ECLI:NL:GHAMS:2023:1645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
200.297.720/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en samenwerking tussen vennootschappen in juridische strijd om eigendom van hotels

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen in het kader van een juridische strijd om de eigendom van hotels. De appellanten, bestaande uit vier vennootschappen onder controle van [naam 1], hebben in hoger beroep beroep gedaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarbij werd gesteld dat de bestuurders van de vennootschappen, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], onrechtmatig hadden gehandeld door gelden van hun vennootschap aan te wenden voor juridische kosten in een geschil met een derde partij, [bedrijf 8]. De samenwerking tussen [naam 1] en [geïntimeerde 1] was van belang, omdat zij samenwerkten in verschillende projecten, waaronder de exploitatie van hotels. De appellanten stelden dat de bestuurders niet in het belang van hun vennootschappen hadden gehandeld, maar het hof oordeelde dat de bestuurders niet voldoende ernstig persoonlijk verwijtbaar hadden gehandeld. Het hof concludeerde dat de appellanten zelf verantwoordelijk waren voor het beëindigen van de financiering van de juridische strijd, wat de bestuurders in een riskante positie bracht. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de appellanten af, waarbij de proceskosten voor rekening van de appellanten kwamen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.297.720/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/678872 / HA ZA 20-133
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 juli 2023
inzake

1.[X] GROUP HOLDING B.V.,

2.
[X] INVESTMENTS HOLDING B.V.,
3.
[X] REAL ESTATE B.V.,
4.
[X] SONNENBURGH B.V.,
alle gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. T.E. Hovius te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.A.J. Zomer te Oosterhout.
Appellanten tezamen worden hierna aangeduid als [appellanten]
Afzonderlijk worden appellanten [X] Group, [X] Investments, [X] Real Estate en
[X] Sonnenburgh genoemd.
Geïntimeerden worden aangeduid als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .

1.De zaak in het kort

[appellanten] zijn vennootschappen die onder controle staan van [naam 1] .
[naam 1] en [geïntimeerde 1] zijn op enig moment gaan samenwerken. De samenwerking betrof onder meer een juridische strijd om de eigendom van hotels. Deze juridische strijd werd gefinancierd vanuit een vennootschap die onder controle stond van [naam 1] . Op een bepaald moment is de financiering beëindigd, waarna [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] middelen uit een andere vennootschap voor het financieren zijn gaan gebruiken. Deze vennootschap kon daardoor niet meer voldoen aan haar verplichtingen jegens [appellanten] De vraag is of [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , als bestuurders van deze vennootschap, persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schade die
[appellanten] daardoor lijden.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij exploten van dagvaarding van 20 en 22 juli 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 28 april 2021 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- incidentele memorie tot voeging van [appellanten] , met producties 64-66
- memorie van antwoord incident tot voeging van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]
Bij arrest van 30 november 2021 is deze zaak gevoegd met de zaak die bij dit hof aanhangig is tussen [bedrijf 1] B.V. en [X] Group, onder zaaknummer 200.300.067/01.
Vervolgens zijn de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties 67-83
- memorie van antwoord, met producties 14-19
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
‘I. Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tezamen althans ieder voor zich als uiteindelijke bestuurders van [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 1] onrechtmatig hebben gehandeld jegens appelanten;
II. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk, althans ieder van hen te veroordelen binnen veertien dagen, althans binnen een termijn door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen na betekening van het te dezen te wijzen arrest aan [...] [ [X] Group, hof] de schade uit hoofde van de overeenkomst van geldlening te voldoen, waarvan de hoogte is vastgesteld in het vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 28 april 2021 met rolnummer C/13/6788746 HA ZA 20-130, zijnde een bedrag van EUR 954.081,99 te vermeerderen met rente en boete rente zoals bepaald in het vonnis, althans een bedrag door uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen;
III. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk, althans ieder van hen te veroordelen binnen veertien dagen, althans binnen een termijn door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen na betekening van het te dezen te wijzen arrest aan [...] [ [X] Sonnenburgh, hof] de schade gelijk aan de verschuldigde verplichtingen uit hoofde van de Huurovereenkomst te voldoen, zijnde een bedrag van EUR 2.133.733,99 te vermeerderen met rente en boete rente overeenkomstig het bepaalde in de huurovereenkomst, althans een bedrag door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen;
IV. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk, althans ieder van hen te veroordelen tot betaling aan appellanten van de kosten van de procedure in beide instanties met de bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in deze te wijzen arrest worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het arrest wettelijke rente is verschuldigd;
V. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk, althans ieder van hen te veroordelen tot betaling aan [X] van de nakosten een bedrag van EUR 131 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van EUR 68,- in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen arrest worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het arrest wettelijke rente is verschuldigd.’
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in onderdeel 2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt neemt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die tussen partijen vaststaan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[X] Group houdt alle aandelen in [X] Investments. [X] Investments houdt aandelen in [X] Real Estate. De uiteindelijk belanghebbende is [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die tevens (indirect) bestuurder van de vennootschappen is. [naam 1] houdt ook (indirect) aandelen in
[X] Sonnenburgh. [X] Group is bestuurder van [X] Sonnenburgh.
3.2.
[geïntimeerde 1] houdt (indirect) aandelen in en is bestuurder van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] houdt aandelen in [bedrijf 3] Holding B.V. (hierna: [bedrijf 3] ), die op haar beurt alle aandelen houdt in en bestuurder is van [bedrijf 2] 1 B.V. (hierna: [bedrijf 2] ). Daarnaast is [geïntimeerde 1] enig aandeelhouder en bestuurder van (onder meer) [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] ). [bedrijf 4] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ).
3.3.
[geïntimeerde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 6] B.V. (hierna: [bedrijf 6] ). Ook [bedrijf 6] houdt aandelen in [bedrijf 3] . [bedrijf 6] is medebestuurder van [bedrijf 3] .
3.4.
Op enig moment zijn [naam 1] en [geïntimeerde 1] met elkaar in contact gekomen en zijn zij gaan samenwerken.
3.5.
[geïntimeerde 1] is als (indirect) bestuurder betrokken geweest bij de onderneming [bedrijf 7] Group (hierna: [bedrijf 7] ), die enkele zogenoemde easyHotels in Nederland en België exploiteerde. Tussen [geïntimeerde 1] en andere bij [bedrijf 7] betrokken partijen, met name [bedrijf 8] S.à r.l. (hierna: [bedrijf 8] ) en [naam 2] , is een geschil ontstaan. Op 30 oktober 2017 heeft [geïntimeerde 1] namens [bedrijf 7] de (vier) easyHotels van [bedrijf 7] voor de prijs van € 55.000.000,- verkocht aan [bedrijf 9] B.V. (hierna: [bedrijf 9] ), waarvan de aandelen werden gehouden door een bevriende relatie van [geïntimeerde 1] . Van de verkoop is aantekening gedaan in het kadaster. Vervolgens zijn [geïntimeerde 1] en enkele van zijn vennootschappen betrokken geraakt in civiele procedures met onder meer [bedrijf 8] en [naam 2] .
3.6.
Op 19 december 2017 heeft [bedrijf 1] een hotel gekocht in [plaats] (hierna: [bedrijf 10] ), waarna [bedrijf 1] de vervolgens opgerichte vennootschap [bedrijf 11] B.V. (hierna: [bedrijf 11] ) als koper heeft aangewezen.
3.7.
In een brief van 25 mei 2018 met als onderwerp ‘intentie samenwerking Comfy Group’ hebben [naam 1] namens [X] Real Estate enerzijds en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] namens [bedrijf 3] anderzijds hun afspraken en intenties over [bedrijf 10] vastgelegd. De samenwerking hield onder meer in dat [X] Real Estate ‘of een door [naam 1] gecontroleerde vennootschap’ [bedrijf 10] zou kopen door het verwerven van de aandelen in [bedrijf 11] , dat een door [bedrijf 3] op te richten vennootschap ( [bedrijf 2] ) het hotel zou exploiteren en dat [bedrijf 2] [bedrijf 10] zou huren voor € 800.000,- per jaar. [X] Real Estate zou voor het opstarten van het hotel een lening aan [bedrijf 2] verstrekken voor de duur van maximaal een jaar.
