Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
primairzich alsnog onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van de vorderingen van [X] jegens Turkmenistan, althans
subsidiairde vorderingen van [X] jegens Turkmenistan zoals geformuleerd in haar dagvaarding van 24 juni 2015 alsnog volledig zal afwijzen;
3.Feiten
Ministry of Oil and Gas Industry and Mineral Resourcesvan Turkmenistan (hierna: het ministerie) een overeenkomst gesloten met als kenmerk
CONTRACT No. MG-1(hierna: de overeenkomst), op grond waarvan oliehoudend slib zou worden verwerkt tot Mazut 100 olie. Doel van de overeenkomst was het oplossen van de olie-gerelateerde milieuproblemen in Turkmenistan. Daarnaast was het de bedoeling om, door middel van verkoop van het teruggewonnen product, opbrengsten te genereren, welke volgens een bepaalde verdeelsleutel zouden worden verdeeld. De investeringskosten van USD 6.195.900 zouden door de wederpartij van Turkmenistan gedragen worden. Turkmenistan zou op haar beurt ‘
raw material’ leveren en assisteren bij de verkoop van het eindproduct. De overeenkomst voorzag vervolgens in een verdeling van de winst tussen het ministerie en haar wederpartij in de verhouding 51% en 49% voor de periode dat de investering nog niet was terugverdiend en na afloop van die periode in een verhouding van 55% en 45%.
(…)CONTRACT(…)
a) delivery of theMobile Complexand other specialized equipment and other special machinery in accordance with appendix 2.
a) access to the objects of works;
4.Beoordeling
grief 2komt Turkmenistan op tegen het oordeel van de rechtbank dat de overeenkomst is gesloten met [X] . Bij de beoordeling van deze grief stelt het hof voorop dat voor de beantwoording van de vraag of [X] dan wel [X] Ltd partij is bij de overeenkomst beslissend is wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
comfort letterziet op [X] Ltd, (v) de overeenkomst is getekend door [naam 1] die niet bevoegd was dat namens [X] te doen.
Conclusion’ van het Ministerie van Economie en Ontwikkeling van Turkmenistan van 9 augustus 2012 met het oog op de registratie van het project in het ‘
Unified State Register of capital investment projects’ (prod. 60) wordt bij ‘
Investor’ ‘ [X] BV International’ company (Netherland) vermeld. Dat Turkmenistan er ook nadien van is blijven uitgaan dat zij met [X] had gecontracteerd, volgt uit de door de rechtbank aangehaalde brief van 9 augustus 2013 aan de curator.
in good standingwas, zegt dit iets over een veronderstelde eigenschap van haar contractuele wederpartij (waarvan zij volgens haar stellingen elders in haar memorie van grieven op grond van informatie van [naam 1] aannam dat deze niet meer in staat van faillissement verkeerde), niet over de identiteit van deze wederpartij.
heeft het Ministerie het volledige recht om verdere verrichtingen volgens het Contract te beëindigen en volgens artikel 137 van het Burgerlijk wetboek van Turkmenistan heeft het ministerie het rechtom zich tot de vertegenwoordiger te richten met de mededeling en de intentie om de overeenkomst te ontbinden.” Deze passage – tegen de achtergrond van wat al eerder in de brief is belicht – kan bezwaarlijk anders worden begrepen dan dat Turkmenistan ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie van [X] voor ogen stond. In de brief wordt met geen woord gerept over onbevoegdheid van [naam 1] . Het beroep op ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie vooronderstelt ook noodzakelijkerwijs dat destijds ook volgens Turkmenistan juist wél een rechtsgeldig en bevoegdelijk gesloten overeenkomst tussen partijen bestond.
