ECLI:NL:GHAMS:2023:1567

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
23-001764-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen afkomstig uit belastingontduiking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen die onder andere afkomstig waren uit belastingontduiking. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met haar toenmalige partner, [naam 1], gedurende een lange periode betrokken was bij het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De tenlastelegging omvatte onder andere contante stortingen op verschillende bankrekeningen, de aankoop van een appartement in Turkije, en de aanschaf van luxe goederen zoals een iPhone en twee Audi A3's. Het hof concludeerde dat de verdachte en haar partner opzettelijk de herkomst van deze gelden hebben verhuld, terwijl zij wisten dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar partner, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werden de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001764-21
datum uitspraak: 3 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-729005-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot 27 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich (meermalen, althans eenmaal) schuldig heeft gemaakt aan witwassen immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededaders (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
- een geldbedrag van (in totaal) ongeveer EUR 251.138,-, bestaande uit contante stortingen op rekeningnummer(s) [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 3] en/of [rekeningnummer 4] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) ongeveer EUR 231.942,11 (deels bestemd voor de aankoop van een appartement, aangeschaft in [plaats] (Turkije)) en/of
- een geldbedrag van (in totaal) ongeveer EUR 17.793,27 (aangetroffen bij/tijdens de doorzoeking van het pand [adres 1] ) en/of
- een Iphone XS (aangetroffen bij/tijdens de doorzoeking van het pand [adres 1] ), ter waarde van (in totaal) ongeveer EUR 1.301,50 en/of
- een personenauto, een Audi A3 met kentekennummer [kenteken 1] met een waarde van (in totaal) ongeveer EUR 19.747,89 (zijnde het aankoopbedrag) en/of
- een personenauto, Audi A3, met kentekennummer [kenteken 2] (met een nieuwwaarde EUR 49.474) en/of
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
en/of
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voornoemd(e) voorwerp(en) was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit, vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het enkele feit dat de toenmalige partner van de verdachte, de medeverdachte [naam 1] , over veel (contant) geld beschikte, niet genoeg is om aan te nemen dat zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld uit misdrijf afkomstig was. De verdachte had niets te maken met de ondernemingen van [naam 1] en kon ook niet weten dat hij de door hem verdiende gelden niet opgaf aan de Belastingdienst. Zij vertrouwde erop dat [naam 1] zijn zaken op orde had. Daarnaast was een deel van de in de tenlastelegging vermelde gelden afkomstig uit de door de verdachte verkregen bruidsschat(ten), die bestond(en) uit gouden sieraden en muntjes. De verdachte verkocht steeds een deel van die sieraden als zij geld nodig had.
Inleiding
De verdachte en [naam 1] waren partners van elkaar en hebben samen drie (jonge) kinderen. In de ten laste gelegde periode woonden zij samen in de woning aan de [adres 1] .
Het opsporingsonderzoek in deze zaak is gestart naar aanleiding van de aankoop van een restaurant, genaamd [restaurant] , door onder andere de verdachte, destijds werkzaam bij de politie, in december 2017. De gemeente gaf voor dat restaurant geen vergunning af, omdat de aankoop grotendeels gefinancierd was met geleend geld en onvoldoende uitleg kon worden gegeven omtrent de herkomst daarvan. Tijdens een ingesteld oriënterend onderzoek van de politie, naar haar medewerker [naam 2] , bleek dat er op de bankrekening van de verdachte in de periode van 14 juli 2017 tot 14 september 2017 elf contante stortingen van in totaal ruim € 55.000,00 waren gedaan waarvan de herkomst onduidelijk was.
De verdachte beschikte over bankrekeningen bij de ABN-AMRO, ING en Rabobank. Al deze bankrekeningen stonden op haar naam. De bankrekening bij de ABN-AMRO werd door [naam 1] gebruikt als zakelijke rekening ten behoeve van zijn ondernemingen, te weten [rijschool] en [website] . [naam 1] droeg in de ten laste gelegde periode geen belasting af over de inkomsten die hij uit deze ondernemingen genereerde.
