ECLI:NL:GHAMS:2023:1480

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.292.894/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar authenticiteit van document en handtekening

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 20 juni 2023, wordt een deskundigenonderzoek gelast naar de authenticiteit van een document en de handtekening daarop. De zaak betreft een hoger beroep waarin de appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Zwiers, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat P. Tijsterman, betrokken zijn. Het hof verwijst naar eerdere tussenarresten van 13 september 2022 en 17 januari 2023 en naar een rolbeslissing van 21 februari 2023. De appellant heeft in een brief aan het hof aangegeven dat een origineel exemplaar van het document noodzakelijk is om de vraag naar mogelijke manipulatie te kunnen beantwoorden. Het hof concludeert dat, ondanks de beperkingen van onderzoek op basis van een kopie, het deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de vragen over de authenticiteit van het document en de handtekening te kunnen beantwoorden. Het hof gelast een deskundigenbericht en stelt specifieke vragen aan de deskundige, die door de partijen binnen twee weken van de benodigde documenten moet worden voorzien. De deskundige, Ing. [naam 2], verbonden aan [bedrijf] B.V., zal het onderzoek zelfstandig uitvoeren en moet binnen een bepaalde termijn rapporteren. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat het deskundigenonderzoek is afgerond.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.292.894/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/298214 / HA ZA 20-30
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 juni 2023
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. R. Zwiers te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: P. Tijsterman te Uithoorn.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft op 21 februari 2023 een rolbeslissing gegeven. Voor het eerdere verloop van het geding in hoger beroep wordt naar die rolbeslissing en de tussenarresten van 13 september 2022 en 17 januari 2023 verwezen.
Partijen hebben vervolgens, tegelijk, een akte uitlating na rolbeslissing genomen.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In de aan de rolbeslissing gehechte brief aan het hof van 9 februari 2023 heeft [naam 1] , directeur van het [bedrijf] B.V., onder meer het volgende geschreven:
“Om de vraag “is er sprake van manipulatie (knip- en plakwerk of anderszins)?” volledig te kunnen beantwoorden is een origineel exemplaar nodig. Onderzoek op basis van een kopie levert beperkingen op. Er kan namelijk nooit volledig worden uitgesloten dat er sprake van montage (knip- en plak werk is). Wel kan onderzocht worden of er sporen van montage zichtbaar zijn, het zegt echter uiteindelijk niets of er sprake is geweest van montage.
Tevens kan een onderzoek uitgevoerd worden naar de authenticiteit van een handtekening middels een vergelijkend schriftonderzoek. Hiervoor zijn 5-15 referentiehandtekeningen nodig van betrokkene. Bij dit onderzoek hebben wij echter ook te maken met de beperkingen die gelden bij onderzoek op basis van een kopie. Wel zal worden onderzocht of er sporen van montage zichtbaar zijn.”
2.2.
Hoewel aan [appellant] kan worden toegegeven dat in deze brief niet is vermeld welke beperkingen (precies) gelden bij een vergelijkend schriftonderzoek op basis van een kopie, impliceert dit niet dat een dergelijk onderzoek zinloos is. Iets anders kan in de zojuist geciteerde brief ook niet worden gelezen. Uit het onderzoek zal moeten blijken of en in hoeverre die beperkingen aan de beantwoording van de vragen in de weg staan. Daarom ziet het hof geen reden terug te komen van zijn in het tussenarrest van 13 september 2022 neergelegde voornemen een deskundigenonderzoek te gelasten en zal dit onderzoek thans worden gelast. De aan de deskundige te stellen vragen zullen enigszins worden aangepast vanwege het feit dat het onderzoek op basis van een kopie zal moeten worden uitgevoerd.
2.3.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
gelast een deskundigenbericht met betrekking tot de volgende vragen:
1. Met welke mate van zekerheid of waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat het te onderzoeken stuk, gedateerd 18 mei 2015, door middel van montage tot stand is gekomen?
2. Met welke mate van zekerheid of waarschijnlijkheid kan, in aanmerking genomen dat het te onderzoeken stuk niet origineel is, worden vastgesteld dat de handtekening op dit stuk al dan niet door [appellant] is geplaatst?
3. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
benoemt tot deskundige:
Ing. [naam 2] , verbonden aan het [bedrijf] B.V., waarvan het adres is:
[adres]
[postcode] [plaats] ;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest, van de tussenarresten van 13 september 2022 en 17 januari 2023 en van de rolbeslissing van 21 februari 2023 aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen binnen twee weken na dit arrest kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en om in het deskundigenbericht te doen blijken dat aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de inhoud van de opmerkingen en/of verzoeken;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek overigens zelfstandig – in de zin van artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat wil zeggen niet onder leiding van het hof – zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundige te bepalen tijdstip;
verstaat dat [appellant] heeft toegezegd aan dit onderzoek te zullen meewerken;
bepaalt dat de deskundige een voorschot toekomt van € 2.250,00 exclusief btw;
bepaalt dat partijen ieder de helft van dit bedrag dienen te voldoen; zij zullen daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota ontvangen met betaalinstructies; het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling door beide partijen van het desbetreffende voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige dan pas met het onderzoek behoeft te beginnen;
bepaalt dat de deskundige uiterlijk twee maanden na voormelde kennisgeving een conceptbericht aan partijen zal toesturen, waarna partijen de gelegenheid krijgen daarop binnen vier weken te reageren;
bepaalt dat de deskundige vervolgens uiterlijk één maand na die reacties in drievoud een schriftelijk en ondertekend definitief bericht, waarin wordt gereageerd op hetgeen partijen naar aanleiding van de conceptrapportage hebben opgemerkt, zal inleveren ter griffie van het hof, alsmede, dat de griffier onverwijld een afschrift daarvan naar partijen zal sturen;
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit definitieve bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van zaaknummer 200.292.804/01;
bepaalt dat partijen zich vervolgens (tegelijk) bij akte over het definitieve bericht kunnen uitlaten, zulks op een door na de ontvangst daarvan door het hof te bepalen roldatum, gelegen circa vier weken na die ontvangst;
bepaalt dat partijen in beginsel niet meer op elkaars akte zullen mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, R.J.M. Smit en I.A. Haanappel-van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.