De verwijzing naar artikel 137 van het Turkmeense BW mist elke betekenis. Deze bepaling ziet uitsluitend op de situatie dat er sprake is van onbevoegde vertegenwoordiging. Zolang de principaal van de onbevoegde vertegenwoordiger nog niet heeft ingestemd met de overeenkomst kan de wederpartij van de onbevoegd vertegenwoordigde de overeenkomst nog herroepen.” Het is precies die situatie van onbevoegde vertegenwoordiging die hier aan de orde is, aldus Turkmenistan. Uit de aangehaalde passage volgt echter dat [X] juist geen beroep op onbevoegde vertegenwoordiging in de brief heeft gelezen en het beroep op artikel 137 als een verschrijving beschouwde, wat gelet op de overige inhoud van de brief niet onbegrijpelijk is.
grief 4betoogt Turkmenistan in de eerste plaats dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de opschortende voorwaarde van rechtsgeldige registratie is vervuld. De rechtbank heeft tot uitgangspunt genomen dat als komt vast te staan dat de overeenkomst tot stand is gekomen door bedrog, zoals Turkmenistan eveneens aanvoert, daarmee tevens is gegeven dat de voorwaarde betreffende de registratie niet is vervuld (4.14). Het beroep op bedrog heeft de rechtbank verworpen en vervolgens overwogen dat nu niet vaststond dat [naam 1] vervalste stukken heeft aangeleverd die de basis vormden voor registratie bij de SCRME, Turkmenistan evenmin werd gevolgd in haar betoog dat de (opschortende) voorwaarde van rechtsgeldige registratie nooit is ingetreden (4.51). Turkmenistan heeft in hoger beroep wederom aangevoerd dat [naam 1] vervalste, misleidende en/of materieel onjuiste stukken aan Turkmenistan heeft verstrekt op grond waarvan de overeenkomst werd geregistreerd. In dat verband heeft zij aangevoerd dat de toets van artikel 2.5 van de overeenkomst ruimer is dan die van bedrog en dat het ‘opschortende voorwaarde- verweer’ een veel ‘digitaler’ verweer is dan het ‘bedrog-verweer’ omdat daarvoor alleen de vraag dient te worden beantwoord of al dan niet is voldaan aan de eisen van registratie.
State Commodity and Raw Materials Exchange(hierna: SCRME) en dat de overeenkomst om die reden in artikel 2.5 vermeldt dat deze geldig wordt vanaf het moment van registratie in
accordance with the Legislation of Turkmenistan. Vast staat dat de SCRME op 11 september 2012 is overgegaan tot registratie van de overeenkomst.
in accordance with the Legislation of Turkmenistanzodat de opschortende voorwaarde niet is vervuld en de overeenkomst niet rechtsgeldig is geworden. Daarbij heeft zij zich in het bijzonder geconcentreerd op de betekenis van de volgens haar door [naam 1] bij brief van 16 februari 2012 ten behoeve van de registratie aan haar toegezonden maar vervalste
letter of good standingvan BNP Paribas van 24 januari 2012, gericht aan de
Government Authorities of the Republic of Turkmenistan, die luidt:
At the request of our client [X] BV (International) Ltd, we would like to favourably introduce and recommend this customer.
We are therefore led to believe that they are capable to honor all normal business commitments including under middle eight digit investment range limit in US Dollar.”De slotzin van de alinea (
Company is in good standing)ontbreekt in de verklaring van 23 september 2010
.
in accordance with the law of Turkmenistan’ geen enkele inhoudelijke betekenis hebben. In het bijzonder heeft [X] geen argumenten genoemd voor een uitleg van artikel 2.5 die meebrengt dat de overeenkomst toch gelding verkrijgt, ook als (i)
the law of Turkmenistaneen bankverklaring vereist voor registratie en (ii) [X] Turkmenistan een vervalste bankverklaring heeft verstrekt. Turkmenistan heeft betoogd dat sprake is van deze twee omstandigheden.
