ECLI:NL:GHAMS:2023:1441

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
200.321.845/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging arbitrale vonnissen en uitleg van contractuele bepalingen met betrekking tot arbitrageclausule

In deze zaak heeft eiseres, [eiser] S.A.R.L., een vordering ingediend tot vernietiging van arbitrale vonnissen die zijn gewezen door het Scheidsgerecht van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (SGOA). De vordering is gebaseerd op de stelling dat er geen rechtsgeldig arbitragebeding zou zijn overeengekomen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 20 juni 2023 geoordeeld dat de verwijzing naar de algemene voorwaarden, waarin het arbitragebeding is opgenomen, voldoende duidelijk was en dat de partijen, als zakelijke deelnemers aan het rechtsverkeer, geacht worden de betekenis van deze verwijzing te begrijpen. Het hof heeft het Haviltex-criterium toegepast om de overeenkomst uit te leggen en geconcludeerd dat de algemene voorwaarden, inclusief de arbitrageclausule, rechtsgeldig zijn overeengekomen. De vordering van [eiser] tot vernietiging van de arbitrale vonnissen is afgewezen, en [eiser] is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.321.845/01
zaaknummer Scheidsgerecht SGOA: SGOA 2022/003A
Arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 juni 2023
inzake
[eiser] S.A.R.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.J.G. Pennings te Eindhoven,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Vordering tot vernietiging arbitraal vonnis afgewezen. Arbitragebeding rechtsgeldig overeengekomen.

2.Het verloop van het geding

[eiser] heeft bij dagvaarding, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 januari 2023, gevorderd tot vernietiging van de vonnissen van het Scheidsgerecht van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (SGOA) van 7 juni 2022 en 19 oktober 2022, onder zaaknummer SGOA 2022/003A gewezen tussen [gedaagde] als eiseres tevens verweerster in reconventie en [eiser] als verweerster in conventie, tevens eiseres in reconventie.
[gedaagde] is 24 januari 2023 niet verschenen ter zitting, waarna 25 januari verstek is verleend.
Op 27 maart 2023 heeft [gedaagde] het verstek gezuiverd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- dagvaarding met vordering tot vernietiging van arbitrale vonnissen;
- akte [eiser] met overlegging producties;
- conclusie van antwoord van [gedaagde] , met producties.
- namens [gedaagde] is op 5 april 2023 nog een productie in het geding gebracht.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 april 2023.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 april 2023 doen bepleiten: [gedaagde] door mrs. G.G. Boeve en R.H.H. Vastmans, advocaten te Utrecht , [eiser] door mr. Pennings, allen aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Partijen hebben vragen beantwoord en inlichtingen verstrekt. Ten slotte is arrest gevraagd.
[eiser] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding en de kosten van de arbitrale procedure, met nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van voldoening.
[gedaagde] heeft geconcludeerd dat [eiser] niet ontvankelijk is in haar vordering althans dat deze moet worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] tot betaling van de volledige proceskosten van het geding.
[eiser] biedt in het geding bewijs aan van al haar stellingen met alle middelen rechtens, in het bijzonder het doen horen van getuigen.

3.Feiten

3.1
Tussen [gedaagde] en [eiser] is op 27 november 2020 een overeenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] zich jegens [eiser] heeft verbonden om werkzaamheden met betrekking tot software ontwikkeling te leveren.
3.2
Partijen verschillen van mening of de algemene voorwaarden, genaamd General Terms and Conditions (GTC), zoals opgesteld door Nederland ICT, op de tussen hen gesloten overeenkomst van toepassing zijn.
3.3
Als pre-ambule staat in de overeenkomst het volgende opgenomen:

