ECLI:NL:GHAMS:2023:1584

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
23-002669-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplichtigheid aan mensenhandel van een minderjarig slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor medeplichtigheid aan mensenhandel van een minderjarig slachtoffer. De verdachte was eerder door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft de tenlastelegging met betrekking tot mensenhandel en de betrokkenheid van de verdachte bij de uitbuiting van een minderjarig slachtoffer onderzocht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer, en dat hij wetenschap had van de seksuele uitbuiting. De verdachte is vrijgesproken van medeplegen, maar is wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan mensenhandel. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en een gevangenisstraf van 20 weken opgelegd, waarvan 18 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak van de rechtbank.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002669-18
datum uitspraak: 5 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-650251-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het hof leest de tenlastelegging met betrekking tot artikel 273f, eerste lid sub 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten aanzien van [slachtoffer 1] (thans na toegelaten wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep als primair feit) en ten aanzien van [slachtoffer 2] aldus dat de daar omschreven delicten dienen te worden begrepen als cumulatief ten laste gelegd.
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem (thans primair) met betrekking tot sub 8 ten aanzien van [slachtoffer 1] cumulatief is ten laste gelegd en van hetgeen aan hem met betrekking tot sub 2, 5 en 8 ten aanzien van [slachtoffer 2] cumulatief is ten laste gelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak van hetgeen aan hem (thans primair) met betrekking tot sub 8 ten aanzien van [slachtoffer 1] is ten laste gelegd en van hetgeen aan hem met betrekking sub 2, 5 en 8 ten aanzien van [slachtoffer 2] is ten laste gelegd.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissing tot vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 augustus 2019, 2 juli 2021, 7 februari 2022, 24 november 2022 en 21 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, Sv, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van het slachtoffer naar voren hebben gebracht.

Geldigheid van de dagvaarding

Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat ten aanzien van de tenlastegelegde zinssneden ‘en/of andere tot op heden onbekend gebleven personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt en ‘en/of die andere personen’ nietig dienen te worden verklaard. Het is onvoldoende duidelijk op welke specifieke personen wordt gedoeld. Daarmee is voor de verdediging op dit punt onvoldoende duidelijk waar de vervolging op rust. Het hof verklaart de dagvaarding dan ook partieel nietig, nu deze onderdelen van de tenlastelegging daarom niet voldoen aan de eisen van artikel 261 Sv.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging van de tenlastelegging, de gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaarding en met in achtneming van de door de rechtbank gegeven vrijspraken is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 te Amsterdam en/of Huizen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een ander of anderen; te weten [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°) en/of
  • ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5)
bestaande die/dat handelingen hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s);
  • die [slachtoffer 1] heeft/hebben verleid en/of aangezet tot het plegen van seksuele handelingen met derden tegen betaling waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de controle had over de ontvangsten en/of
  • een of meerdere advertenties op internet heeft/hebben gezet waarin die [slachtoffer 1] als prostituee werd aangeboden en/of
  • een of meerdere (blote) foto's van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gemaakt (die gebruikt werden) voor het aanmaken van die advertentie en/of
  • een of meer ruimte(s) heeft/hebben geregeld voor het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden en/of
  • zijn, verdachtes. woning ter beschikking heeft gesteld voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
  • die [slachtoffer 1] naar klanten heeft/hebben gebracht of laten brengen voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
  • de contacten met klanten voor die [slachtoffer 1] tot stand heeft/hebben gebracht en/of
  • afspraken met klanten over de datum en/of plaats en/of tijd en/of aard en/of prijs van de prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben gemaakt en/of
  • een (aanzienlijk) deel van de ontvangsten heeft/hebben ingenomen
  • (een) bedrag(en) voor het beschikbaar stellen van verdachtes woning voor prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] heeft/hebben ontvangen.
subsidiair.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of één of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 te Amsterdam en/of Huizen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en/of [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] ,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (sub 2°) en/of
  • ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°)
B) (telkens) opzettelijke voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 8°)
bestaande die/dat handelingen hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s);
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben verleid en/of aangezet tot het plegen van seksuele handelingen met derden tegen betaling waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de controle had over de ontvangsten en/of
  • een of meerdere advertenties op internet heeft/hebben gezet waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] als prostituee werd aangeboden en/of
  • een of meerdere (blote) foto's van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gemaakt (die gebruikt werden) voor het aanmaken van die advertentie en/of
  • een of meer ruimte(s) heeft/hebben geregeld voor het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden en/of
  • zijn, verdachtes. woning ter beschikking heeft gesteld voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar klanten heeft/hebben gebracht of laten brengen voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
  • de contacten met klanten voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] tot stand heeft/hebben gebracht en/of
  • afspraken met klanten over de datum en/of plaats en/of tijd en/of aard en/of prijs van de prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben gemaakt en/of
  • een (aanzienlijk) deel van de ontvangsten heeft/hebben ingenomen
  • (een) bedrag(en) voor het beschikbaar stellen van verdachtes woning voor prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] heeft/hebben ontvangen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 te Amsterdam en/of Huizen, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door zijn woning voor prostitutiewerkzaamheden van voornoemde [slachtoffer 1] beschikbaar te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en (deels) andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak: [slachtoffer 2]

