoud van de verkoopgesprekken. Zij gingen meermalen op bezoek op het [kantoor 1] om de verkopers te voorzien van informatie. Tevens voerden zij (telefonisch of in persoon) overleg met de leiding van dit kantoor ([naam 7] en [naam 6]), maakten zij afspraken over de voortgang van de werkzaamheden en lieten zij zich van de vorderingen ten aanzien van de verkoop steeds op de hoogte brengen. Ook met het [kantoor 2], in de persoon van [naam 8], heeft [verdachte] intensief contact onderhouden. [verdachte] heeft de aan dit kantoor verbonden verkopers [medeverdachte 8] en [benadeelde 8] voorzien van de productinformatie. [verdachte] is bovendien persoonlijk met [medeverdachte 8] meegegaan naar het verkoopgesprek met de belegger [benadeelde 5] om, naar hij zelf heeft verklaard, zeker te zijn dat de productinformatie goed zou worden overgebracht.
Voorts zijn de website van [bedrijf 2] Ltd en de brochure ‘[brochure]’, die op de website was
geplaatst en aan potentiële beleggers is verstrekt, onder verantwoordelijkheid van [verdachte] tot
stand gekomen. [verdachte] heeft ook verklaard dat hij de inhoud van de brochure tot zich heeft genomen [4] .
De website is in opdracht van [verdachte] gebouwd. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 7] hebben zich intensief met
de inhoud van deze website bemoeid. Voor de brochure heeft [verdachte] de teksten aangeleverd.
Wanneer een belegger besloot over te gaan tot aankoop van de vrijwillige CO2 emissierechten,
werd de administratieve afhandeling daarvan door [verdachte] gedaan. Hij verzond de contracten,
ontving deze ondertekend retour en controleerde de inhoud. Als de verkoop van de vrijwillige
CO2 emissierechten was voltooid, boekte de belegger, volgens het contract, de aankoopsom over
naar in de regel de ING-bankrekening van [bedrijf 2] die door [verdachte] werd beheerd. [verdachte] heeft met
een gering gedeelte van het aldus ontvangen geldbedrag vervolgens emissierechten ingekocht bij
de beheerdersfirma’s [firma 1] en [firma 2]. Per emissierecht bedroeg de door [bedrijf 2] Ltd gehanteerde aankoopprijs voor de belegger namelijk € 8,- à € 9,-, terwijl de inkoopprijs voor [bedrijf 2] circa € 2,- bedroeg. De rest van het ontvangen bedrag werd al dan niet met tussenkomst van de Deense firma [firma 3] uitbetaald aan [verdachte] zelf, [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] en eventuele andere betrokkenen bij de verkoop aan de betreffende belegger. Over de verdeling van het geld hebben [verdachte] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] gezamenlijk afspraken gemaakt.
Verkopers van [bedrijf 2] hebben [verdachte] omschreven als de persoon waaraan zij verantwoording aflegden. Uit voornoemde feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] een leidinggevende rol heeft gehad bij het hiervoor omschreven verkoopproces van de vrijwillige CO2 emissierechten. [verdachte] heeft voor zijn werkzaamheden voor [bedrijf 2] Ltd een aanzienlijke vergoeding ontvangen.
Het voorgaande dwingt tot de conclusie dat [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met anderen de vrijwillige CO2 emissierechten heeft verkocht en daarbij een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd voor het medeplegen ten aanzien van de oplichting van de beleggers die hiervoor zijn genoemd.
Deelneming aan een “criminele organisatie” (feit 3)
Voor bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is een samenwerkingsverband vereist, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en
ten minste één andere persoon (ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Voorts is vereist dat de organisatie
het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Dat oogmerk - waartoe in ieder geval het naaste doel
dat de organisatie nastreeft moet worden gerekend - zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken.
Voor het bewijs van dit oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (
ecli:nl:hr:2007:BA0502).
Voor deelneming aan de hierboven bedoelde criminele organisatie is vervolgens nodig dat aan twee vereisten is voldaan:
1) de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en
2) de verdachte heeft een aandeel in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of
rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het misdadig oogmerk van de organisatie.
In ‘deelneming aan’ ligt bovendien opzet besloten. Van opzet is sprake wanneer de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij is niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven.
