ECLI:NL:GHAMS:2023:1414

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
23-002052-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en bewezenverklaring van diefstal met geweld en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1992, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een nieuwe bewezenverklaring gegeven. De verdachte heeft op 15 januari 2018 samen met anderen de aangever in Rotterdam beroofd van 2.000 euro en bitcoins, waarbij geweld is gebruikt. De aangever werd gemaskerd benaderd, vastgebonden en met een mes en vuurwapens bedreigd. Het hof heeft de verklaringen van de aangever als betrouwbaar aangemerkt, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal van een horloge en een telefoon, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De straf is vastgesteld op 18 maanden gevangenisstraf, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de diefstal schade heeft geleden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij materiële en immateriële schade is vergoed.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002052-22
datum uitspraak: 20 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 augustus 2021 in de strafzaak onder parketnummer 10-660030-18 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Rotterdam en/of Spijkenisse tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- 2.000 euro, en/of
- een telefoon, en/of
- een of meer bitcoins, en/of
- een horloge (merk Rolex)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van
- 2.000 euro, en/of
- een telefoon, en/of
- een of meer bitcoins, en/of
- een horloge (merk Rolex),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer01] in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zich gemaskerd aan die [slachtoffer01] opdringen, en/of
- die [slachtoffer01] de kelderbox intrekken, en/of
- vastbinden/vasttapen van de benen en/of polsen van die [slachtoffer01] , en/of
- ( met kracht) slaan en/of schoppen in/op/tegen gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer01] , en/of
- ( met kracht) aanleggen van een nekklem bij [slachtoffer01] , en/of
- tonen van een (op een) mes (gelijkend voorwerp) en/of een of meer (op) (een) vuurwapen(s) (gelijkend[e] voorwerp[en]) aan die [slachtoffer01] en/of
- richten van een of meer van die (op) (een) vuurwapen(s) (gelijkend[e] voorwerp[en]) op die [slachtoffer01] en/of
- schieten met een vuurwapen in de grond (naast die [slachtoffer01] ), en/of
- snijden in het oor en/of het achterhoofd van die [slachtoffer01] , en/of
- tonen aan en/of het gebruiken van een stroomstootwapen bij die [slachtoffer01] , en/of
- slaan met dat stroomstootwapen op het hoofd van die [slachtoffer01] , en/of
- aan die [slachtoffer01] toevoegen van de woorden - zakelijk weergegeven - dat als hij niet zou toegeven dat hij gestolen had, dat hij de kelderberging niet levend ging verlaten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- dwingen van die [slachtoffer01] om naar Spijkenisse te rijden;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Rotterdam een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn van het merk/type Walther P-22, zijnde een hulpstuk en/of een onderdeel van wezenlijke aard en specifiek bestemd voor een pistool van het merk/type Walther P-22, en/of 16 bijbehorende kogelpatronen van het kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van de zinsnede “enig goed” partieel nietig dient te worden verklaard.
Op grond van artikel 261 Sv moet de dagvaarding onder meer een opgave van het ten laste gelegde feit bevatten en ook de omstandigheden waaronder dat feit zou zijn begaan. De opgave van het feit in de tenlastelegging moet voldoende duidelijke en feitelijk zijn, zodat de verdachte zich daartegen kan verdedigen en duidelijk is wat de rechter precies moet onderzoeken.
Het hof acht van belang dat de tenlastelegging betrekking heeft op een specifieke gebeurtenis waarbij de verdenking bestaat dat een beperkte hoeveelheid goederen is weggenomen. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof in voldoende mate worden vastgesteld welke feitelijke gedraging aan de verdachte wordt ten laste gelegd, zodat de verdachte zich naar behoren tegen dit onderdeel van de tenlastelegging kan verweren. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is overigens ook niet gebleken dat de verdachte niet wist tegen welke verdenking hij zich moest verdedigen. De tenlastelegging voldoet dan ook aan de eisen van artikel 261 Sv.
Het hof verwerpt, gelet op het voorgaande, het verweer.

