ECLI:NL:GHAMS:2023:146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
23-003953-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake poging tot oplichting met valse documenten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985, was aangeklaagd voor het opzettelijk afleveren en voorhanden hebben van valse documenten, en voor poging tot oplichting. De tenlastelegging betrof het indienen van valse bankrekeningafschriften en loonstroken bij een kredietverstrekker op 28 februari 2017, met het doel een doorlopend krediet van € 45.000 te verkrijgen. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 24 november 2020 en 12 januari 2023 heeft de verdachte ontkend schuldig te zijn aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de valsheid van de documenten en dat deze door een collega waren geregeld. Het hof oordeelde echter dat de verdachte opzet had op het voorhanden hebben en afleveren van de valse documenten, en dat zij wist dat deze documenten bestemd waren voor gebruik als ware ze echt en onvervalst. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf op van 150 uren, met een vervangende hechtenis van 75 dagen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003953-18
datum uitspraak: 26 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 30 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-099800-18 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1985,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2020 en 12 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 28 februari 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland opzettelijk valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een of meer bankrekeningafschriften, en/of
- een of meer loonstroken
heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst;
2.
zij op of omstreeks 28 februari 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer01] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het verstrekken van een doorlopend krediet van (ongeveer) 45.000 euro, valse of vals opgemaakte bankrekeningafschriften en/of loonstroken heeft verstrekt, als ware dat geschrift echt en onvervalst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere beslissing ten aanzien van de bewezenverklaring komt, alsook tot een deels andere kwalificatie en een andere strafoplegging dan de politierechter.

Bespreking bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd. Hiertoe heeft de raadsman, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De verdachte heeft van meet af aan ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen haar ten laste is gelegd. De documenten die de verdachte ten behoeve van haar kredietaanvraag bij [slachtoffer01] , ingediend op 28 februari 2017, heeft aangeleverd zijn door een collega voor haar geregeld. De verdachte heeft destijds niet onderkend dat deze documenten vals waren; zij heeft deze documenten toegezonden aan de kredietverstrekker zonder van de inhoud daarvan te hebben kennis genomen. Op het moment van toezenden van de documenten wist de verdachte dus niet dat deze vals waren. Pas later, op 7 maart 2017, bekeek zij de documenten en zag zij dat dat deze vals waren. Zij heeft toen haar kredietaanvraag ogenblikkelijk geannuleerd. Op dat moment had zij nog niemand van [slachtoffer01] gesproken. Zij heeft derhalve nimmer het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling gehad, evenmin heeft zij opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het afleveren dan wel voorhanden hebben van valse documenten gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft op 28 februari 2017 online via [website01] een kredietaanvraag voor een doorlopend krediet van € 45.000,00 gedaan bij [slachtoffer01] . Ter onderbouwing van deze kredietaanvraag heeft de verdachte onder andere een op haar naam gesteld ING bankafschrift van 28 februari 2017 alsmede twee op haar naam gestelde salarisspecificaties van haar werkgever, [bedrijf01] B.V. betreffende het loon van januari 2017 en februari 2017 aan [slachtoffer01] doen toekomen. De beide specificaties vermelden de betaling van een netto loon per maand van € 2.473,19 op de bankrekening van de verdachte bij de ING bank. [slachtoffer01] concludeerde na onderzoek dat zowel het ING bankafschrift als de salarisspecificaties vals bleken te zijn.