In de periode van 1 januari 2014 tot 25 februari 2019 werd in totaal € 184.295,00 contant op de ABN-AMRO rekening gestort. In diezelfde periode werden bedragen van respectievelijk € 34.181,00 en
€ 32.662,00 contant gestort op de rekeningen bij de ING en Rabobank.
In diezelfde periode liep er een bedrag van € 368.858,00 afkomstig uit lesgeld over de ABN-AMRO rekening. Vanaf deze rekening werden betalingen aan het CBR gedaan, maar dat gebeurde ook vanaf de ING rekening. Niet alle omzet van de ondernemingen van [naam 1] liep over de ABN-AMRO rekening. [naam 1] heeft verklaard dat er ook veel contant werd betaald. Dit blijkt ook uit e-mailcorrespondentie tussen [naam 1] en klanten, waarin werd verzocht om (naast een girale aanbetaling van € 25,00 op de ABN-AMRO rekening) € 100,00 op de dag van het theorie-examen contant te voldoen en waarbij werd opgemerkt dat er geen pin aanwezig was. De getuigen [getuigen] bevestigen deze werkwijze en verklaarden allen dat zij € 25,00 via de bankrekening hadden overgemaakt en vervolgens € 100,00 contant hadden betaald.
Naast de geldstromen op de ABN-AMRO rekening die betrekking hebben op de ondernemingen van [naam 1] , werden er vanaf deze rekening ook privé-uitgaven gedaan. Zo werd vanaf deze rekening een keuken van de [winkel] bekostigd ten behoeve van de woning die op naam van de verdachte stond. Ook de rekeningen bij de ING en Rabobank werden voor privé-uitgaven gebruikt.
Tijdens de doorzoeking in voornoemde woning op 27 mei 2019, waar op het moment van binnentreden beide verdachten aanwezig waren, is – verspreid en verstopt – door de gehele woning en in de twee bij de woning geparkeerde auto’s een bedrag van € 17.793,27 aangetroffen. Het geld werd onder andere in de keuken, de ouderslaapkamer en in een kamer op de zolderetage aangetroffen. Ook werd in de woning een bon van een iPhone aangetroffen met daarop het aankoopbedrag van € 1.301,50. [naam 1] heeft verklaard deze contant te hebben betaald met geld dat afkomstig was uit zijn ondernemingen. De twee personenauto’s, te weten een Audi A3 met kenteken
[kenteken 1] en een Audi A3 met kenteken [kenteken 2] , stonden beide op naam van de verdachte, maar zijn door [naam 1] aangeschaft met contant geld dat afkomstig was uit zijn ondernemingen. Hoewel formeel gezien alleen de verdachte met de gezamenlijke kinderen op het adres van de voornoemde woning ingeschreven stond, heeft [naam 1] verklaard dat hij geld door deze gehele woning had liggen, werden er leskaarten en administratie van de ondernemingen van [naam 1] in de woning aangetroffen, werd [naam 1] aangetroffen in de woning bij het binnentreden op 27 mei 2019 en was de Audi A3 met kenteken
[kenteken 1] ingericht als lesauto. Feitelijk was de voornoemde woning destijds ook de woning van [naam 1] ; zoals hiervoor aan het begin is vermeld: de verdachten woonden destijds samen.
Op de inbeslaggenomen iPhone van [naam 1] werden diverse chatgesprekken aangetroffen, waaruit blijkt dat [naam 1] – hoewel formeel geen vennoot – veel bemoeienis had met [restaurant] . Zo chatte hij met de andere vennoten van [restaurant] (naast de verdachte), te weten [naam 3] en [naam 4 ] . In een chat met [naam 3] verstuurt [naam 1] de schriftelijke verklaring van de verdachte over de contante stortingen op haar zakelijke rekening (het hof begrijpt: de rekening gebruikt voor de aankoop van [restaurant] ), onder meer inhoudende:
“In september 2016 ben ik mijn moeder verloren. Zij is overleden en uiteindelijk begraven in Turkije, waar ik bij aanwezig was. Na het overlijden heeft zij onder andere aan mij, gouden armbanden nagelaten. Ook had ik nog goud in mijn bezit vanuit mijn bruidsschat. Het is overigens in de Turkse cultuur gebruikelijk om goud in bezit te hebben als ‘appeltje voor de dorst’.
