ECLI:NL:GHAMS:2023:1572

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
23-003420-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van straf in hoger beroep wegens poging tot inbraak en overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor medeplegen van poging tot inbraak. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken geëist, maar de raadsvrouw pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had samen met een ander geprobeerd in te breken in een wooncomplex, wat leidde tot schade en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met één jaar en vijf maanden, maar verbindt hieraan geen gevolgen, gezien de aard van de op te leggen straf.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die is aangepast naar een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden zonder bijzondere voorwaarden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, waarbij mr. N.E. Kwak en mr. N.J.M. de Munnik niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003420-19
datum uitspraak: 28 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-140724-19 en 15-860034-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren onder een aantal bijzondere voorwaarden en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte gelet op de overschrijding van de redelijke termijn voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien weken met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak. Zij hebben midden in de nacht – gehuld in zwarte kleding en met capuchons over hun hoofd –geprobeerd de toegangsdeur van een wooncomplex, onder meer met behulp van een koevoet, te forceren. Door aldus te handelen heeft de verdachte schade teweeggebracht en overlast veroorzaakt. Bovendien worden door dergelijke feiten de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt.
Het hof heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 januari 2023.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte voorts kennisgenomen van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw hieromtrent ter terechtzitting in hoger beroep naar voren hebben gebracht. Daaruit is onder meer gebleken dat voorzichtig sprake lijkt te zijn van een positieve lijn in het leven van de verdachte. Zo is hij sinds kort fulltime werkzaam als accountmanager, lijkt hij zijn (voorheen) problematische middelengebruik enigszins onder controle te hebben en spreekt hij om de week met de reclassering waarmee het contact, naar eigen zeggen, goed verloopt.
Het hof acht, alles afwegende, net als de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. Aan die voorwaardelijk op te leggen straf zal het hof, gelet op het huidige toezicht in de zaak met parketnummer 15-111353-21, anders dan de rechtbank echter geen bijzondere voorwaarden verbinden.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden met één jaar en vijf maanden. Gelet op de aard van de op te leggen straf – een geheel voorwaardelijke straf – alsmede de omstandigheid dat de berechting in eerste aanleg én in hoger beroep binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijn is afgerond, volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een ander strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. S.M. Milani en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 februari 2023.
Mr. N.E. Kwak en mr. N.J.M. de Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
In opdracht van de in het buitenland verkerende oudste raadsheer heeft ondertekening plaatsgevonden door middel van een stempelhandtekening.
=========================================================================
[…]