Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
principaal appelgeconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk zal vernietigen en gedeeltelijk zal bekrachtigen en, voorts, de huurovereenkomst zal ontbinden en [geïntimeerde] zal veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, het dictum van het bestreden vonnis onder 3.1 tot en met 3.3 zal bekrachtigen, [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van het bedrag aan ingehouden huurbedragen en servicekosten tot het einde van de huurovereenkomst (met wettelijke rente) en [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van de afrekening servicekosten over 2020 ten bedrage van € 1.976,25 (met wettelijke rente), met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten. In
incidenteel appelheeft [appellant] geconcludeerd dat het hof dit beroep zal verwerpen, met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten.
principaal appelgeconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen voor zover de vorderingen van [appellant] daarbij zijn afgewezen, met beslissing over de proceskosten. In
incidenteel appelheeft [geïntimeerde] geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voor zover de vorderingen van [appellant] daarbij zijn toegewezen en die vorderingen alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
2.De feiten
3.De beoordeling
Artikel 5: Huurprijs
incidentele grief 1faalt.
incidentele grief 2eveneens moet worden verworpen.
principale grief 4slaagt.
volledigehuursom vanaf die datum (met de wettelijke rente) op zijn plaats is. Overigens volgt uit de door [appellant] in het geding gebrachte stukken (zie productie 2 bij memorie van grieven) dat [geïntimeerde] vanaf maart 2021 weer de volledig huur heeft voldaan, in elk geval tot en met juli 2021. Dat laat onverlet dat in de tussenliggende periode dan in elk geval een achterstand van € 1.500,00 is ontstaan.
iederetekortkoming een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Daarnaast heeft de kantonrechter volgens [appellant] ten onrechte de tenzij-bepaling van datzelfde artikel ambtshalve toegepast, waarmee zij ten onrechte buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Bovendien heeft de kantonrechter, aldus [appellant] , de grote omvang van het door [geïntimeerde] aan [appellant] verschuldigde bedrag niet meegewogen, evenmin als het feit dat [geïntimeerde] dit achterstallige bedrag nooit zal kunnen betalen. Ten slotte heeft volgens [appellant] de kantonrechter ten onrechte overwogen dat [geïntimeerde] door ontbinding en ontruiming hard zal worden getroffen, omdat de kantonrechter dat niet kon beoordelen, onder meer omdat [geïntimeerde] wellicht bij zijn zwangere vriendin kan intrekken.
principale grief 1en
principale grief 2slagen en dat
principale grief 3– die het hof niet als afzonderlijke grief tegen het bestreden vonnis beschouwt –
als griefbuiten beoordeling blijft.
principale grief 5slaagt.