ECLI:NL:GHAMS:2023:1509
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens niet handhaven door verdachte
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 augustus 2020 is gewezen in de strafzaken met de parketnummers 15-021865-20 en 15-162647-18. Tijdens de zitting op 15 juni 2023 heeft de verdachte echter aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. De raadslieden van de verdachte hebben dit bevestigd, en er is geen schriftelijke indiening van grieven gedaan. De advocaat-generaal en de benadeelde partijen hebben ook geen belang bij nader onderzoek naar voren gebracht. Gezien deze omstandigheden heeft het hof, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters H.A. Stalenhoef, S. Jongeling en D.A.G. van Toor zitting hadden. De uitspraak vond plaats op de openbare terechtzitting van 15 juni 2023, waarbij mr. R.M. ter Horst als griffier aanwezig was. De rechters Stalenhoef, van Toor en ter Horst waren niet in staat het arrest mede te ondertekenen.