ECLI:NL:GHAMS:2023:1573

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
23-001109-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vuurwapenbezit, maar veroordeling voor mishandeling en bedreiging met (nep)vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling en bedreiging met een vuurwapen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. De tenlastelegging omvatte onder andere het mishandelen van het slachtoffer en het bedreigen met een vuurwapen op 16 februari 2021 in Beverwijk. Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er geen bewijs was voor het bezit van een echt vuurwapen en dat de verdachte handelde uit noodweer. Het hof heeft vastgesteld dat er geen vuurwapen is aangetroffen en dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte een echt vuurwapen bij zich had. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het bezit van een vuurwapen. Echter, het hof heeft wel geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verklaringen van getuigen en het slachtoffer ondersteunden de beschuldigingen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich niet binnen 500 meter van de woning van het slachtoffer mag bevinden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001109-21
datum uitspraak: 28 februari 2023
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer
15-045287-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 16 februari 2021 te Beverwijk, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
 met een vuurwapen, althans een hard voorwerp, op het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of
 tegen het hoofd te slaan en/of stompen;
2.
hij, op of omstreeks 16 februari 2021 te Beverwijk, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (doorgeladen) vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en daarbij de woorden toe te voegen: ‘nu ben je er geweest’ en/of ‘kom dan, de steeg in, dan is het klaar, ik maak je af’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte een (echt) vuurwapen bij zich droeg. Daarnaast heeft hij ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, en ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde dat de verklaring van de aangever geen steun vindt in de overige inhoud van het dossier.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 16 februari 2021 hebben de aangever en de verdachte elkaar getroffen op een parkeerplaats in Beverwijk. Na een korte woordenwisseling is een vechtpartij ontstaan, waarbij de aangever meermalen, onder meer met een (hard) voorwerp, door de verdachte is geslagen. De verdachte heeft het voorwerp vervolgens op de aangever gericht en daarbij een aantal bedreigende woorden tegen de aangever gezegd, waaronder: ‘Kom dan, de steeg in, dan is het klaar, ik maak je af’.
Ter plaatse is geen vuurwapen aangetroffen, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een echt vuurwapen. De verdachte zal van dit onderdeel in de tenlastelegging onder feit 1 en feit 2 worden vrijgesproken. Het hof gaat er evenwel van uit dat sprake is geweest van een op een vuurwapen gelijkend (hard) voorwerp. Zowel de aangever als getuige [getuige ] verklaren dat de verdachte een vuurwapen in zijn hand had en de slede naar achteren trok, terwijl op beelden van het incident is te zien dat de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand had.
Met betrekking tot beroep op noodweer is het hof, van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding, zodat het beroep op noodweer reeds om die reden wordt verworpen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte werd aangesproken en dat hij meteen een klap op zijn hoofd kreeg. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige ] , die het incident op korte afstand heeft waargenomen, en de aangever heeft omschreven als de persoon die telkens afstand nam, en de verdachte als de agressor. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze onafhankelijke getuige.
Met betrekking tot de onder feit 2 tenlastegelegde bedreigende woorden is het hof van oordeel dat de verklaring van de aangever hieromtrent onder meer steun vindt in de verklaring van getuige [getuige ] , die ‘rumoer’ en ‘geschreeuw’ hoorde, zodat ook dit verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging van de aangever.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 februari 2021 te Beverwijk, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
 met een hard voorwerp, op het hoofd en tegen het lichaam te slaan en
 tegen het hoofd te slaan;
2.
