ECLI:NL:GHAMS:2023:1554

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.294.629/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bewijslevering in hoger beroep inzake onrechtmatige daad en grafologisch onderzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep van een civiele zaak waarin [appellante] B.V. en [geïntimeerde] betrokken zijn. Het hof heeft op 4 juli 2023 een tussenuitspraak gedaan, voortbouwend op een eerder tussenarrest van 7 februari 2023. In het tussenarrest werd geoordeeld dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante]. De zaak draait om de vraag of een handtekening op een document, dat door [geïntimeerde] is gepresenteerd, authentiek is. Het hof had eerder overwogen om een grafologisch onderzoek te laten uitvoeren, maar heeft besloten dit niet te gelasten omdat het onderzoek geen redelijk doel dient. Dit besluit is genomen na advies van ing. Verhulst, die aangaf dat een onderzoek naar de echtheid van de handtekening op basis van een fotokopie niet zinvol is.

Het hof heeft [geïntimeerde] de gelegenheid gegeven om door het horen van getuigen te bewijzen dat [appellante] heeft ingestemd met de door [geïntimeerde] geclaimde premies over de jaren 2016 tot en met 2019. De getuigen zullen worden gehoord door mr. R.J.M. Smit, die als raadsheer-commissaris is benoemd. De zaak is verwezen naar de rol van 18 juli 2023 voor het opgeven van verhinderdata door partijen. Het hof houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.294.629/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8519045 \ CV EXPL 20-2004
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 juli 2023
inzake
[appellante] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel, tevens geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. P.F. Keuchenius te Hoorn,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel, tevens appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.W.C. Bruins te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft op 7 februari 2023 een tussenarrest uitgesproken (verder: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar het tussenarrest verwezen.
Ingevolge het tussenarrest hebben beide partijen een akte genomen. [geïntimeerde] heeft het bij het tussenarrest opgevraagde stuk ter griffie doen deponeren.
Ten slotte is wederom arrest is gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In de overwegingen 3.5.1 tot en met 3.5.8 van het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde] (op de aldaar aangegeven gronden) onrechtmatig jegens [appellante] heeft gehandeld. In het kader van de bespreking van de vraag wat de schade is die [appellante] als gevolg van deze onrechtmatige daad van [geïntimeerde] heeft geleden, is het hof in de overwegingen 3.6.5 e.v. van het tussenarrest ingegaan op de door [appellante] betwiste stelling van [geïntimeerde] dat (het origineel van) het eerste blad van productie 15 door [naam 1] , de bestuurder van [appellante] , (verder: [naam 1] ) is ondertekend en geparafeerd. Het hof heeft overwogen dat het allereerst wenste te laten onderzoeken of voormelde handtekening en paraaf echt of vals zijn, dat wil zeggen al dan niet door [naam 1] op dat stuk zijn geplaatst. Voorts was het hof voornemens om ing. [naam 2] als grafologisch deskundige te benoemen teneinde over deze kwestie duidelijkheid te verkrijgen. Het hof heeft vragen geformuleerd en de zaak naar de rol verwezen opdat partijen zich tegelijkertijd bij akte zouden uitlaten over de persoon van de deskundige, de aan deze te stellen vragen en de hoogte van het gevraagde voorschot. [appellante] diende tevens aan te geven of [naam 1] bereid was zijn medewerking aan dit onderzoek te verlenen. Ten slotte heeft het hof het volgende overwogen:
“3.6.8. Omdat geen origineel van het te onderzoeken stuk beschikbaar is, merkt het hof nu reeds het volgende op. In het algemeen verdient het de voorkeur dat een grafologisch onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een origineel document. Echter, niet uitgesloten kan worden dat op basis van een fotokopie met vrucht kan worden beoordeeld of de op het originele stuk voorkomende handtekening en paraaf door [naam 1] zijn geplaatst. Daarom zal het hof [geïntimeerde] nu reeds gelasten een rechtsreeks van het origineel gemaakte fotokopie van het stuk ter griffie te deponeren. Hierna zal het hof, tenzij de akten van partijen alsnog aanleiding geven geen grafologisch onderzoek te gelasten, dit stuk aan de te benoemen deskundige doen toekomen opdat deze – voor partijen kosteloos – beziet of het te onderzoeken exemplaar door middel van – kort gezegd – manipulatie (knip- en plakwerk of anderszins) tot stand is gekomen en of het beoogde grafologisch onderzoek op basis van die fotokopie kan worden uitgevoerd. Vervolgens zal het hof bij een volgend arrest partijen van de uitkomst van een en ander op de hoogte stellen en hetzij het eerder aangekondigde deskundigenonderzoek gelasten hetzij – zonder dat onderzoek te gelasten – verder beslissen, in welk geval voorshands in de rede ligt dat [geïntimeerde] een bewijsopdracht ter zake en/of met betrekking tot de instemming door [appellante] met het door [geïntimeerde] aan premies over 2016 tot en met 2019 geclaimde bedrag zal worden gegeven.”