Parties wish to document the made agreements by signing this “Contract”. These agreements should always be considered in conjunction with the General Terms and Conditions (GTC) in Annex 1, drawn up by the industry organization “Nederland ICT”. Excluded in the GTC are:
  • Module Algemeen/General articles 8.1-8.6, 9.4 and 15.1
  • Module 1 Software License (GTC 1) – This module is excluded
  • Module 3 Maintenance of Software (GTC 3) – This module is excluded as only development is taking place for now. Once an SLA will be in effect this module will need to be activated.
In case of a conflict between this Contract and its annexes, including the GTC, this Contract will prevail over the annexes. Terms beginning with a capital letter in this Contract are defined in the General Terms and Conditions, unless expressly defined in the Contract.”.
3.4
Aan het slot van de overeenkomst staat, direct boven de handtekeningen van partijen, het volgende:

The undersigned declares to have taken notice of attachment(s) listed below.”
en direct onder de handtekeningen van partijen:
“Annex 1 General Terms and Conditions (as defined by ICT-Office).”.
3.5
Artikel 16, lid 2 van de GTC bevat een arbitrageclausule voor geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen partijen en verwijst naar de arbitrage door SGOA.
3.6
Tussen partijen zijn geschillen over de nakoming van de overeenkomst ontstaan, waarbij [eiser] facturen van [gedaagde] onbetaald heeft gelaten. De overeenkomst is eind 2021 ontbonden. [eiser] heeft de facturen ook nadien onbetaald gelaten. [gedaagde] heeft zich vervolgens tot de SGOA gewend, waarna een scheidsgerecht is samengesteld. Na een tussen vonnis d.d. 7 juni 2022 heeft het scheidsgerecht bij eindvonnis d.d. 19 oktober 2022 [eiser] veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van € 206.126,-, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, kosten van rechtsbijstand en kosten van de arbitrage, welke kosten in totaal € 46.173,82 exclusief BTW bedragen.