hij op 16 februari 2021 te Beverwijk, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer] de woorden toe te voegen: ‘nu ben je er geweest’ en/of ‘kom dan, de steeg in, dan is het klaar, ik maak je af’.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte van 16 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (pagina’s 3-5).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 februari 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer] :
Ik was op 16 februari 2021 omstreeks 11:10 uur in mijn personenauto op een parkeerplaats te Beverwijk. Ik was daar omdat ik had afgesproken met [verdachte] . Ik wilde hem spreken over uitspraken op [social media] . Hij sprak me aan en zei: ‘Je haalt mijn naam omlaag’. Ik zag dat hij meteen met zijn rechterhand mij sloeg op mijn hoofd. Ik voelde direct pijn op mijn hoofd, aan de linkerkant van mijn voorhoofd, vlakbij mijn slaap. Ik zag dat hij met een pistool in zijn rechterhand stond en op mijn linkerarm sloeg, ter hoogte van mijn ellenboog. Ik hoorde dat hij het pistool doorlaadde. Ik hoorde namelijk een duidelijke klik vanuit het pistool komen. Ik keek hem weer aan en zag dat hij op ongeveer 2 tot 2,5 meter afstand van mij stond. Ik zag dat hij het pistool in zijn rechterhand had. Ik keek zonder bril maar zag duidelijk dat het een pistool was. Ik zag dat hij het pistool op mij richtte en zei: ‘Nu ben je er geweest’. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: ‘Kom dan, de steeg in, dan is het klaar, ik maak je af’. Ik zag dat [verdachte] mij op de kruising van de stegen naast en achter de woning weer sloeg met het pistool. Ik zag dat hij met zijn rechterhand met het pistool op mijn linker kaak sloeg. Ik voelde direct aan mijn kaak.
Letsel: [verbalisant 4] op linkerzijde voorhoofd recht boven linkeroog en linker kaak. Pijn aan onderarm net onder knik, linkerarm.

2. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 16 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (pagina’s 13-14).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 februari 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige ] :
Op 16 februari 2021 bevond ik mij zo dat ik vanuit mijn positie zicht had op de Neckarstraat te Beverwijk. Ik hoorde buiten geluiden. Daardoor keek ik naar buiten. Ik zag dat er twee mannen buiten liepen in de richting van het Willem-Alexanderplantsoen. Ik deed vervolgens mijn raam open zodat ik het ook kon horen. Ik kan hen omschrijven als volgt:
Persoon 1, het slachtoffer:
* Donkerblauwe jas met een bontkraag
* Petje
* Joggingbroek
* Pakistaans uiterlijk
Persoon 2, de agressor:
* Pakistaanse uitstraling
* Donkere donsjas met capuchon
* Schoenen met opvallende witte zolen en witte sokken
* Strakke broek, vermoedelijk een joggingbroek
* Eind 20 begin 30 schat ik hem
Ik zag dat de agressor het slachtoffer sloeg. Ik zag dat de agressor een wapen trok. Ik zag dat de agressor nog een keer sloeg. Ik vermoed met de handgreep van het vuurwapen. Ik zag dat hij de slede van het vuurwapen naar achteren trok. Ik hoorde dat de slede naar voren schoot. Ik herkende deze geluiden, omdat ik bij defensie werk. Ik ben daar opgeleid om te schieten met de Glock en Colt. Ik zag dat de agressor het wapen na het laden even richtte op het slachtoffer. Ik zag dat hij het wapen daarna weer naar beneden bracht.
Ik zag dat de agressor en het slachtoffer daarna richting de steeg liepen. Deze steeg bevindt zich tussen de Neckarstraat en de Isarstraat. Ik weet niet zeker wanneer het is gezegd, maar ik hoorde dat er werd geroepen: ‘Schiet dan.’ Dit is pas na de worsteling geweest op straat.
Ik heb hier meerdere beelden van.

3. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 16 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (pagina’s 18-19).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 februari 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige ] :
Ik hoorde veel rumoer buiten. Ik zag dat twee mannen met elkaar ruzie hadden. De agressor was degene die het slachtoffer opzocht. Er werd ook veel geschreeuwd. Ik zag ook duidelijk dat het slachtoffer steeds afstand nam.

4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2021032107-9 van 16 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (pagina’s 25-32).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 16 februari 2021 bekeek ik de aangeleverde beelden van getuige [getuige ] . [getuige ] was getuige van een mishandeling/bedreiging met een vuurwapen.