3.8.
Op 21 juni 2018 hebben de verkoper van [bedrijf 10] , [bedrijf 1] , [bedrijf 11] , [naam 1] namens [X] Sonnenburgh, [geïntimeerde 1] en [bedrijf 5] B.V. een overeenkomst ondertekend waarbij [bedrijf 11] terugtrad als koper van [bedrijf 10] en [X] Real Estate de rechten en verplichtingen van [bedrijf 1] uit hoofde van de koopovereenkomst overnam. In dit document is onder meer vermeld dat [bedrijf 1] en [bedrijf 11] hun verplichtingen uit de koopovereenkomst niet konden nakomen wegens het ontbreken van financiering. Het hotel is op 25 juni 2018 aan [X] Sonnenburgh geleverd voor een koopprijs van € 8.400.000,-. Tussen [X] Sonnenburgh en [bedrijf 2] is, onder verwijzing naar de brief van 25 mei 2018, een huurovereenkomst gesloten. Eveneens op 25 juni 2018 heeft [X] Group een geldlening van € 900.000,- verstrekt aan [bedrijf 3] , [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , voor de duur van een jaar.
3.9.
Bij vonnissen van 3 september 2018 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam is [bedrijf 7] onder meer veroordeeld om de koopovereenkomst met betrekking tot de vier easyHotels na te komen en is [bedrijf 8] veroordeeld om
– vanwege misbruik van recht – de executie van de vier easyHotels te staken.
3.10.
Op 20-21 september 2018 hebben [naam 1] enerzijds en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] anderzijds een document ondertekend namens enerzijds [X] Real Estate (aangeduid als ‘ [A] ’) en anderzijds [bedrijf 3] (aangeduid als ‘ [B] ’) en [bedrijf 4] (tezamen met [bedrijf 5] aangeduid als ‘ [C] ’) met betrekking tot ‘samenwerking [bedrijf 7] ’, gedateerd op 20 september 2018. Dit document betreft volgens de tekst het vastleggen van gesprekken over ‘het verkrijgen van het OG en de controle bij de [bedrijf 7] ’. De tekst van het document luidt onder meer:
‘• Partijen zijn voornemens controle te verkrijgen over de [bedrijf 7] met als
minimale uitkomst de aankoop van de 4 Nederlandse hotelpanden, genoegzaam
bekend en als doel om de gehele groep te verkopen (het KT scenario)
• De strategie en verschillende scenario’s zijn in diverse documenten beschreven. De
samenstelling van acties om tot het gewenste eindresultaat te komen vatten we
samen als “De Operatie”.
• Voor de Operatie is een financiering nodig van ca € 60mio, conform aangehechte
excelsheet (zie bijlage 1)
• [A] is bereid, onder voorbehoud van nadere uitwerking en documentatie, een bedrag
van maximaal €22,5 mio te investeren als risico dragend kapitaal.
• Additioneel senior kapitaal van ca € 40 mio wordt aangetrokken t.b.v. De Operatie.
De rente bedraagt maximaal 8% per jaar (met een eventuele incentive bij aflossing)
en een looptijd van 6 maanden en maximaal 12 maanden tegen een eerste zekerheid
en vooruitbetaling van de rente van 6 maanden.
• Streven van partijen is om tot een lange termijn samenwerking te komen waarin
zowel easyHotels als Comfy Hotels ontwikkeld en geëxploiteerd worden in een 50%-
50% joint venture (de JV) tussen [A] en [B] (het LT scenario).
• [C] draagt al haar rechten en claims uit hoofde van haar kapitaalbelang in de
[bedrijf 7] over aan de JV.
• Indien [bedrijf 8] ( [E] ) en/of [naam 2] (DM) juridische acties nemen of dreigen
te ondernemen, worden deze verdedigd en betaald vanuit de JV. Mogelijke positieve
uitkomsten van bovengenoemde juridische acties (bijvoorbeeld: het terugkrijgen van
de [bedrijf 7] assets Zaandam en/of Brussel in [bedrijf 7] Hotel Real Estate CV) komen
ten goede van de JV.
