ECLI:NL:GHAMS:2023:1625
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Erkenning en gezag over minderjarige in complexe ouderschapsrelatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning en het gezag van een minderjarige, geboren in 2013. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de erkenning door de man, die de biologische vader is. Het hof heeft de bestreden beschikking ten aanzien van de erkenning bekrachtigd, omdat de belangen van de minderjarige niet in het gedrang komen. De vrouw heeft echter ernstige emotionele weerstand tegen de erkenning, wat volgens het hof onvoldoende grond is om de erkenning te weigeren. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben de erkenning ondersteund, waarbij het belang van de minderjarige om te weten van wie zij afstamt, zwaarwegend is.
Daarnaast heeft het hof de verzoeken van de man om gezamenlijk gezag over de minderjarige afgewogen. De vrouw heeft gesteld dat er geen constructieve communicatie mogelijk is tussen de ouders, wat noodzakelijk is voor gezamenlijk gezag. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen, gezien de spanningen en het gebrek aan samenwerking. Het verzoek van de man om gezamenlijk gezag is dan ook afgewezen.
Wat betreft de omgangsregeling heeft het hof de bestaande regeling aangepast aan de feitelijke situatie, waarbij de wensen van de minderjarige en haar ADHD-problematiek in acht zijn genomen. De omgangsregeling is vastgesteld op elke donderdag en eenmaal per twee weken op zaterdag of zondag, zonder overnachtingen, om de stabiliteit en het welzijn van de minderjarige te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het schorsingsverzoek van de vrouw afgewezen.