Op 22 juni 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de verdachte, een rechtspersoon, die schuldig is bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrift door het voorhanden hebben van een valse factuur. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor dit feit en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ter zake van een ander feit. De verdachte heeft beperkt hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor het eerste feit.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 juni 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een factuur van € 8.568,00 heeft ontvangen en betaald aan een ander bedrijf, terwijl er geen zakelijke relatie bestond en de werkzaamheden niet zijn verricht. Dit werd gezien als een poging om een politieke partij te steunen door middel van een valse factuur.
Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd en een geldboete van € 750,00 opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en het tijdsverloop, maar heeft geoordeeld dat een rechterlijk pardon niet op zijn plaats was. De redelijke termijn van de procedure is overschreden, maar dit heeft niet geleid tot een matiging van de straf, gezien de beperkte omvang van de geldboete. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.