4.Beoordeling

4.1
[eiser] vordert vernietiging van het tussen haar en [gedaagde] gewezen arbitrale tussenvonnis van 7 juni 2022 en eindvonnis van 19 oktober 2022. Zij baseert haar vordering op het ontbreken van een rechtsgeldig overeengekomen arbitrageclausule (art. 1065, lid 1, aanhef en sub a Rv.). Deze stelling van [eiser] is gebaseerd op het ontbreken van een rechtstreekse toepasselijkheidsverklaring van de GTC in het door partijen getekende contract. Bij de door partijen ondertekende overeenkomst zijn de GTC als bijlage bijgevoegd. Deze GTC waren ook al eerder per mail door [gedaagde] aan GTC ter beschikking gesteld.
4.2
Partijen verschillen van mening hoe bovenstaande bepalingen dienen te worden uitgelegd. [eiser] baseert haar vordering op het in de geciteerde tekst ontbreken van een ‘van toepassing verklaring’ van de GTC als algemene voorwaarden. De verwijzing naar de GTC (met de woorden ‘
in conjunction with’) zou slechts de strekking hebben van een uitleg van de in het contract zelf gebruikte bewoordingen. Elke directe toepasselijkheidsverklaring ontbreekt in de overeenkomst. Volgens [gedaagde] is de verwijzing naar de GTC helder genoeg. Mede omdat deze bepalingen telkens zijn meegezonden en deze ook als Annex 1 aan de overeenkomst zijn gehecht zijn deze op rechtsgeldige wijze tussen partijen overeengekomen.
4.3
Partijen verschillen over en weer van mening over de uitleg van de tussen hen gesloten overeenkomst, waarvan de tekst tussen hen vaststaat. Het hof dient, op basis van de stellingen van partijen, de tekst van de overeenkomst uit te leggen met toepassing van het zogenaamde Haviltex-criterium (zie HR 13-03-1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158): ”
Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die pp. in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen pp. behoren en welke rechtskennis van zodanige pp. kan worden verwacht.”.
4.4
[gedaagde] en [eiser] zijn beide professionele partijen, die geacht mogen worden de betekenis van een verwijzing naar algemene voorwaarden (zoals de GTC) te begrijpen. Gelet op de bewoordingen van de overeenkomst ligt een beperkte uitleg, zoals door [eiser] betoogd, niet voor de hand. De verwijzing naar de GTC heeft immers, zoals door [eiser] benadrukt, niet slechts betrekking op de woorden
‘in conjunction with’, maar ook op de eerste zin na de opsomming van de niet toepasselijke onderdelen van de GTC: “
In case of a conflict between this Contract and its annexes, including the GTC, this Contractwill prevail(onderstreping hof)
over the annexes.”.
4.5
Kan, zoals door [eiser] gedaan, ten aanzien van de bewoordingen ‘
in conjunction with’en de daarop volgende woorden “
Excluded in the GTC are…”nog worden betoogd (ook al is dat weinig waarschijnlijk) dat deze bepalingen allemaal zien op een verwijzing naar de GTC als kenbron voor de terminologie, zoals gebruikt in de overeenkomst, dit geldt niet voor de eerste zin nadien die bij een conflicterende uitleg juist expliciet kiest voor de inhoud van de overeenkomst zelf, boven de inhoud van de GTC als algemene voorwaarden. Deze ‘voorrangsregel’ impliceert dat beide regelingen van toepassing zijn, dus ook de GTC als algemene voorwaarden. Zonder toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is deze voorrangsregel immers zinloos. Aan het slot van het contract staat ook nog vermeld dat partijen kennis hebben genomen van de GTC. Gevoegd bij de vaststaande feiten dat de GTC zijn bijgevoegd bij de toezending van het uiteindelijk ondertekende contract én zijn genoemd in en gehecht aan het getekende contract staat daarmee naar het oordeel van het hof in voldoende mate vast dat de algemene voorwaarden (GTC) onderdeel uitmaken van hetgeen tussen partijen is overeengekomen.
4.6
Aangezien beide partijen te beschouwen zijn als zakelijke deelnemers aan het rechtsverkeer is er onvoldoende grond om de rechtsgeldigheid van een arbitrageclausule in de overeengekomen algemene voorwaarden aan te tasten. Met de algemene voorwaarden is daarom in dit geval ook de daarin vervatte arbitrageclausule rechtsgeldig. De vordering van [eiser] tot vernietiging, die louter op het ontbreken van die rechtsgeldigheid is gebaseerd, kan daarom niet slagen. De vordering zal worden afgewezen.
4.7
Ter terechtzitting heeft [eiser] nog een subsidiaire grondslag aan haar vordering toegevoegd. [gedaagde] heeft daartegen bezwaar gemaakt en er op gewezen dat zij zich niet heeft kunnen voorbereiden op deze wijziging. Desgevraagd heeft [eiser] de vraag waarom zij met deze uitbreiding van de grondslag van haar vordering heeft gewacht tot op de zitting niet kunnen beantwoorden. Het hof komt tot het oordeel dat [eiser] daarmee heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde. Het had op haar weg gelegen om deze wijziging eerder dan pas ter terechtzitting naar voren te brengen, temeer omdat zij voor dat late moment geen enkele, laat staan een afdoende, verklaring heeft kunnen geven. Het hof zal deze uitbreiding daarom niet toestaan. Ten overvloede merkt het hof dienaangaande nog op dat de motivering voor de aanvullende, subsidiaire grondslag (SGOA kan niet als een onafhankelijke rechterlijke instantie worden aangemerkt) als ‘blote stelling’, zonder enige feitelijke onderbouwing, niet tot toewijzing van het gevorderde had kunnen leiden.
4.8
De vordering tot vernietiging van de arbitrale vonnissen zal worden afgewezen. [eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden veroordeeld. Voor een veroordeling in de reëel gemaakte juridische kosten, zoals door [gedaagde] gevorderd, ziet het hof geen gronden nu niet aan de (hoge) daaraan te stellen vereisten is voldaan. Het hof merkt daarbij op dat de door [gedaagde] zelf opgestelde tekst ten aanzien van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet zodanig ‘klip en klaar’ was, dat gesteld kan worden dat [eiser] haar visie daarop niet ter beoordeling aan de rechter heeft mogen voorleggen.

5.Beslissing

Het hof:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 5.689,00 aan verschotten en € 8.632,00 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mr. T.S. Pieters, mr. H.T. van der Meer en mr. G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023