Head of Legal Switzerlanden de
Head of Legal WM Switzerland, kort weergegeven, verklaren dat zij bevoegde vertegenwoordigers zijn van BNP Paribas (Suisse), dat zij toegang hebben tot de archiefstukken van BNP Paribas en dat er geen aanwijzingen zijn dat de brief van 24 januari 2012 door BNP Paribas is verstrekt en dat zij dus niet kunnen bevestigen dat die brief van BNP Paribas afkomstige authentieke correspondentie betreft. De brief is voorzien van twee gelegaliseerde handtekeningen. Een gelijkluidende verklaring is afgegeven met betrekking tot de brief van 23 september 2010 (productie 91). Hiertegenover heeft [naam 1] een e-mail in het geding gebracht (aanvullende productie 186) van een van degenen van wie de naam bij een van de handtekeningen onder aan de brieven van 24 januari 2012 en 23 september 2010 staat genoemd, waarin deze schrijft dat hij bevestigt ‘
to the best of my knowledge’ dat het zijn handtekening is die naast zijn naam staat. Hij voegt daaraan toe dat hij geen werknemer meer is van BNP Paribas en daarom niet meer namens BNP Paribas kan spreken en geen toegang heeft tot archiefdocumenten die hij tijdens zijn periode bij BNP Paribas heeft getekend.
legal opinionsovergelegd van Dr.Dres.h.c. [naam 7] , professor emeritus aan de Universiteit van [plaats 4] . In de beschrijving van zijn kwalificaties en expertise in de eerste opinie van 23 april 2021 vermeldt prof. [naam 7] onder meer dat hij in de periode 1993-2005 aan het hoofd stond van een projectgroep die zich, in werkgroepen, onder meer bezig hield met herziening van wetgeving in diverse staten van de Kaukasus en Centraal Azië. In 1996 is hij door de Turkmeense regering aangewezen als lid van de werkgroep onder het parlement, belast met het ontwerpen van een nieuw Turkmeens burgerlijk wetboek, dat op 17 juli 1998 is aangenomen en op 1 maart 1999 in werking is getreden. Hij heeft van Turkmenistan een medaille ontvangen voor zijn bijdrage. In 2010 is hij door het Turkmeense ministerie van justitie benoemd tot adviseur van een werkgroep die tot taak had een eerste commentaar op het burgerlijk wetboek te schrijven. Dit commentaar is tussen 2013 en 2020 gepubliceerd en prof. [naam 7] heeft daar een aanzienlijke bijdrage aan geleverd. Prof. [naam 7] vermeldt dat hij naast zijn werk als adviseur werkzaam is als internationale arbiter en diverse malen als deskundige heeft gefungeerd, in vijf gevallen met betrekking tot Turkmeens recht. De eerste opinie van prof. [naam 7] is aangevuld met een tweede opinie van 20 september 2021, waarin prof. [naam 7] reageert op de tegenwerpingen van [X] tegen zijn eerste opinie.
Presidential Decreeno.2615 van 7 mei 1996 bepaalt dat alle buitenlandse handelscontracten verplicht moeten worden geregistreerd en geformaliseerd door de SCRME. Een
Presidential Decreeis onderdeel van de Turkmeense wetgeving. In aanvulling op het
Presidential Decreegeeft
Orderno. 01/05-55 van 26 december 2008 van de voorzitter van de SCRME voorschriften over de vereiste documenten. Een van deze documenten is een
favourable conclusion of the servicing bank. Een dergelijke
Orderis een
normative act of general applicabilityen maakt eveneens deel uit van de wetgeving van Turkmenistan. Zowel de
Decreeals de
Order(inclusief appendices) zijn in dit geval van toepassing. Volgens de – met redenen omklede –opinies van prof. [naam 7] is registratie van een overeenkomst als de onderhavige een voorwaarde van Turkmeens recht en is een onvervalste en materieel correcte
letter of good standing by a banknaar Turkmeens recht een vereiste voor registratie.
letter of good standing by a bankdaarvoor volgens de Turkmeense wetgeving een vereiste was, moet de conclusie zijn dat aan dat vereiste in het onderhavige geval niet is voldaan zodat de registratie niet
in accordance with the Legislation of Turkmenistanheeft plaatsgevonden, zoals artikel 2.5 van de overeenkomst bepaalt, en de overeenkomst derhalve niet van kracht is geworden. Aangezien dit dan het gevolg is van een door [naam 1] verstrekt vervalst stuk, treffen argumenten van [X] die de strekking hebben dat Turkmenistan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep kan doen op het bepaalde in artikel 2.5 geen doel.