In het dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde medeplichtigheid aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] , zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverweging: [slachtoffer 1]

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte kan worden gekwalificeerd als medepleger. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de woning van de verdachte van essentieel belang was omdat daar de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer hebben kunnen plaatsvinden. Bovendien heeft de verdachte geprofiteerd van de prostitutiewerkzaamheden, doordat hij geld heeft ontvangen voor het ter beschikking stellen van zijn woning.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Redengevend bewijs dat de verdachte wist dat in zijn huis door een minderjarige prostitutiewerkzaamheden werden uitgeoefend ontbreekt. De verdachte was veelal op straat en had niet door wat er in zijn woning gebeurde. Omdat [medeverdachte 2] geen woning had, had de verdachte zijn woning aan hem ter beschikking gesteld. De subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid kan ook niet bewezen worden verklaard, nu opzet op het gronddelict ontbreekt. Er is wel sprake geweest van een ondersteuning door de verdachte, maar deze was niet gericht op de uitbuiting van een minderjarige.
Oordeel van het hof
Wetenschap van de verdachte
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte wetenschap had van de seksuele uitbuiting van het minderjarige slachtoffer.
Uit een spraakbericht dat op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen van 25 november 2016 blijkt dat [medeverdachte 3] heeft gezegd: “
Nou maar ff serieus kunnen we niet gewoon naar [bijnaam verdachte] gaan? Als [bijnaam verdachte] gek doet zeg ik [bijnaam verdachte] ik betaal u toch? Hallo, dan moet ik wel kunnen komen wanner ik een klant heb, ja dag”. De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft tevens bij de politie verklaard dat de verdachte wist dat er in zijn woning seksafspraken werden gemaakt voor het slachtoffer en dat hij vaak de deur open deed. Bij de raadsheer-commissaris heeft [medeverdachte 3] bovendien verklaard dat iedereen wel wist dat het slachtoffer in de prostitutie zat, dus ook de verdachte.
Uit WhatsApp-gesprekken tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] blijkt daarnaast dat vaak wordt gesproken over of het slachtoffer haar prostitutiewerkzaamheden in de woning van de verdachte kon uitoefenen en of dit al geregeld was, al dan niet via de medeverdachte [medeverdachte 2] . Ook blijkt uit deze WhatsApp-gesprekken dat gesproken wordt over dat de verdachte ‘ook wat moet krijgen’ en dat aan hem ‘een donnie’ zal worden gegeven voor het ter beschikking stellen van zijn woning.
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft daarnaast ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de verdachte wel eens klaagde dat hij nog geld moest krijgen en dat de verdachte op een gegeven moment wel wist waarvoor hij zijn huis beschikbaar stelde.
Op grond van het voorgaande acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap heeft gehad van de seksuele uitbuiting van het minderjarige slachtoffer ongeloofwaardig.
Medeplegen / medeplichtigheid
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere medeverdachten. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Wel is het hof van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de aan de verdachte tenlastegelegde medeplichtigheid.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld, zodat het minderjarige slachtoffer daar klanten kon ontvangen en haar prostitutiewerkzaamheden kon uitoefenen. Zoals hiervoor overwogen blijkt dat de verdachte er daadwerkelijk wetenschap van had dat in zijn huis prostitutiewerkzaamheden werden uitgeoefend door het minderjarige slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte ook een financiële vergoeding ontvangen van zijn medeverdachten voor het ter beschikking stellen van zijn woning.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij en/of het verschaffen van gelegenheid tot alsook het (voorwaardelijk) opzet op de door zijn medeverdachten gepleegde mensenhandel.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de periode van 5 november 2016 tot en met 21 januari 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging
een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
  • hebben vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en
  • ertoe hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling,
bestaande die handelingen hieruit dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] ;
  • die [slachtoffer 1] hebben aangezet tot het plegen van seksuele handelingen met derden tegen betaling waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] de controle hadden over de ontvangsten en
  • meerdere advertenties op internet hebben gezet waarin die [slachtoffer 1] als prostituee werd aangeboden en
  • foto’s van die [slachtoffer 1] hebben gemaakt die gebruikt werden voor het aanmaken van die advertentie en