• Indien omstandigheden daartoe leiden, zou De Operatie kunnen leiden tot een korte
termijn financiering en een exit door alle partijen (KT scenario).
• [B] en [C] treden samen op en na voltooiing van De Operatie wordt er
geconsolideerd tussen [B] en [C] in 1 gezamenlijk vehikel.
• Het resultaat van De Operatie wordt in de JV gehouden.
• Zolang aan [A] haar investering, inclusief de overeengekomen IRR, nog niet
terugbetaald is, ligt de controle van de JV bij [A] (waarbij een governance geldt met
een normale minority protection). Zodra [A] haar investering plus overeengekomen
IRR ontvangen heeft, wordt de zeggenschap tussen [A] en [B] 50%-50%
verdeeld.
• Het principe van afrekenen is als volgt:
o [A] krijgt haar investering terug inclusief een IRR van 12%
o Al het meerdere wordt 50-50% gedeeld
o Indien [A] meer moet investeren dan EUR 22,5 mio zal de verdeling 60%
voor [A] en 40% voor [C] worden.
o Indien [A] meer moet investeren dan EUR 30 mio zal de verdeling 70% voor
[A] en 30% voor [C] worden.
• Bij ondertekening van deze LOI zijn partijen exclusief aan elkaar verbonden in De
Operatie. [C] zorgt voor een correcte afhandeling van het traject met de
investeerder [D] en zorgt voor een bevestiging hiervan aan [A] .
• [A] financiert de JV voor juridische en overige kosten en deze bedragen worden
opgeteld bij de hoofdsom. Bij levering van het vastgoed aan de JV worden de
gemaakte en betaalde en de dan openstaande posten vergoed met een maximum
van € 240.000,-- Het restant (het niet vergoedde deel) wordt renteloos op de balans
van de JV gezet en terugbetaald bij exit.
• Gedurende de Operatie en totdat de financiering van ca € 60mio ingezet is, worden
alle beslissingen m.b.t. De Operatie unaniem genomen. Nadat de financiering van ca
€ 60mio (of een deel daarvan) ingezet is, geldt het governance principe zoals
hierboven beschreven waarbij [A] de controle heeft.
• Indien [E] , [naam 2] en [C] (en [F] ) na ondertekening van deze LOI maar
voor deployment van (een deel van) de financiering van € 60mio alsnog tot een
settlement komen, is [C] / [F] aan [A] een vergoeding verschuldigd van 5% van
de net asset value gehouden door [C] / [F] na het settlement. In dat geval dient
[C] bovendien alle gemaakte kosten door [A] te vergoeden verhoogd met een IRR
van 12%
Te ondernemen stappen:
• Tekenen van dit document
• Uitwerken definitieve documentie (JV, governance, defintieve road-map)
• Overdracht [bedrijf 9] B.V. aan [A] of JV
• Start operatie:
o bekendmaking partnership aan [E] / DM
o Start afdwingen levering OG, Subrogatie, etc.’
3.11.
De overeenkomst van 20 september 2018 is aangevuld bij addendum van
17 oktober 2018. Dit addendum luidt onder meer:
‘1. De operatie wordt uitgevoerd via de vennootschap “ [bedrijf 9] B.V.” ( [bedrijf 9] )
2. [bedrijf 9] wordt overgenomen door een 100% door [A] gehouden vennootschap
(Holdco) en het bestuur van [bedrijf 9] wordt na deze overname gevoerd door dhr.
[naam 1] of een door hem gecontroleerde entiteit.
3. [bedrijf 9] wordt gefinancierd met eigen vermogen. Het OG wordt gefinancierd met
leningen en eigen vermogen.
(…)
6. De juridische kosten die vanaf de overname van [bedrijf 9] gemaakt gaan worden,
worden vergoed door [bedrijf 9] / [A] . Pas bij levering van het OG worden de
juridische kosten vergoed aan [bedrijf 4] zoals vastgelegd in de LOI.’
3.12.
De aandelen in [bedrijf 9] zijn op 19 oktober 2018 geleverd aan [X] Real Estate. [naam 1] is bestuurder van [bedrijf 9] geworden.
3.13.
