ECLI:NL:GHAMS:2023:144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
23-001051-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wederspannigheid en geweld tegen politieambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 april 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990, was aangeklaagd voor wederspannigheid en geweld tegen politieambtenaren in twee verschillende zaken. In zaak A, met parketnummer 13-158983-20, werd de verdachte beschuldigd van verzet tegen de aanhouding door zich met geweld los te rukken van de politie. In zaak B, met parketnummer 13-298492-20, werd de verdachte beschuldigd van verzet tegen een ambtenaar, waarbij de arm van de ambtenaar tussen de verdachte en een arrestantenvoertuig klem kwam te zitten, wat leidde tot pijn aan de onderarm van de ambtenaar.

Het hof heeft de tenlasteleggingen in beide zaken bewezen verklaard, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd als strafbaar beschouwd en kreeg een gevangenisstraf van vijf weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, toegewezen voor een bedrag van €150,00. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001051-22
datum uitspraak: 26 januari 2023
VERSTEK (niet gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 april 2022 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-158983-20 en 13-298492-20, alsmede 08-161255-19 (TUL) en 13-163399-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
in de zaak met parketnummer 13-158983-20 (verder: zaak A):
hij, op of omstreeks 15 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), [verbalisant01] (aspirant van politie Eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant02] (aspirant van politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door - zich (met hevige kracht) los te rukken en/of - zich (met hevige kracht) om te draaien en/of de pols(en) en/of onderarm(en) van die [verbalisant02] vast te pakken en/of die [verbalisant02] naar zich toe te trekken;
en in de zaak met parketnummer 13-298492-20 (verder: zaak B) (gevoegd):
hij op of omstreeks 24 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde partij01] (surveillant van de Politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door eenmaal of meermalen (met kracht) zijn arm(en), althans zijn lichaam in een andere richting te bewegen dan waar voornoemde [benadeelde partij01] deze/hem wilde brengen, waardoor de arm van voornoemde [benadeelde partij01] tussen hem, verdachte en het arrestantenvoertuig klem kwam te zitten (ten gevolge waarbij voornoemde [benadeelde partij01] pijn aan zijn onderarm heeft ondervonden).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd en omdat het hof tot een andere beslissing komt met betrekking tot een van de vorderingen tot tenuitvoerlegging. Verder zal het hof alsnog beslissen op de vordering van de benadeelde partij en beslissen op de in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde schadevergoedingsmaatregel.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in zaak A
hij op 15 juni 2020 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren, [verbalisant01] (aspirant van politie Eenheid Amsterdam) en [verbalisant02] (aspirant van politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door zich (met hevige kracht) los te rukken en zich (met hevige kracht) om te draaien en de polsen/onderarmen van die [verbalisant02] vast te pakken en die [verbalisant02] naar zich toe te trekken;
en in zaak B (gevoegd):
hij op 24 november 2020 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde partij01] (surveillant van de Politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door zijn arm en zijn lichaam in een andere richting te bewegen dan waar voornoemde [benadeelde partij01] deze/hem wilde brengen, waardoor de arm van voornoemde [benadeelde partij01] tussen hem, verdachte en het arrestantenvoertuig klem kwam te zitten ten gevolge waarbij voornoemde [benadeelde partij01] pijn aan zijn onderarm heeft ondervonden.
Hetgeen in zaak A en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde levert op:
telkens: wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van nog geen half jaar tot twee maal toe met geweld verzet tegen politieambtenaren op moment dat hij werd aangehouden. Dergelijk gedrag is bijzonder kwalijk, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat de desbetreffende ambtenaren erdoor in hun gezag worden aangetast. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens politieambtenaren in functie van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Politieambtenaren verrichten in onze samenleving een belangrijke publieke taak die gerespecteerd dient te worden. Burgers hebben mee te werken met de politie, ook wanneer zij worden aangehouden.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 december 2022 eerder meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld wegens wederspannigheid.
Het hof stelt verder vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijk gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] (zaak B)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00 terzake van immateriële schadevergoeding. Op deze vordering is mogelijk per abuis bij het vonnis waarvan beroep niet beslist. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging 13-163399-18

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2018 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 1000,- euro subsidiair 20 dagen hechtenis. In eerste aanleg is deze vordering afgewezen. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering af te wijzen.
Het hof acht met de advocaat-generaal termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

Vordering tenuitvoerlegging 08-161255-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 27 september 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. In eerste aanleg is deze vordering toegewezen. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering af te wijzen.
Het hof acht met de advocaat-generaal termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-158983-20 en in de zaak met parketnummer 13-298492-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-158983-20 en in de zaak met parketnummer 13-298492-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-298492-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-298492-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 24 november 2020.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Amsterdam van 25 november 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2018, parketnummer 13-163399-18, voorwaardelijk opgelegde geldboete ter hoogte van 1000,- euro subsidiair 20 dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Amsterdam van 10 november 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 27 september 2019, parketnummer 08-161255-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2023.
=========================================================================
[…]
[…]