Hiervoor is overwogen dat [verdachte] en [medeverdachte 7] - via zijn vennootschap [bedrijf 1] B.V. - een leidende rol hebben gespeeld in de organisatie, die onder de vlag van [bedrijf 2] Ltd CO2 vrijwillige emissierechten aan beleggers heeft verkocht door middel van valsheid in geschrift en oplichting. Zij hebben de verkoop van vrijwillige CO2 emissierechten geïnitieerd, de verkooporganisaties in [kantoor 1] en [kantoor 2] opgezet en geleid en zij hebben een brochure laten maken. Zij voorzagen de verkopers van productinformatie, hebben de website opgezet en onderhielden contact met de lokale leiders van de verkooporganisaties in [kantoor 1] en [kantoor 2]. Van de verkoopopbrengst van deze emissierechten heeft [verdachte] een aanzienlijk gedeelte opgestreken. Bewezen is daarom dat [verdachte] van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013 heeft deelgenomen aan de criminele organisatie, op dat moment werd gevormd door hem, [medeverdachte 7] , [bedrijf 2] Ltd. en anderen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013, in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
met het oogmerk zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels personen, waaronder de nagenoemde personen, heeft bewogen tot het aangaan van (een) schuld(en), te weten (een) overeenkomst(en) betreffende de investering/aankoop in/van vrijwillige CO2 emissierechten, en de afgifte van één of meer geldbedragen, te weten:
= [benadeelde 2] , een geldbedrag(en) van Euro 10.010, en
= [slachtoffer 1] , een geldbedrag van Euro 10.004,40 en
= [benadeelde 5] , een geldbedrag van Euro 74.995,20 en
= [slachtoffer 2] , geldbedragen van in totaal Euro 25.025, en
= [benadeelde 3] , geldbedragen van in totaal Euro 15.036, en
= [benadeelde 4] , een geldbedrag van Euro 3.998,45
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid, in/aan de hand van een brochure en/of gesprekken, jegens voormelde personen te doen alsof ten
aanzien van [bedrijf 2] Ltd . sprake was van een bonafide organisatie en voor te wenden
en/of mede te delen dat
= [bedrijf 2] Ltd . een groot verkoopkantoor in emissierechten was en al geruime tijd bestond en/of
= de inleg volledig of grotendeels zou worden besteed aan de aankoop van vrijwillige CO2 emissierechten en/of dat er (vrijwel) geen kosten en/of commissie in mindering zou(den) worden gebracht op de inleg en/of
= [bedrijf 2] Ltd . over een eigen offsetafdeling beschikte en/of structureel rendement realiseerde op basis van offset.
2.
hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
= een valse brochure van [bedrijf 2] Ltd . ('[brochure]')
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt
en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat valselijk - in strijd met de waarheid - in dat geschrift - zakelijk weergegeven - stond dat
= [bedrijf 2] Ltd . klein gestart was in 2002 en uitgegroeid was tot wereldspeler en
= de aangeschafte carbon credits werden bewaard onder de hoofdrekening van een beheerder,
die onder het toezicht viel van (de Zwitserse toezichthouder) Verein zur Qualitätssicherung von Finanzdienstleistungen , bij een door de Verenigde Naties goedgekeurd internationaal
Carbon Credit Register,
en bestaande dat opzettelijk gebruik maken van dat geschrift hierin dat verdachte en verdachtes mededader(s) telkens dat geschrift hebben verstrekt aan
= [benadeelde 2] en/of
= [slachtoffer 1] en/of
= [benadeelde 5] en/of
= [benadeelde 3]
= [slachtoffer 3] en/of
= [slachtoffer 2] en/of
= [benadeelde 4] en
(andere) potentiële geïnteresseerden in en/of kopers van vrijwillige CO2 emissierechten;
3.
hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 november 2013, in Nederland en in Duitsland en in Engeland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten: [verdachte] zelf, [bedrijf 2] Ltd . , [medeverdachte 7]
en andere (rechts)personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
=het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en
=het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen.