In het geschil met onder meer [bedrijf 8] , waarin [bedrijf 9] en [geïntimeerde 1] met diverse van diens vennootschappen waren betrokken, is op 19 december 2018 een zogenoemde ‘Standstill and Settlement Agreement’ gesloten. Deze overeenkomst hield onder meer in dat gedurende een periode lopende procedures tussen de betrokken partijen werden bevroren en dat zij geen nieuwe procedures tegen elkaar zouden aanvangen, in verband met tussen partijen gevoerde onderhandelingen. Deze periode is later verlengd tot 1 juli 2019.
3.14.
Bij akte van 21 december 2018 heeft [naam 1] namens [X] Investments de helft van de aandelen in [X] Sonnenburgh verkocht en geleverd aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] namens [bedrijf 3] , onder de ontbindende voorwaarde dat:
‘er aan de Partijen bekende vaststellingsovereenkomst tussen Koper gelieerde partijen en “ [bedrijf 8] ” terzake de hotelonderneming Easy Hotels (waaronder een viertal hotelpanden) niet op uiterlijk 1 juli 2019 (de “Uiterlijke Datum”) uitvoering is gegeven tegen voor Verkoper conveniërende voorwaarden (de “Settlement”), en Verkoper zich beroept op deze ontbindende voorwaarde’.
3.15.
In juni 2019 heeft [geïntimeerde 1] aan [naam 1] mededeling gedaan van een schikking op hoofdlijnen die was bereikt in het geschil met onder meer [bedrijf 8] . De schikking kwam erop neer dat [geïntimeerde 1] alle easyHotels kon overnemen door [bedrijf 8] uit te kopen (de [E] -buy-out) of, in het geval hij daartoe niet in staat was, [bedrijf 8] [geïntimeerde 1] zou uitkopen (de [geïntimeerde 1]-buy-out). Voor het uitvoeren van de schikking was medewerking van [bedrijf 9] nodig. [naam 1] heeft tegenover [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] bedenkingen geuit over de inhoud van de schikking.
3.16.
Op 14 juni 2019 heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] per e-mail meegedeeld:
‘Gents,
Even alles bij elkaar genomen met de huidige situatie:
Ik zie geen enkel nut om nog de juridische procedures voor mijn rekening te nemen dus ik wil die allemaal stopzetten.
Er is geen enkel concreet voorstel en ik geloof dat een en ander wel weer welletjes is geweest.
Ik ga alle advocaten en adviseurs doorgeven dat ik niet langer bereid ben te betalen voor de procedures en dat de overname niet gelukt is.’
3.17.
Nadat [naam 1] op 1 juli 2019 de definitieve versie van de schikking met [bedrijf 8] had ontvangen, heeft hij aan de betrokkenen meegedeeld, zakelijk weergegeven, dat [bedrijf 9] daarmee niet instemde en betaling van een bedrag ineens verlangde.
3.18.
Bij brief van 4 juli 2019 heeft [geïntimeerde 1] aan [naam 1] onder meer meegedeeld dat het terugtrekken uit de deal voor hem en [geïntimeerde 2] als een donderslag bij heldere hemel was gekomen en dat zij de samenwerking niet meer zagen goedkomen. In de brief is vervolgens een voorstel geformuleerd voor het beëindigen van de samenwerking.
3.19.
Op 9 juli 2019 heeft [naam 1] aan de advocaten en adviseurs van [geïntimeerde 1] per
e-mail onder meer meegedeeld:
‘Voor de rest is het overigens zo dat de afspraak die ik had met [geïntimeerde 1] om zijn juridische kosten te betalen zijn ingetrokken.
Ik weet niet of jullie daarvan op de hoogte heeft gesteld maar ik betaal niets meer.’
3.20.