Ik heb al het goud wat ik in mijn bezit had in september 2016 in Turkije in een goudwinkel omgewisseld naar contant geld. Dit geld heb ik toen uit Turkije meegenomen naar Nederland. Het gaat hier om een bedrag van € 10.500 euro. Ik heb het contante geld thuis in mijn kluis bewaard.”
In het vervolg van de chat met [naam 3] gaat het er over dat deze verklaring door de verdachte moet worden ondertekend. In een groepschat tussen de verdachte en haar medevennoten [naam 3] en [naam 7] , aangetroffen op de telefoon van de verdachte, gaat het ook over een dergelijke verklaring. De verdachte zegt in deze chat:
“Het is klaar trouwens. [naam 5](het hof begrijpt: [naam 1] )
moet alleen uitprinten (…)”.
Ook chatte [naam 1] met de partner van [naam 3] , genaamd [naam 6] . In deze chat zegt [naam 6] op enig moment:
“(…) we moeten deze bedragen ook later kunnen verklaren, dus het liefst jij via misschien je rijschool rekening overmaken (…)”.
Daarnaast was er een bankrekening in Turkije op naam van de verdachte, waarop vanaf 2012 zowel [naam 1] als de verdachte aanzienlijke geldbedragen stortten. Daarbij werden regelmatig coupures van
€ 500,00, € 200,00 en € 100,00 gebruikt en in één geval werden er zelfs 33 biljetten van € 500,00 tegelijk gestort. Ook valt op dat de verdachte op 24 juli 2015 twee aparte stortingen deed van respectievelijk
€ 20.000,00 en € 26.994,58. Ook voornoemde [naam 4 ] stortte op deze bankrekening.
Op 20 januari 2016 en 15 februari 2016 werden drie transacties gedaan vanaf deze rekening ten behoeve van de aankoop van een appartement in [plaats] . De handtekening van zowel [naam 1] als de verdachte staat onder de factuur die betrekking heeft op de aanschaf van het appartement. Op 15 februari 2016 wordt het resterende saldo op de bankrekening ter hoogte van € 231.942,11 opgenomen door [naam 1] en wordt de rekening opgeheven. Verder is bij het onderzoek een handgeschreven notitie van de verdachte van 14 februari 2015 aangetroffen, waarin zij toestemming geeft aan [naam 1] om haar geld ter waarde van € 9.000,00 mee te nemen naar [plaats] .
Tot slot is van belang dat in een tijdsbestek van ruim vijf jaren vanaf voornoemde Nederlandse bankrekeningen slechts € 9.161,00 is uitgegeven aan kosten voor voeding en huishouding. Dit wijkt aanzienlijk af van het door het Nibud berekende gemiddelde voor een gezin met jonge kinderen van vier of meer personen van ongeveer € 15,00 per dag (en ongeveer € 5.475,00 per jaar). Gelet hierop en op de hoeveelheden contant geld is aannemelijk dat er ook contant geld is gebruikt voor de bekostiging van het levensonderhoud. Dit wordt ook ondersteund door de verklaring van [naam 1] bij de politie –
“Wij hebben thuis een plekje waar ik altijd geld zette voor haar. Zo van hé, als je boodschappen nodig hebt, hier ligt een paar honderd euro. Doe je ding, zeg maar.”– alsmede de verklaring van de verdachte bij de politie dat als er geld nodig was voor tanken of boodschappen, [naam 1] haar dat gaf.
Witwasvermoeden
Gedurende de onderzoeksperiode hebben de verdachten zeer grote hoeveelheden contant geld voorhanden gehad, alsmede aankopen gedaan van auto’s, een appartement en een Iphone met contant geld. Daarbij is gebleken dat coupures van € 500,00, € 200,00 en € 100,00 werden gebruikt, hetgeen ongebruikelijk is in het normale betalingsverkeer. Voornoemde gelden en coupures kunnen niet verklaard worden door het bekende legale inkomen van de verdachten. [naam 1] heeft in het geheel geen inkomen opgegeven bij de Belastingdienst. Het voorgaande rechtvaardigt zonder meer een vermoeden van witwassen, zodat het aan de verdachte is een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van de geldbedragen.
Concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring
De verdachte heeft verklaard dat de contante stortingen op de rekeningen bij de ING en Rabobank – in totaal een geldbedrag van ruim zesenzestigduizend euro – afkomstig zijn uit haar bruidsschat en, zo begrijpt het hof, die van haar moeder. De verdachte en [naam 1] zijn in 2001 voor het geloof getrouwd en hebben daarbij vele gouden sieraden en muntjes ontvangen. Daarnaast heeft de moeder van de verdachte haar een deel van haar bruidsschat gegeven. De verdachte heeft verklaard dat zij in de loop der jaren af en toe sieraden daarvan verkocht en het contante geld in huis bewaarde, dan wel op een rekening stortte. De verdachte heeft verder verklaard dat de ABN-AMRO rekening door [naam 1] als zakelijke rekening werd gebruikt en dat alle overige in de tenlastelegging vermelde gelden/voorwerpen afkomstig zijn uit het inkomen van [naam 1] .
Wat betreft de verklaring met betrekking tot de bruidsschat(ten) overweegt het hof dat deze verklaring zodanig algemeen en onvoldoende onderbouwd is, dat deze niet verifieerbaar is. De verdachte heeft bijvoorbeeld geen bonnen of verklaringen overgelegd van de verkoop van sieraden en heeft enkel verklaard dit bij verschillende winkels in Turkije te hebben gedaan. Voorts heeft zij geen inzicht gegeven in de omvang van haar bruidsschat(ten) en heeft zij daaromtrent ook wisselend verklaard. Zo heeft de verdachte met betrekking tot de bruidsschat van haar moeder in eerste instantie verklaard dat zij die al ingewisseld had in Turkije en daar niet zoveel, iets van € 4.000,00, voor heeft gekregen, en ten aanzien van haar eigen bruidsschat verklaarde zij bij de politie nog dat zij die niet verzilverde omdat het traditie is dat die wordt bewaard voor de kinderen. Voorts wijst het hof op de hiervoor geciteerde schriftelijke verklaring van de verdachte in het kader van de aankoop van het restaurant [restaurant] . Gelet op het voorgaande kan deze verklaring niet worden aangemerkt als een verklaring die de vereiste maatstaf haalt.
Nu er sprake is van een vermoeden van witwassen en de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van deze gelden, is het hof van oordeel dat ten aanzien van de contante stortingen op de rekeningen bij de ING en Rabobank sprake is van geld dat geheel of gedeeltelijk, middellijk of onmiddellijk, afkomstig is van enig misdrijf en dat de verdachte dat moet hebben geweten.
Wat betreft de overige gelden/voorwerpen heeft [naam 1] bij de politie een verklaring afgelegd die het witwasvermoeden bevestigt. [naam 1] heeft verklaard dat deze gelden/voorwerpen afkomstig zijn uit het niet aan de Belastingdienst opgegeven inkomen uit zijn ondernemingen, in het bijzonder [website] , en zodoende deels uit misdrijf afkomstig zijn. Het hof hecht er evenwel aan het volgende op te merken.
Uit de stukken volgt dat [naam 1] pas vanaf 2013 theorielessen is gaan geven. Zoals hiervoor vermeld, vonden de contante stortingen op de bankrekening in Turkije al in 2012 plaats. Op 3 augustus 2012 stortte [naam 1] op deze rekening een bedrag van € 15.500,00, bestaande uit 10 coupures van € 500,00, 56 coupures van € 100,00 en 98 coupures van € 50,00. Op 13 augustus 2012 stortte [naam 1] een bedrag van € 19.000,00 op deze rekening. Het hof stelt vast dat deze bedragen onverklaard zijn gebleven.