2.2.
Nadat partijen een akte hadden genomen en [geïntimeerde] het te onderzoeken stuk ter griffie had doen deponeren, heeft het hof ing. Verhulst bij brief van 12 juni 2023 gevraagd of hij kon beoordelen of het mogelijk en zinvol was het gedeponeerde stuk (een fotokopie) deskundig te onderzoeken ten aanzien van de vraag of het (bedoeld wordt: het origineel ervan) al dan niet door middel van – kort gezegd – manipulatie (knip- en/of plakwerk of anderszins valselijk) tot stand is gekomen. Bij brief van 15 juni 2023 heeft de advocaat van [appellante] het hof doen weten dat het lijkt alsof door deze formulering de vraag wordt omgedraaid: de deskundige wordt gevraagd of een onderzoek zinvol is naar de vraag of het stuk al dan niet door manipulatie tot is stand is gekomen, terwijl de vraag is of de echtheid van het stuk met handtekening wel kan worden bewezen, dit in relatie tot de mogelijkheid van een knip- en plakwerk, nu slechts deze kopie voorhanden is. De advocaat oppert dat de deskundige hier (kennelijk van het hof) nog een nadere toelichting op kan ontvangen, bijvoorbeeld dat het niet gaat om de vaststelling dat er sprake is van knip- en plakwerk (wat de deskundige bij deze vraagstelling zou kunnen denken), maar om de (mogelijkheid van) vaststelling van de echtheid van de handtekening op het te onderzoeken stuk.
2.3.
Ing. Verhulst heeft het hof bij brief van – eveneens – 15 juni 2023 onder meer het volgende doen weten:
“Een onderzoek aan deze kopie met betrekking tot de onderzoeksvraag of er al dan niet sprake is van manipulatie lijkt in dit geval niet zinvol. De handtekening en paraaf bevinden zich in de vrije “witte” ruimte op het blad waardoor er geen uitsluitsel gegeven kan worden over de vraag of er al dan niet sprake is van manipulatie. De handtekening en paraaf kunnen zijn gezet op een document dat is door gekopieerd, maar het kan ook zijn dat deze door middel van listige kunstgrepen (digitaal knip- en plakwerk) zijn aangebracht.”
2.4.
Wat er zij van voormelde brief van de advocaat van [appellante] ( [appellante] heeft in haar akte na tussenarrest opgemerkt, zakelijk, dat de bewuste handtekening en paraaf vermoedelijk wel van [naam 1] zijn, maar als pdf van een ander document zijn gehaald en op het gekopieerde stuk geplakt), uit de zojuist geciteerde brief van ing. Verhulst volgt dat een (door hem) uit te voeren deskundig onderzoek ter zake gedoemd is te mislukken en daarom geen redelijk doel dient. Het hof zal een dergelijk onderzoek daarom niet gelasten.
2.5.
In de laatste volzin van overweging 3.6 van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat, als het grafologisch onderzoek niet zou worden gelast, in de rede ligt dat [geïntimeerde] “een bewijsopdracht ter zake en/of met betrekking tot de instemming door [appellante] met het door [geïntimeerde] aan premies over 2016 tot en met 2019 geclaimde bedrag” zal worden gegeven.
2.6.
Gezien al het voorgaande zal het hof [geïntimeerde] ambtshalve in de gelegenheid stellen door het horen van getuigen te bewijzen dat [appellante] heeft ingestemd met het door [geïntimeerde] aan premies over 2016 tot en met 2019 geclaimde bedrag.
2.7.
In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
laat [geïntimeerde] toe om door het horen van getuigen te bewijzen dat [appellante] heeft ingestemd met het door [geïntimeerde] aan premies over 2016 tot en met 2019 geclaimde bedrag;
bepaalt dat de getuigen, indien [geïntimeerde] dat wenst, zullen worden gehoord door mr. R.J.M. Smit, bij dezen tot raadsheercommissaris benoemd, die daartoe op een nader te bepalen tijdstip zitting zal houden in een der lokalen van het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam;
verwijst de zaak naar de rol van 18 juli 2023 voor het door partijen opgeven van verhinderdata over de maanden oktober, november en december 2023;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, I.A. Haanappel-van der Burg en T.S. Pieters en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.