Op 7 augustus 2019 hebben [naam 1] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] een vaststellingsovereenkomst ondertekend namens [bedrijf 9] , [appellanten] , [bedrijf 5] , [bedrijf 4] , [bedrijf 1] , [bedrijf 6] , [bedrijf 3] en [bedrijf 2] . Deze vaststellingsovereenkomst had tot doel de onderlinge samenwerking volledig te beëindigen en af te wikkelen. De overeenkomst voorzag onder meer in een overdracht van de aandelen in [X] Sonnenburgh aan [bedrijf 3] , de overdracht van de aandelen in [bedrijf 9] aan [bedrijf 4] en betalingen aan een of meer vennootschappen van [appellanten] tot ongeveer € 22.000.000,-. Daarnaast verplichtte [bedrijf 9] zich tot het verlenen van medewerking aan (onder meer) de schikking met [bedrijf 8] en verleende [bedrijf 9] onherroepelijke volmacht om die schikking uit te voeren en in het bijzonder om het beëindigen van de koopovereenkomsten met betrekking tot de vier easyHotels notarieel vast te leggen en de daarmee verbonden inschrijvingen in het kadaster door te halen.
De overeenkomst is aangegaan onder een ontbindende voorwaarde, die later is vervuld, omdat de door [geïntimeerde 1] gecontroleerde vennootschappen de benodigde financiering niet hebben weten te verkrijgen. Bij brief van 29 oktober 2019 heeft [X] Investments daarop een beroep gedaan.
3.21.
[bedrijf 2] is op 18 februari 2020 failliet verklaard.
3.22.
Op 9 maart 2020 hebben [naam 1] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] een nieuwe vaststellingsovereenkomst ondertekend, mede namens [bedrijf 9] , [appellanten] , Stichting Administratiekantoor [X] , [bedrijf 5] , [bedrijf 4] , [bedrijf 3] en [bedrijf 12] B.V. Deze vaststellingsovereenkomst betrof het beëindigen van wat in de tekst daarvan de ‘ [bedrijf 7] Samenwerking’ is genoemd, dus in feite van wat partijen aanduiden als De Operatie. Uit hoofde van deze overeenkomst zijn de aandelen in [bedrijf 9] overgedragen aan [bedrijf 4] tegen betaling van € 4.000.000,- en zijn de ten behoeve van [bedrijf 9] verrichte inschrijvingen in het kadaster met betrekking tot de koop van de vier easyHotels doorgehaald.
3.23.
Bij vonnis van 13 maart 2020 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam zijn [geïntimeerde 1] , [bedrijf 5] en [bedrijf 4] veroordeeld om, kort gezegd, mee te werken aan de overdracht van de easyHotel-portefeuille aan [bedrijf 8] .
3.24.
[bedrijf 3] is op 10 juni 2020 failliet verklaard.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellanten] hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld die behalve de hoogte van de bedragen gelijk zijn aan de vorderingen in hoger beroep. De vorderingen komen erop neer dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] de schade moeten vergoeden die [appellanten] lijden doordat de verplichtingen uit hoofde van de in 3.8 genoemde geldlening en huurovereenkomst niet zijn nagekomen.
4.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen.

5.Beoordeling

5.1.
De onderhavige zaak is gevoegd met de zaak die bij dit hof aanhangig is tussen [bedrijf 1] en [X] Group, onder zaaknummer 200.300.067/01. Het hof spreekt in deze zaken afzonderlijk een arrest uit. Het hof heeft zich ervan vergewist dat de uitspraken niet met elkaar in tegenspraak zijn.
5.2.
Het verwijt dat [appellanten] aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] maken, is dat zij als (middellijk) bestuurders van [bedrijf 2] niet hebben gehandeld in het belang van [bedrijf 2] door gelden van [bedrijf 2] uit de exploitatie van [bedrijf 10] – door middel van een geldlening aan [bedrijf 3] – aan te wenden voor het betalen van de juridische adviseurs van [geïntimeerde 1] , [bedrijf 5] en [bedrijf 4] in hun geschil met [bedrijf 8] . Het verwijt betreft ook, naar het hof begrijpt, het aanwenden van de aan [bedrijf 3] uitgeleende gelden voor het betalen van de adviseurs. Het gaat met name om een bedrag van in elk geval in totaal € 630.000,-, maar volgens [appellanten] circa € 1.000.000,-.
5.3.