Wetenschap [naam 2]
Met betrekking tot de overige gelden/voorwerpen heeft de verdachte verklaard dat de omvang van de contante gelden die [naam 1] voorhanden had haar nooit hebben bevreemd, aangezien zij haar toenmalige partner vertrouwde en ze zag hoe hard hij werkte. Ze heeft verklaard er geen weet van te hebben gehad dat [naam 1] zijn inkomen niet opgaf bij de Belastingdienst en dat zij zich niet bemoeide met de gelden die over de ABN-AMRO rekening liepen, aangezien zij die rekening zelf niet gebruikte. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de feiten en omstandigheden zoals die in het voorgaande zijn weergegeven en overigens zijn vermeld in de bewijsmiddelen, blijkt de betrokkenheid van de verdachte. Alles wijst erop dat de verdachten [naam 1] uit het zicht hebben willen houden. Alle bankrekeningen stonden op naam van de verdachte, zowel in Turkije als in Nederland. [naam 1] stond niet ingeschreven in de woning waar hij met de verdachte samenwoonde en de hypotheek stond niet mede op zijn naam, maar op die van zijn zus, die daar niet woonde. Beide door [naam 1] betaalde en mede door hem gebruikte auto’s zijn op naam van de verdachte gezet. Hoewel is gebleken dat [naam 1] feitelijk veel bemoeienis had met restaurant [restaurant] , kwam ook in dat verband zijn naam formeel gezien nergens terug en was de verdachte één van de vennoten. De omstandigheid dat [naam 1] een BKR-registratie had, kan dit alles niet verklaren. Daarbij heeft de verdachte ook zelf aanzienlijke hoeveelheden contant geld voorhanden gehad. Zo heeft zij op de Turkse bankrekening in totaal bijna € 80.000,00 contant gestort. De betreffende stortingsbewijzen zijn door de verdachte ondertekend. Daarnaast blijkt eveneens uit de eerder genoemde handgeschreven notitie dat de verdachte weet had van de aanwezigheid van contante gelden. [naam 1] verklaarde bij de politie dat de verdachte grote sommen geld bij hem heeft gezien. Ook lag er een bedrag van bijna € 18.000,00 verspreid door de woning en stond de handtekening van de verdachte onder de factuur van de aankoop van het appartement in Turkije. Het voorgaande maakt dat het hof de verklaring van de verdachte dat zij geen weet had van de criminele herkomst ongeloofwaardig acht en die terzijde schuift. Daarbij weegt mee dat de verdachte een politieambtenaar was; het kan redelijkerwijs niet anders zijn dan dat als de verdachte echt te goeder trouw zou zijn geweest, (kort gezegd) alle spreekwoordelijke alarmbellen hadden moeten afgaan.
Vermenging
Het geld dat [naam 1] aan belasting had moeten afdragen, is vermengd geraakt met legale gelden. De uit de belastingontduiking verkregen gelden zijn naar het oordeel van het hof niet individualiseerbaar. Er is namelijk geen duidelijk beeld van de inkomsten en de kosten van [naam 1] uit [website] en uit [rijschool] , onder meer door het ontbreken van een behoorlijke administratie. Dit heeft tot gevolg dat het gehele vermogen aangemerkt dient te worden als in ieder geval deels van misdrijf afkomstig. Het hof roept voorts in herinnering zijn overweging dat de door [naam 1] gegeven verklaring, geen verklaring vormt voor de contante stortingen in Turkije in 2012.
