Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een omgangsregeling voor een minderjarige, die eerder bij pleegouders heeft gewoond. De moeder van de minderjarige heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter die een omgangsregeling tussen de minderjarige en haar voormalige pleegouders heeft vastgesteld. De minderjarige, geboren in 2016, heeft van november 2019 tot oktober 2020 bij de voormalige pleegouders gewoond en sindsdien bij haar vader. De moeder betwist dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking of 'family life' tussen de minderjarige en de pleegouders, en stelt dat de omgangsregeling niet in het belang van de minderjarige is.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de biologische verwantschap tussen de minderjarige en de voormalige pleegmoeder, die haar tante is. Het hof concludeert dat er wel degelijk sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, mede gezien de zorg en opvoeding die de pleegouders aan de minderjarige hebben gegeven. De GI heeft verzocht om een omgangsregeling, die door het hof is bekrachtigd, omdat het in het belang van de minderjarige is om het contact met haar voormalige pleegouders te waarborgen. Het hof heeft vastgesteld dat de omgangsregeling noodzakelijk is voor de stabiliteit en voorspelbaarheid in het leven van de minderjarige, die een grote behoefte heeft aan structuur.
De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarmee de omgangsregeling tussen de minderjarige en haar voormalige pleegouders is bevestigd.