Ik zag dat de verdachte een voorwerp in zijn linker hand had. Ik zag dat het voorwerp wat de
verdachte in zijn linker hand vasthield een op een vuurwapen gelijkend voorwerp was. Ik zag dit doordat op een fragment van de video een loop van een vuurwapen te zien was. Ik zag dat de verdachte zijn rechterhand naar zijn linkerhand met daarin het vermoedelijke vuurwapen bracht. Ik zag dat de verdachte zijn rechterhand op de vermoedelijke loop van het vuurwapen bracht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarde van een verbod zich te bevinden in het gebied binnen een straal van 500 meter van de woning van het slachtoffer.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en, gelet hierop, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Na een al langer lopend conflict heeft hij het slachtoffer meermalen, waaronder met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (hierna: het wapen), geslagen, waarna hij het wapen heeft doorgeladen, op korte afstand op de aangever heeft gericht en daarbij onder meer heeft gezegd: ‘Nu ben je er geweest. Ik maak je af.’ Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook een voor het slachtoffer – die logischerwijs aannam dat het wapen een echt vuurwapen betrof – zeer angstige situatie gecreëerd en zijn gevoelens van veiligheid ernstig aangetast.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte kennisgenomen van een e-mail van de verdachte van 13 februari 2023 alsmede van hetgeen zijn raadsman hieromtrent ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Daaruit is onder meer gebleken dat de verdachte (nog steeds) werkzaam is in de asbestsanering, thans als zzp’er, en voornemens is een huis te kopen om daar samen met zijn vriendin te gaan wonen en een gezin te starten. De verdachte heeft in zijn e-mail erkend zich bewust te zijn van het feit dat hij het slachtoffer niet had mogen slaan.
Het hof heeft verder gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarbij neemt het hof, gelet op hetgeen onder het kopje ‘bewijsoverweging’ is overwogen, als uitgangspunt het oriëntatiepunt voor bedreiging met het tonen van een (nep)vuurwapen. In dat oriëntatiepunt wordt een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden genoemd. In de voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof, net als de rechtbank, aanleiding om die gevangenisstraf deels, te weten voor de duur van twee maanden, in voorwaardelijke vorm op te leggen. Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof aldus onvoldoende zwaarwegend om die gevangenisstraf geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Nu het conflict tussen de verdachte en het slachtoffer nog niet (volledig) lijkt te zijn opgelost, zal het hof als bijzondere voorwaarde stellen dat het de verdachte verboden wordt zich gedurende de proeftijd te bevinden in het gebied binnen een straal van 500 meter van de woning van het slachtoffer.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.312,70, bestaande uit € 62,70 aan materiële schade en € 2.250,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.062,70, bestaande uit € 62,70 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 62,70, bestaande uit een beschadigde bril. Deze schade is door of namens de verdachte niet betwist en komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voorts voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze schade is door of namens de verdachte niet betwist en zij komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 1.000,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op:
  • de aard en de ernst van de normschending;
  • de gemaakte inbreuk op de lichamelijk integriteit van de aangever
  • de schadevergoeding die in soortgelijke gevallen pleegt te worden toegekend.
De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.062,70 zal worden toegewezen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Het hof zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in het gebied binnen een straal van 500 meter van de woning van de heer
[slachtoffer] ( [adres 2] ).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.062,70 (duizend tweeënzestig euro en zeventig cent) bestaande uit € 62,70 (tweeënzestig euro en zeventig cent) aan materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.062,70 (duizend tweeënzestig euro en zeventig cent) bestaande uit € 62,70 (tweeënzestig euro en zeventig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
16 februari 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M. Milani, mr. N.E. Kwak en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 februari 2023.
Mr. N.E. Kwak en mr. N.J.M. de Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
In opdracht van de in het buitenland verkerende voorzitter heeft ondertekening plaatsgevonden door middel van een stempelhandtekening.
=========================================================================
[…]