Medeplegen
De verdachten hebben nauw en bewust samengewerkt in het geheel. Zij stortten beiden op de bankrekeningen, zetten alles op naam van de verdachte, zorgden ervoor – in het kader van de aankoop van het restaurant [restaurant] – dat er op schrift gestelde verklaringen waren van de verdachte om de contante gelden te verantwoorden en leefden samen van dit alles. Ook de verdachte maakte gebruik van de gelden. Zo kocht zij daarvan een appartement in [plaats] , werd er vanaf de ABN-AMRO rekening een keuken aangeschaft en hebben zij contante gelden gebruikt voor de voorziening in het levensonderhoud. Naar het oordeel van het hof is dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Dit laatste nu de witwashandelingen zich gedurende een langere periode structureel hebben voorgedaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2012 tot 27 mei 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, en haar mededader, (van) meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal EUR 251.138,00, bestaande uit contante stortingen op rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] en
- een geldbedrag van in totaal EUR 231.942,11 (deels bestemd voor de aankoop van een appartement, aangeschaft in [plaats] (Turkije)) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 17.793,27 (aangetroffen bij/tijdens de doorzoeking van het pand [adres 1] ) en
- een iPhone XS (aangetroffen bij/tijdens de doorzoeking van het pand [adres 1] ), ter waarde van EUR 1.301,50 en
- een personenauto, een Audi A3 met kentekennummer [kenteken 1] met een waarde van EUR 19.747,89 (zijnde het aankoopbedrag) en
- een personenauto, een Audi A3 met kentekennummer [kenteken 2] ,
heeft verworven en/of omgezet
en/of
de herkomst heeft verhuld en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemde voorwerpen was, terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft bepleit om in geval van een bewezenverklaring te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging, dan wel een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Uiterst subsidiair heeft hij verzocht om oplegging van een taakstraf van een zo laag mogelijk aantal uren, gelet op de zogenoemde VOG-problematiek. De verdachte heeft als gevolg van deze zaak reeds haar baan bij de politie verloren en is daarmee al genoeg gestraft. De verdachte is moeder van drie (jonge) kinderen en ervaart door de strafzaak veel spanning en stress, zoals uiteengezet in een e-mail van 17 mei 2023. Ook het tijdsverloop dient bij de straftoemeting in acht te worden genomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met haar toenmalig partner, gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) gewoontewitwassen van geldbedragen die afkomstig zijn uit (onder meer) belastingontduiking. Witwassen, en in het bijzonder gewoontewitwassen, is een ernstig feit omdat door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast wordt. De verdachten hebben nauw en bewust samengewerkt om (onder meer) de door [naam 1] verdiende gelden aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken. Dit deden zij onder andere door [naam 1] overal formeel gezien buiten het zicht te houden en alles op naam van de verdachte te zetten. Het hof rekent dit de verdachte zeer aan.
Strafverzwarend acht het hof dat de verdachte destijds een medewerker van de politie was en dat zij uit hoofde daarvan een voorbeeldfunctie had, welke voorbeeldfunctie zij niet heeft waargemaakt.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Het tijdsverloop leidt niet tot een ander oordeel.
Er is geen, althans onvoldoende, zicht op de totale omvang van de fraude, aangezien niet alle omzet van de ondernemingen van [naam 1] via de bankrekeningen liep, er veel contant geld gebruikt moet zijn om te voorzien in het levensonderhoud en [naam 1] geen toereikende administratie heeft bijgehouden. Bovendien is (kort gezegd) de belastingontduiking niet als verklaring gegeven voor de contante stortingen op de rekeningen bij de ING en Rabobank, alsmede die op de bankrekening in Turkije in 2012. Gezien de lange periode en de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen gaat het hof uit van een fors benadelingsbedrag. De jarenlange duur van het gewoontewitwassen en het medeplegen daarvan weegt het hof als strafverzwarend.
Het hof weegt echter ook mee dat de verdachte haar baan bij de politie heeft verloren als gevolg van deze strafzaak en heeft het hof kennis genomen van de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof neemt tot slot in acht dat de redelijke termijn in hoger beroep met iets minder dan een maand en in eerste aanleg met enkele dagen is overschreden, maar volstaat – gelet op de geringe overschrijding en nu de totale duur binnen vier jaren blijft – met de constatering daarvan.
Alles afwegende acht het hof een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De door de advocaat-generaal gevorderde straffen doen onvoldoende recht aan de ernst van het feit. Dat de verdachte moeder is van drie (jonge) kinderen, maakt niet dat deze gevangenisstraf achterwege kan blijven.

Beslag

Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto [kenteken 2] AUDI A3 2015 Kl: zwart (5512247)
3. Geld: € 17.793,27.
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2. 1 STK Zaktelefoon IPHONE [nummer] .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. B.E. Dijkers en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2023.
mr. L.F. Roseval is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.