ECLI:NL:GHAMS:2023:1674

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
23-002443-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging op het voetbalveld door coach tijdens wedstrijd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was coach van het voetbalteam [club02] en werd beschuldigd van openlijke geweldpleging tijdens een wedstrijd tegen [club01] op 24 maart 2019. De verdachte had een actieve rol in het ophitsen van de sfeer en nam deel aan de vechtpartij die ontstond op het veld. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook bijdroeg aan de escalatie van het geweld door te schreeuwen en te slaan. De raadsman voerde aan dat de verdachte enkel probeerde te sussen, maar het hof verwierp deze stelling. Het hof achtte de verdachte schuldig aan openlijke geweldpleging en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de schade rechtstreeks verband hield met het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002443-21
datum uitspraak: 13 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-303057-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te Amsterdam openlijk, te weten, op voetbalterrein [club01] (gelegen aan het [adres02] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde partij01] en/of (meerdere) spelers van [club01] door zich met maaiende armen in die groep te storten, en/of te slaan, en/of te duwen en/of te trekken, en/of vast te pakken, en/of te schreeuwen/schelden/beledigen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien de verdachte in de groep, die geweld pleegde, slechts aanwezig is geweest, en hij in die groep juist heeft geprobeerd mensen te kalmeren. Deze stelling wordt ondersteund door de bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaringen in deze zaak. Verklaringen waarin de (aanstichtende) rol van de verdachte in het geheel van geweldshandelingen of de aanloop daarnaartoe worden geconcretiseerd, ontbreken in het dossier, aldus de raadsman.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen onder meer de navolgende feiten en omstandigheden vast. Op 24 maart 2019 te Amsterdam vond een voetbalwedstrijd plaats tussen teams van de voetbalverenigingen [club01] en [club02] . De verdachte, die tijdens de wedstrijd actief was als de coach van [club02] , droeg bij aan de vijandige sfeer tijdens de voetbalwedstrijd. Hij schold veel richting de spelers van [club01] en fokte de boel verbaal op. Toen er op het veld een vechtpartij ontstond, zette hij een sprint in en stortte hij zich met maaiende armen op de vechtende groep. Daarbij heeft hij spelers van [club01] geslagen.
Op grond hiervan staat voor het hof vast dat de verdachte door deze handelwijze opzet heeft gehad op de tenlastegelegde geweldshandelingen en daaraan een significante bijdrage heeft geleverd. Van het enkel proberen te sussen van de vechtpartij is naar het oordeel van het hof dus absoluut geen sprake. Het hof heeft acht geslagen op de door teamgenoten van de verdachte afgelegde getuigenverklaringen. De getuigen [getuige01] en [getuige02] konden zich, zo stelt het hof vast, tijdens die verhoren vrijwel niets herinneren en de getuigen [getuige03] en [getuige04] hebben blijkens de door hen gekozen formuleringen op basis van slechts vage herinneringen verklaard. Het hof waardeert deze verklaringen daarom anders dan de raadsman, zodanig dat deze geen afbreuk doen aan de bewijskracht van de gebezigde bewijsmiddelen.
Aldus komt het hof tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging en wordt het tot vrijspraak strekkende verweer verworpen.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2019, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 27 tot en met 29.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
de verbalisanten:
Op zondag 24 maart 2019 kregen wij de opdracht om te gaan naar het voetbalcomplex van [club01] aan het [adres02] .
Ter plaatse gekomen hoorde ik [het hof begrijpt: verbalisant [verbalisant01] ] dat personen het volgende verklaarden: “Wij voetballen allemaal bij [club01] . Het was een beladen wedstrijd. Er was een overtreding en ineens sloeg de vlam in de pan. Het werd een grote vechtpartij. Er werden klappen uitgedeeld.”
Ik, verbalisant [verbalisant02] , sprak met [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1990.
[verdachte01] is de coach/trainer van [club02] . Dit was op 24 maart 2019 de tegenstander van [club01] . [verdachte01] vertelde dat er een overtreding werd begaan op het veld en dat er daarna een vechtpartij ontstond.
2.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2023.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was op 24 maart 2019 te Amsterdam de coach van [club02] in de voetbalwedstrijd tegen [club01] .
3.
Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring opgesteld door [naam01] , doorgenummerde pagina’s 96 tot en met 98.
Dit verslag houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Dit is een verslag van de gebeurtenissen rondom het incident op 24 maart 2019. Tijdens de voetbalwedstrijd tussen [club01] en [club02] nam de frustratie bij de coach van [club02] zichtbaar toe. Er werd veel gescholden door de coach van [club02] richting de spelers van [club01] . Toen er op het veld duw- en trekwerk ontstond, was dit voor de coach van [club02] een reden om een volle sprint in te zetten richting de duwende spelers. Maaiend met zijn armen stortte hij zich op het groepje.