[verdachte] moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225,
eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van [verdachte]

is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid
ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft [verdachte] voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat [verdachte] voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld
tot een gevangenisstraf voor de duur van elf (11) maanden met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van [verdachte] . Het hof heeft daarbij
in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
[verdachte] heeft zich bij de verkoop van vrijwillige CO2 emissierechten schuldig gemaakt aan oplichting van meerdere beleggers. Hierbij werd ook meermalen gebruik gemaakt van een vals geschrift en zijn deze strafbare feiten door hem gepleegd in een criminele organisatie waarin hij een belangrijke rol had, een en ander gedurende een periode van bijna anderhalf jaar. Het gaat hierbij om beleggingsfraude, ook wel boilerroomfraude genoemd. In voornoemd samenwerkingsverband heeft hij samen met medeverdachten een behoorlijk aantal beleggers opgelicht waarvan [verdachte] en andere verdachten aanzienlijk hebben geprofiteerd. Bij deze oplichting is geraffineerd te werk gegaan en werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een fraaie - valse - brochure en een website om beleggers te bewegen tot een investering. Als gevolg van het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten zijn de beleggers gedupeerd. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben - uitsluitend gedreven door eigen financieel gewin - aanzienlijke schade aangericht. Verder heeft het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten ook diverse andere negatieve gevolgen gehad voor de beleggers en heeft het hun vertrouwen in de medemens geschaad. Bovendien heeft [verdachte] met zijn medeverdachten door voornoemd handelen ook het vertrouwen geschonden dat men in het algemeen moet kunnen stellen in (verkopers van) financiële producten en het financiële handelsverkeer.
[verdachte] heeft een cruciale rol gehad in de hiervoor beschreven strafbare feiten. Hij heeft samen met [medeverdachte 7] de verkoop van de vrijwillige emissierechten geïnitieerd en dit investeringsobject vanuit Engeland naar Nederland gebracht. [verdachte] had een belangrijke rol in het verkoopproces en binnen de criminele organisatie. In enkele gevallen heeft hij zelf de verkoop gesloten.
Uit een op naam [verdachte] staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 maart 2023 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op de ernst en omvang van de hiervoor beschreven strafbare feiten, alsmede gelet op de rol van [verdachte] daarin, is uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en de ouderdom van de feiten maken dat niet anders. Het hof acht alles afwegende in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden passend en geboden.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
Als uitgangspunt wordt, nadat de redelijke termijn is aangevangen, twee jaar per instantie aangehouden. Dit is behoudens bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging
zal worden ingesteld. In het onderhavige geval moet de aanvangsdatum van de redelijke termijn
op 5 november 2013 worden gesteld. Op die datum is [verdachte] aangehouden en in verzekering gesteld.
De hiervoor genoemde termijn van twee jaren per instantie is daarmee overschreden. In deze zaak is echter sprake van bijzondere omstandigheden.
Het onderzoek Zevenblad (waarvan deze zaak onderdeel uitmaakt) is aangevangen met een actiedag op
5 november 2013, waarbij onder leiding van het Functioneel Parket van het openbaar ministerie door de FIOD verdachten zijn aangehouden en een veelheid aan documenten en gegevensdragers in beslag is genomen. In de periode daarna heeft deze opsporingsdienst een groot aantal onderzoekhandelingen verricht, zoals het horen van getuigen en verdachten en het doen van onderzoek in, en naar aanleiding van, de inbeslaggenomen documenten en gegevensdragers. Bovendien is het voor de waarheidsvinding noodzakelijk gebleken een aanzienlijk aantal rechtshulpverzoeken te richten aan meerdere landen. Gegevens verkregen uit 55 rechtshulpverzoeken naar 19 landen zijn geanalyseerd. Vanaf eind 2015 tot medio 2017 is, middels meerdere inleveringen, het einddossier door de FIOD opgeleverd.
In totaal omvat het complete einddossier van het gehele onderzoek Zevenblad ongeveer 25.000 pagina’s. In 2017 zijn door de rechters-commissarissen meerdere personen als getuigen gehoord, waartoe wederom rechtshulpverzoeken aan verschillende landen zijn gericht. Uiteindelijk is het onderzoek voor inhoudelijke behandeling ter terechtzitting gepland, waarvoor – zowel voor de zaken waar [verdachte] bij betrokken was als voor de andere zaken - in eerste aanleg veel dagen dienden te worden uitgetrokken.