De grieven stellen de vraag centraal of wat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als (middellijk) bestuurders van de desbetreffende vennootschappen hebben gedaan, onrechtmatig was jegens [appellanten] Het antwoord op deze vraag hangt af van de omstandigheden van het geval. Bovendien zullen de omstandigheden het oordeel moeten rechtvaardigen dat aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] persoonlijk een ernstig verwijt van hun handelen is te maken. Het hof behandelt de grieven gezamenlijk.
5.4.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben gemotiveerd aangevoerd dat ‘het grotere plaatje’ niet uit het oog mag worden verloren. Voor het hof is die context van wezenlijke betekenis. Het zijn [naam 1] en [geïntimeerde 1] geweest die op enig moment met elkaar zijn gaan samenwerken.
Deze samenwerking betrof meerdere projecten. Twee van die projecten waren [bedrijf 10] en De Operatie. Daarvóór waren [naam 1] en [geïntimeerde 1] ook al bij een project betrokken, met betrekking tot een hotel in Scheveningen. Voor het samenwerken hebben zowel [naam 1] als [geïntimeerde 1] zich bediend van een of meer van hun (vele) vennootschappen. Het inzetten van vennootschappen doet er niet aan af dat het uiteindelijk [naam 1] en [geïntimeerde 1] zelf waren die samenwerkten, met hun vennootschappen als vehikels. Het ging hun bij die samenwerking uiteindelijk niet om het samenwerken van die vennootschappen, maar om het samenwerken met elkaar, met de vennootschappen als instrument. Uit niets blijkt dat zij, zoals in artikel 2:239 lid 5 BW voorgeschreven, hun handelen op enig moment hebben laten leiden door overwegingen over enig vennootschappelijk belang, althans dat zij een vennootschappelijk belang hebben gesteld boven persoonlijk gewin. In dit opzicht heeft het hof geen of weinig verschil kunnen waarnemen tussen het handelen van [naam 1] en [geïntimeerde 1] . Het verschil lijkt meer te zitten in de mate waarin zij succesvol zijn geweest in het realiseren van persoonlijk gewin.
5.5.
Anders dan de zienswijze die [appellanten] ingang willen doen vinden, stonden de verschillende projecten dus niet los van elkaar. De alles verbindende schakel is de samenwerking in persoon tussen [naam 1] en [geïntimeerde 1] .
5.6.
De projecten betroffen het verkrijgen en exploiteren van hotels. Uit de gang van zaken van de projecten komt naar voren dat de projecten afhankelijk waren van het (voor)financieren door [naam 1] . Dat was zo bij [bedrijf 10] en ook bij De Operatie. De Operatie werd erdoor gekenmerkt dat het er eigenlijk om ging de vier easyHotels aan [bedrijf 7] te ontnemen. Eigen aan De Operatie was dat daarover een juridische strijd moest worden gevoerd met de andere belanghebbenden bij [bedrijf 7] en dat die strijd moest worden gefinancierd.
De afhankelijkheid van het financieren door [naam 1] , gaf [naam 1] als het ware een machtspositie tegenover [geïntimeerde 1] . [naam 1] kon, als (indirect) bestuurder en aandeelhouder van de betrokken vennootschappen, de geldkraan openhouden en dichtdraaien.
5.7.
Medio 2019 besloot [naam 1] de geldkraan dicht te draaien, min of meer van het ene moment op het andere. Het is tekenend dat [naam 1] in zijn e-mails van 14 juni 2019 en 9 juli 2019 (zie 3.16 en 3.19) spreekt van ‘ik’ en niet van enige vennootschap. De redenen die
[appellanten] voor het stoppen met het financieren hebben gegeven, zijn gekunsteld.