  • ruimtes hebben geregeld voor het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden en
  • die [slachtoffer 1] naar klanten hebben gebracht of laten brengen voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
  • de contacten met klanten voor die [slachtoffer 1] tot stand hebben gebracht en
  • afspraken met klanten over de datum en plaats en tijd en aard en prijs van de prostitutiewerkzaamheden hebben gemaakt en
  • een deel van de ontvangsten hebben ingenomen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 5 november 2016 tot en met 21 januari 2017 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid en heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door zijn woning voor prostitutiewerkzaamheden van voornoemde [slachtoffer 1] beschikbaar te stellen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die in een bijlage achter dit arrest zijn opgenomen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid onder 2° en 5° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren en daarbij een contactverbod ex artikel 38v Sr opgelegd met het slachtoffer voor de duur van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 21 weken met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft verzocht om gelet op het tijdsverloop een taakstraf of een gevangenisstraf op te leggen die ertoe leidt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan mensenhandel van een minderjarig slachtoffer. Het slachtoffer was destijds slechts 14 jaar oud. De verdachte heeft een faciliterende rol gehad door zijn woning ter beschikking te stellen via de medeverdachten aan het slachtoffer zodat zij daar haar prostitutiewerkzaamheden kon uitoefenen.
Naar het oordeel van het hof draagt het faciliteren en bevorderen van prostitutiewerk door een minderjarige bij aan het in stand houden van een verwerpelijke vorm van seksuele commercie. Te allen tijde dient een minderjarige te worden weerhouden van dergelijk werk, temeer nu een minderjarige geacht moet worden onvoldoende in staat te zijn de gevolgen van een beslissing om zich te prostitueren te overzien en daarnaar te handelen. De ervaring leert dat het juist minderjarigen met een problematisch verleden zijn die in de prostitutie belanden en hun mindere mentale weerbaarheid en kwetsbare sociaaleconomische positie daar een rol in spelen. Dat is in deze zaak ook het geval geweest. De verdachte heeft er, door aldus te handelen, blijk van gegeven zich in het geheel niet te bekommeren om de belangen en de (geestelijke) gezondheid van het minderjarige slachtoffer. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep namens het slachtoffer voorgelezen verklaring blijkt hoezeer zij te kampen heeft gehad en nog steeds heeft met de gevolgen hiervan. Ook dit rekent het hof de verdachte ernstig aan.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het feit dat het om een minderjarig en kwetsbaar slachtoffer gaat, kan daarop, ook gelet op het LOVS-oriëntatiepunt en gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de strafoplegging houdt het hof in strafmatigende zin rekening met de (kleinere) rol die de verdachte had ten opzichte van de medeverdachten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 20 weken waarvan 16 weken voorwaardelijk
met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 24 juli 2018, terwijl het hof arrest wijst op 5 juli 2023. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee dus met 2 jaar en meer dan 11 maanden overschreden.
Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafoplegging en de beoogde gevangenisstraf verminderen tot een gevangenisstraf voor de duur 20 weken waarvan 18 weken voorwaardelijk met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van 2 jaren.

Beslag

Onder de verdachte is bij gelegenheid van het onderzoek naar de bewezen verklaarde feiten een Samsung telefoon met goednummer 5394805 aangetroffen, in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Dit voorwerp behoort de verdachte toe. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de Samsung telefoon met goednummer 5394805 aan de verdachte dient te worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de gegeven vrijspraak van het aan hem thans primair tenlastegelegde betreffende sub 8 ten aanzien van [slachtoffer 1] en het aan hem thans primair tenlastegelegde betreffende sub 2, 5 en 8 ten aanzien van [slachtoffer 2] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig met betrekking tot het ten laste gelegde voor zover betreffende de zinsneden ‘andere tot op heden onbekend gebleven personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt en ‘en/of die andere personen’.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair cumulatief 2 en 5 tenlastegelegde ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair cumulatief 2 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
telefoon Samsung (5394805).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juli 2023.
mrs. C. Fetter en M.J.A. Plaisier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Bijlage – bewijsmiddelen

[…]