ECLI:NL:GHAMS:2023:1579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
23-002744-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring mishandeling en verwerping beroep op noodweer in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 juli 2022 in Amsterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door met een gebalde vuist op diens neus te slaan. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het hof verwierp dit beroep. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding op het moment van de geweldshandeling. De verklaringen van de aangever en getuigen werden als betrouwbaar beschouwd, en het hof achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met een voorwaardelijk deel van 15 dagen hechtenis, onder bijzondere voorwaarden van meldplicht en ambulante behandeling. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002744-22
datum uitspraak: 20 juni 2023
TEGENSPRAAK(279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-185120-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer01] heeft mishandeld door met een (gebalde) vuist op de neus van die [slachtoffer01] te slaan, in elk geval in het gezicht van die [slachtoffer01] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, omdat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld. De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat om meerdere redenen kan worden getwijfeld aan het door aangever [slachtoffer01] en getuige [getuige01] geschetste scenario.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken van enige aanleiding voor twijfel aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer01] en getuige [getuige01]. Naast het feit dat zij los van elkaar, kort na het incident een inhoudelijk met elkaar grotendeels overeenkomende verklaring hebben afgelegd, ook voor zover dat de door de verdachte gebezigde taal betreft, vinden deze verklaringen steun in de verklaring van de getuige [getuige02] , welke getuige als objectief kan worden aangemerkt en het incident op korte afstand en vanaf het begin heeft waargenomen. De door de raadsman eerst ter terechtzitting overgelegde verklaring van getuige [getuige03] maakt dat oordeel niet anders.
Het hof stelt met betrekking tot het beroep op noodweer voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht onder meer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Het hof is van oordeel dat op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte, nadat hij dicht bij [slachtoffer01] was gaan staan, direct, en zonder dat hij op dat moment werd aangevallen, [slachtoffer01] een duw heeft gegeven en vervolgens met gebalde vuist op zijn neus heeft geslagen, zodat niet aannemelijk is geworden dat op het moment dat de verdachte de geweldshandeling verrichte sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en het beroep op noodweer reeds om die reden wordt verworpen.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer01] .

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 juli 2022 te Amsterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door met een gebalde vuist op de neus van die [slachtoffer01] te slaan.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 15 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft het slachtoffer met gebalde vuist op zijn neus geslagen, waardoor het slachtoffer pijn heeft ondervonden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast dragen feiten als de onderhavige, waarvan omstanders getuige zijn geweest, bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2023 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van mishandeling.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 4 oktober 2022 alsmede van hetgeen de raadsman van de verdachte hieromtrent ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Daaruit is onder meer gebleken dat er problemen bestaan op diverse leefgebieden, dat die problemen vermoedelijk verband houden met het belaste verleden van de verdachte en dat de verdachte thans open lijkt te staan voor behandeling. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal het hof, gelet op de bij de verdachte bestaande problematiek, de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich zal melden op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering zal contact opnemen voor de eerste afspraak.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door GGZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. W.S. Ludwig en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 juni 2023.
Mr. D. Greven en mr. L. van Dijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]