Hetgeen [appellanten] naar voren hebben gebracht, rechtvaardigt niet het oordeel dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de onderhandelingen met [bedrijf 8] afspraken met [naam 1] en/of diens vennootschappen niet nakwamen. Welke concrete afspraken dit zouden zijn, is ook niet of onvoldoende toegelicht. [naam 1] , en dus [appellanten] , wist(en) bovendien van de onderhandelingen die [geïntimeerde 1] voerde met [bedrijf 8] , alleen al omdat hij namens [bedrijf 9] de Standstill and Settlement Agreement had ondertekend. Uit hetgeen [appellanten] over het onderhandelingsresultaat naar voren hebben gebracht, kan wellicht worden opgemaakt dat [naam 1] op dat moment een groter voordeel voor zichzelf in gedachten had, maar niet dat het resultaat voor [naam 1] of zijn vennootschappen in redelijkheid onaanvaardbaar was of dat uit het resultaat en de gang van zaken blijkt dat [geïntimeerde 1] [naam 1] of diens vennootschappen benadeelde of wilde benadelen. In elk geval zijn er geen, althans onvoldoende, feiten of omstandigheden aangedragen die rechtvaardigden dat het financieren van de bijstand in De Operatie, in de situatie zoals die toen was, eenzijdig en min of meer met onmiddellijke ingang werd beëindigd. Het komt er dus op neer dat [naam 1] eenzijdig besloot de afspraak over het financieren van de bijstand in De Operatie te beëindigen, in de cruciale fase van het bereiken van definitieve overeenstemming over een regeling, en bovendien de regeling min of meer blokkeerde door daaraan de benodigde instemming van [bedrijf 9] te onthouden en een bedrag ineens te vragen. Voor [naam 1] , en dus voor [appellanten] , was het in elk opzicht voorzienbaar dat dit optreden [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in een riskante positie zou brengen in het geschil met [bedrijf 8] , waarin [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tot dan toe samen met [naam 1] waren betrokken en opgetrokken in het kader van De Operatie. Het was dus kennelijk een bewuste keus van [naam 1] , en daarmee van [appellanten] , om [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in die riskante positie te brengen.
5.8.
[naam 1] , en dus [appellanten] , kon redelijkerwijs voorzien dat [geïntimeerde 1] de juridische strijd tegen [bedrijf 8] niet zomaar kon opgeven, zonder het risico op ernstig (financieel) nadeel, en dat [geïntimeerde 1] dus elders financiering voor het voeren van de strijd moest vinden. [appellanten] hebben ook zelf erkend dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] financieel in zwaar weer verkeerden. [naam 1] , en dus [appellanten] , heeft redelijkerwijs wel kunnen bedenken dat ‘elders’ in dit geval het andere gezamenlijke project van [naam 1] en [geïntimeerde 1] , dus [bedrijf 10] , zou worden, in aanmerking genomen dat [bedrijf 10] inkomsten uit exploitatie had en er geen concrete feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht waaruit [naam 1] redelijkerwijs kon opmaken dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voor de korte termijn konden beschikken over andere substantiële financieringsbronnen.
5.9.
Waar zowel [naam 1] als [geïntimeerde 1] zich kennelijk niet liet leiden door overwegingen over vennootschappelijke belangen, en [naam 1] kennelijk bewust [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in een riskante positie in de gezamenlijk opgezette Operatie had gebracht, kunnen [naam 1] en zijn vennootschappen in deze specifieke omstandigheden aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voor het gebruik van financiële middelen uit de exploitatie van [bedrijf 10] voor het verder financieren van bijstand in het geschil met [bedrijf 8] , niet een voldoende ernstig persoonlijk verwijt maken dat toereikend is om te oordelen dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens de betrokken vennootschappen van [naam 1] , [appellanten]
5.10.
Met dit oordeel is gegeven dat de grondslag voor de vorderingen van [appellanten] ontbreekt. De rechtbank heeft de vorderingen dus terecht afgewezen. De grieven kunnen, wat daarvan verder ook zij, niet leiden tot het vernietigen van het bestreden vonnis en hoeven dus niet verder te worden besproken.
5.11.
Het bewijsaanbod van [appellanten] passeert het hof, omdat geen concrete feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.12.
De slotsom is dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.13.
De proceskosten van het hoger beroep komen ten laste van [appellanten] , omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. De kosten tot heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] stelt het hof als volgt vast:
- griffierecht € 1.756,-
- salaris advocaat in het incident € 1.183,-
- salaris advocaat in de hoofdzaak
€ 6.059,-
totaal € 8.998,-

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
wijst de vorderingen van [appellanten] af, voor zover in hoger beroep gewijzigd;
6.3.
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] begroot op € 8.998,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, J.W.M. Tromp en Y. Steeg-Tijms en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.