Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
De hier bedoelde registergoederen zijn destijds met eigen middelen aangekocht (derhalve zonder geldlening van 1 of meer derden) en zijn daarna (mede)bewoond geweest door onze 2 kinderen. Voorzover ten deze van belang verwijs ik hier verder nog naar een recente uitspraak van de KvN Den Bosch 19 oktober 2020, nr SHE/2020/11 (ECLI:NL:TNORSHE:2020:22) waarbij het in het daar concrete geval een notaris werd toegestaan en onder de daar gestelde voorwaarden te beleggen in onroerend goed”.
in [plaats 1] .
4.De klacht
5.Beoordeling
,in de jaarlijkse verslagstaten die de notaris bij het BFT heeft ingediend het opgegeven ‘overig onroerend’ niet nader is gespecificeerd. De financiële situatie van het kantoor van de notaris gaf het BFT ook geen aanleiding om al vanaf 2011 de door de notaris overgelegde jaarstukken nader te onderzoeken. Pas nadat het BFT een (eigen) onderzoek was gestart, op 25 september 2019, heeft het BFT kennis kunnen nemen van de gedragingen waarop de klacht ziet. Nu de klacht binnen de wettelijke termijn van drie jaar is ingediend kan het BFT in zijn klacht worden ontvangen.
Kamerstukken II20032004, 29 212, nr. 3, blz. 3-4):
In artikel 17, derde lid, is tot uitdrukking gebracht dat het de notaris verboden is te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen. Alleen als hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed of de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad zijn deze activiteiten wel toegestaan.
Kamerstukken II20032004, 29 212, nr. 7, blz. 1-2):
Door de verplichte inschakeling van de notaris bij de levering van onroerende zaken en de uitgifte en levering van aandelen op naam in naamloze en besloten vennootschappen ligt een dergelijk verbod voor de notaris het meest voor de hand.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand.