In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 16 april 2019, waarin hij was veroordeeld voor poging tot zakkenrollerij. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewijsoverweging en strafoplegging gekomen. De verdachte werd beschuldigd van meermalen in vereniging met anderen te hebben geprobeerd goederen weg te nemen van slachtoffers, waarbij hij zich schouder aan schouder met zijn medeverdachte bevond en de handelingen uitvoerde met het oog op financieel gewin.
Het hof heeft de bewijsvoering van de verbalisant, die de verdachte en zijn medeverdachte op heterdaad had betrapt, als betrouwbaar beoordeeld. Ondanks de verdediging die stelde dat de verbalisant de handelingen verkeerd had geïnterpreteerd, concludeerde het hof dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de pogingen tot zakkenrollerij. De verdachte werd schuldig bevonden aan drie pogingen tot zakkenrollerij, maar het hof sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen.
Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 80 dagen opgelegd, in plaats van de eerder door de politierechter opgelegde drie maanden, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof benadrukte dat dergelijke misdrijven veelal leiden tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en dat de verdachte geen respect had getoond voor andermans eigendommen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.