Ook in hoger beroep is op verzoek van de verdediging, dan wel op verzoek van de verdediging van medeverdachten een groot aantal getuigen gehoord. Het horen van de getuigen en de inhoudelijke behandeling van de zaak hebben ongeveer 20 dagen in beslag genomen.
Gelet op de omvang van het onderzoek, de ingewikkeldheid daarvan en het internationale karakter acht het hof een redelijke termijn van drie jaren per instantie gerechtvaardigd.
Het vonnis waarvan beroep is uitgesproken op 1 mei 2020. Op 14 mei 2020 is namens [verdachte] hoger beroep ingesteld. Het hof spreekt op 13 juli 2023 dit arrest uit. Uitgaande van een redelijke termijn
van drie jaren per instantie is de redelijke termijn in eerste aanleg met ongeveer drie-en-een-half
jaar overschreden. In hoger beroep is de redelijke termijn met ongeveer twee maanden overschreden.
De procedure als geheel heeft bijna tien jaren geduurd. Daardoor is de redelijke termijn fors overschreden. Het hof zal op grond hiervan de op te leggen straf matigen en volstaan
met een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van het voorarrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslag

Gedurende het onderzoek naar de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten zijn in beslag genomen:
een HP Compaq computer, een Apple Power Mac computer, een Apple computer, twee Nokia telefoons en acht documentenmappen. Deze in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard. Het bewezenverklaarde is met behulp van, die aan de verdachte toebehorende voorwerpen, begaan of voorbereid.

Benadeelde partijen

Gelet op de vrijspraak van de tenlastegelegde oplichting van [benadeelde 1] zal die vordering op grond van artikel 361 lid 2 Sv niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook de overige beleggers die een vordering ter zake van de CO2-emissierechten hebben ingediend zullen daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
De verdediging heeft de hoogte van de door de beleggers gestelde schade betwist, alsmede dat die door het handelen van [verdachte] is veroorzaakt. De via [kantoor 1] (de beheerder van deze rechten) verkregen rechten staan nog in het register en zijn mogelijk in waarde gestegen, zoals – aldus de verdediging - [naam 9] schreef in zijn brief van 27 februari 2020. Voorts wordt nog opgemerkt dat de suggestie dat er überhaupt geen rechten zijn gekocht niet juist is. De benadeelde partijen hebben op dit verweer niet gereageerd, hoewel ze daartoe in de gelegenheid zijn geweest.
Onder deze omstandigheden zou voor het vaststellen van de hoogte van de door deze beleggers uiteindelijk geleden schade nader onderzoek, naar het zich laat aanzien ook in het buitenland, noodzakelijk zijn. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, voor zover dat is ingesteld
tegen de beslissingen tot vrijspraak van de oplichting (feit 1) van de belegger [slachtoffer 3]
en van de in eerste aanleg tenlastegelegde “een (groot) aantal personen”, met uitzondering
van [benadeelde 8] , [benadeelde 7] , [benadeelde 9] en [benadeelde 6] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • een HP Compaq computer (goednummer OI2619-48684-IBN-A1.pc1);
  • een Apple Power Mac computer (goednummer OI2619-48684-A11.pc2);
  • een Apple computer (goednummer OI2619-48684-IBN-B3.pc3);
  • twee Nokia telefoons (goednummers OI2619-48684-B3.GSM1 en OI2619-48684-B3.GSM2);
  • acht documentenmappen (goednummers OI2619-48684-KVI-029, OI2619-48684-KVI-031, OI2619-48684-KVI-032, OI2619-48684-KVI-041, OI2619-48684-KVI-047 tot en met OI2619-48684-KVI-049, en OI2619-48684-KVI-058).
T.a.v. de vorderingen benadeelde partijen ingediend in zaakdossier 15 [bedrijf 2] Ltd .:
Verklaart de benadeelde
partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , Kopecon BV ([benadeelde 7] ), [benadeelde 8] en [benadeelde 9]niet-ontvankelijk in hun vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2023.

Voetnoten

1.15-OPV-001, p. 10
2.T15-06-632
3.15-OPV-001, 26
4.V16-01