Het hof begrijpt op grond van de verklaring van [naam01] bij de rechter-commissaris van 26 maart 2019 dat dit verslag is opgesteld, mede met het oog op verantwoording aan de KNVB.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige05] van 8 juli 2021, opgemaakt door mr. E.G. Fels, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 juli 2021 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[getuige05]:
De coach van [club02] fokte de boel op tijdens de wedstrijd. Hij was heel erg verbaal. Op een gegeven moment was er een opstootje. Mensen begonnen echt te slaan. In mijn herinnering waren dat de spelers van [club02] . De coach van [club02] kwam het veld op rennen en greep van achteren twee jongens van ons [het hof begrijpt: van [club01] ] met beide armen. Dit was terwijl er al klappen vielen.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige06] van 8 juli 2021, opgemaakt door mr. E.G. Fels, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 juli 2021 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[getuige06]:
De coach van [club02] kwam het veld oprennen. Die coach was een grote aandrijver van de vijandige sfeer van [club02] naar ons [het hof begrijpt: naar [club01] ]. Hij kwam schreeuwend het veld in en ging er echt op af. Hij was aan het slaan op spelers van [club01] . Toen kwamen er een aantal spelers van [club02] op mij af. Toen heb ik ook een aantal klappen gekregen.
Het hiervoor onder 2 vermelde bewijsmiddel, dat bestaat in een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 maart 2019 te Amsterdam openlijk, te weten, op voetbalterrein [club01] (gelegen aan het [adres02] ), zijnde een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen spelers van [club01] door zich met maaiende armen in die groep te storten en te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, de duur van de taakstraf te matigen gelet op de rol van de verdachte in het geheel van de openlijke geweldpleging. Hij heeft tevens verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Bij een wedstrijd in het amateurvoetbal tussen de voetbalverenigingen [club01] en [club02] fungeerde de verdachte als coach van [club02] . Tijdens de wedstrijd heeft de verdachte zijn teamgenoten opgehitst en naar spelers van de tegenpartij gescholden. Vervolgens is op het veld een opstootje tussen verschillende spelers van de beide teams ontstaan, waarbij over en weer werd geduwd en getrokken. De verdachte is het veld in gerend, heeft zich met maaiende armen in de groep gestort en heeft spelers van [club01] geslagen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers. Daarnaast brengen dergelijke misdrijven gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving, bij de personen die van het incident getuige zijn geweest in het bijzonder.
De openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden tijdens een voetbalwedstrijd. Het handelen van de verdachte heeft met sportiviteit niets te maken. Het behoeft geen uitleg dat dergelijk gedrag absoluut niet thuis hoort op een voetbalveld. Het hof rekent een en ander de verdachte aan, te meer omdat hij zich als coach niet heeft kunnen beheersen terwijl hij juist in die hoedanigheid eraan had moeten bijdragen dat de wedstrijd sportief en vriendschappelijk zou verlopen. Hij heeft echter niet alleen verzuimd ten goede in te grijpen op het moment dat de situatie escaleerde, maar hij heeft aan die escalatie actief bijgedragen. Bovendien, zo valt uit de diverse verklaringen af te leiden, heeft hij voorafgaand aan het geweld tijdens de wedstrijd een ophitsende rol gespeeld door langs de lijn te schreeuwen en te schelden richting spelers van [club01] . Het hof neemt dit de verdachte bijzonder kwalijk.
Mede gelet op de straffen die ter zake van soortgelijke geweldsuitspattingen in sportverband plegen te worden uitgesproken, ligt oplegging van een forse onvoorwaardelijke taakstraf in de rede. Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van deze taakstraf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor openlijke geweldpleging zonder lichamelijk letsel
in beginseleen taakstraf van 120 uren geïndiceerd. Het hof ziet geen reden om van dit oriëntatiepunt ten voordele van de verdachte af te wijken, integendeel. Gezien de ernst van de openlijke geweldpleging en voornoemde strafverzwarende omstandigheden, te weten de setting van een sportief evenement en de rol van de verdachte als coach, zal het hof een hogere taakstraf opleggen. Dit brengt met zich dat het hof van oordeel is dat de strafeis van de advocaat-generaal onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Door de advocaat-generaal en de raadsman is aangevoerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Het hof komt echter niet tot een vaststelling van een dergelijke overschrijding. In eerste aanleg is de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn aangevangen op 4 oktober 2019. Op deze datum is de verdachte voor het eerst als verdachte gehoord, nadat hij was aangehouden. De verdachte is niet in voorarrest gesteld. Het vonnis waarvan beroep werd gewezen op 24 augustus 2021. Vervolgens is op 2 september 2021 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst op 13 juli 2023 arrest. Uitgaande van de maatstaf van twee jaren per instantie, is daaraan zowel in eerste aanleg als in hoger beroep voldaan. Dit leidt tot de slotsom dat het beroep op overschrijding van de redelijke termijn niet wordt gehonoreerd. Voor een daarmee verband houdende strafvermindering bestaat derhalve geen grond.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.855,00, bestaande uit € 7.605,00 aan materiële schade en
€ 1.250,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde handelen. De benadeelde partij kan derhalve in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. R.M. Steinhaus en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2023.
=========================================================================
[…]