Niet in geschil is dat voornoemde bescheiden vals zijn. De verdachte heeft dit immers erkend en verklaard dat zij voor haar werkzaamheden voor [bedrijf01] B.V. cash werd betaald en dat zij haar salaris nimmer via de bank heeft ontvangen. De vraag die voorligt is of de verdachte op het moment dat zij betreffende documenten aan [slachtoffer01] deed toekomen ermee bekend was dat het ging om valse documenten. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Dat de verdachte de betreffende documenten ‘blindelings’ aan de kredietverstrekker heeft toegezonden, zonder op enige wijze van de inhoud daarvan kennis te hebben genomen, komt het hof als volstrekt ongeloofwaardig voor en het hof zal die lezing derhalve om die reden reeds terzijde schuiven. Het gaat immers om een niet-dagelijkse transactie ter verkrijging van een krediet voor een zeer groot bedrag, waarbij het (bijna) niet voorstelbaar is dat de aanvrager geen enkele van de diverse aan te leveren officiële documenten inziet voordat deze worden ingestuurd, temeer het voor haar duidelijk moet zijn geweest dat de betreffende documenten van belang waren voor de toekenning van het door haar zelf aangevraagde doorlopende krediet. De verdachte heeft nog verklaard dat zij ten tijde van de aanvraag niet helder was, omdat zij medicijnen slikte. Welke gevolgen hieraan zouden moeten worden verbonden is door de verdachte, noch door haar raadsman gesteld. Voor zover hiermee de verdachte heeft willen betogen dat zij door deze verminderde helderheid (verminderd) toerekenbaar heeft gehandeld volgt het hof deze redenering niet, nu deze mogelijke omstandigheid de verdachte immers ook niet weerhouden heeft tot indiening van de kredietaanvraag.
De verdachte heeft derhalve naar het oordeel van het hof opzet gehad op het voorhanden hebben en afleveren van de valse documenten met het oogmerk [slachtoffer01] te bewegen tot het verstrekken van het door haar aangevraagd krediet.
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op of omstreeks 28 februari 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een bankrekeningafschrift en
- loonstroken, heeft afgeleverd en voorhanden gehad, terwijl zij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst;
2.
zij op of omstreeks 28 februari 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [slachtoffer01] te bewegen tot het verlenen van een dienst, te weten het verstrekken van een doorlopend krediet van 45.000 euro, een vals opgemaakt bankrekeningafschrift en loonstroken heeft verstrekt, als ware die geschriften echt en onvervalst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht in geval van een bewezenverklaring te volstaan met het uitspreken van een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, subsidiair te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke geldboete, meer subsidiair een werkstraf. De raadsman heeft daartoe gewezen op het feit dat de verdachte een
first offenderis, dat zij voor haar huidige baan een Verklaring Omtrent het Gedrag nodig heeft en dat zij al voldoende nadeel heeft ondervonden van haar misstap doordat haar bankrekening dientengevolge is geblokkeerd en zij voor de duur van 8 jaren op een zwarte lijst is geplaatst. Bovendien dateren de feiten inmiddels van 5 jaar geleden. Ook het feit dat het gaat om een eenmalige, niet professionele gedraging van de verdachte, waaruit zij geen voordeel heeft bekomen, het bij een poging is gebleven en de verdachte aan het opsporingsonderzoek heeft meegewerkt, zijn factoren die tot strafmatiging nopen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft valse loonstroken en een vals bankafschrift bij [slachtoffer01] aangeleverd ter verkrijging van een doorlopend krediet van € 45.000,00. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan dergelijke documenten wordt en moet kunnen worden toegekend ernstig geschaad. Zij heeft hierbij slechts oog gehad op haar eigen financieel gewin. Voor dit handelen heeft de verdachte op geen enkele wijze haar verantwoordelijkheid genomen, ook niet ten overstaan van het gerechtshof.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 december 2022 waaruit blijkt dat zij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van 170 uren passend en geboden. Een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of een maatregel dan wel een voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman is bepleit, acht het hof, gelet op de ernst van de feiten, niet passend.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding naast een onvoorwaardelijke taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen nu de verdachte
first offenderis en sinds de ten laste gelegde feiten niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Het hof slaat wel acht op de omstandigheid dat in deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte heeft op 6 november 2018 hoger beroep ingesteld en het hof wijst eerst op 26 januari 2023 – dus ruim 4 jaar later – arrest. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat in die zin dat de op te leggen taakstraf van 170 uren met 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, zal worden gematigd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. J.W.P. van Heusden en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2023.
=========================================================================
[…]
[…]