Bewijsoverweging t.a.v. feit 1

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde, met dien verstande dat het contante geld is weggenomen met en onder bedreiging van geweld, en dat de bitcoins zijn afgeperst.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de aangever onvoldoende betrouwbaar is, gelet op de vele inconsistenties en het feit dat zijn verklaringen worden weersproken door de overige stukken in het dossier. De verklaring van de verdachte wordt wel gesteund door de overige processtukken. De schuld van de verdachte blijkt niet buiten redelijke twijfel uit het dossier.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verklaring aangever
De aangever heeft verklaard dat hij op 14 januari 2018 met de verdachte had afgesproken, om samen tokens te kopen die zij konden omzetten in bitcoins. De aangever had € 2.000 bij zich om deze tokens te kopen. Hij kwam om 22.15 uur aan bij de woning van de verdachte aan de [adres02] . De aangever is met de verdachte naar de kelderbox gelopen. Bij de kelderbox vlogen twee mannen met bivakmutsen op hem af en is hij de kelderbox in getrokken. Hij is op een zwarte stoel neergezet en hieraan vast getapet. De verdachte heeft de € 2.000 uit zijn zak gepakt en in zijn eigen zak gestopt. De mannen hebben vervolgens afwisselend geweld tegen de aangever gebruikt, waarbij een van de mannen hem onder meer met een keukenmes in het achterhoofd en de verdachte hem in zijn oor heeft gesneden. Twee van de mannen hadden een vuurwapen vast, waarvan één een automatisch wapen en één een handvuurwapen. De aangever is met de wapens bedreigd en met één van de wapens is in de grond naast hem geschoten. De aangever heeft zijn telefoon ontgrendeld en vervolgens heeft de verdachte met de telefoon bitcoins overgemaakt van de rekening van de aangever naar zijn eigen rekening. Eén van de mannen is in een blauwe Suzuki met kenteken [kenteken01] gestapt. De verdachte heeft een zwarte Eastpacktas met daarin het automatische vuurwapen meegenomen.
Letsel
De politie neemt op 15 januari 2018 omstreeks 01.40 uur waar dat de aangever een snee van vijf centimeter lang op zijn achterhoofd heeft en dat zijn linkeroor bebloed is. Ook zit er bloed op zijn T-shirt en zijn zijn wangen opgezwollen. Op 15 januari 2018 omstreeks 03.18 uur wordt ook bij de huisartsenpost geconstateerd dat de aangever een snijwond op zijn achterhoofd heeft. De arts heeft hierover genoteerd: “snijwond behaarde achterhoofd, doorheen cutis [
het hof begrijpt: de huid] en subcutis [
het hof begrijpt: de onderhuid]”.
Kelderbox
Op 15 januari 2018 komen verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] bij de kelderbox van de [adres02] . Zij zien in het midden van de ruimte een zwarte stoel staan. Achter de stoel ligt een afgeschoten projectiel en voor de stoel zien zij een beschadiging in de vloer.
Camerabeelden
Op de camerabeelden van het appartementencomplex aan de [adres02] is te zien dat de verdachte in de periode tussen 22.00 uur en 23.59 uur 11 keer in de lift heeft gestaan en zich van de derde etage naar de begane grond richting de bergingen heeft begeven, of omgekeerd. Op de beelden is voorts te zien dat de aangever om 22.24 uur in de lift staat met een Louis Vuittontasje in zijn hand. Dit tasje is later aangetroffen in de Suzuki Swift met kenteken [kenteken01] . Dit voertuig behoort toe aan [naam01] , die verklaart dat zij haar auto op 14 januari 2018 aan haar zoon, [medeverdachte01] , heeft uitgeleend. [medeverdachte01] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij in de avond van 14 januari 2018 in de kelderbox van de woning van de verdachte is geweest. Op de beelden is verder te zien dat de verdachte om 00.23 uur met een zwarte rugtas uit de berging komt lopen.
Communicatie met medeverdachte [medeverdachte01]
De Samsung S8 van de verdachte is in beslag genomen en onderzocht. In deze telefoon zijn sms-berichten aangetroffen die zijn verstuurd van of naar het nummer van [medeverdachte01] . Om 22.08 uur stuurt de verdachte naar [medeverdachte01] “Hij zegt hij is er bijna ik laat overgaan als de bel gaat”. Om 22.13 uur stuurt [medeverdachte01] : “Er is iemand hier nu neuke naast ons.”. De verdachte vraagt: “In dezelfde box of stuk verder?” en [medeverdachte01] reageert met: “Ja precies naast”. Om 22.19 uur krijgt de verdachte een sms waarin staat: “Ze zijn weg. Hek op slot.”. Verder blijkt uit de telefoongegevens dat er om 22.27 uur door de verdachte naar het nummer van [medeverdachte01] is gebeld, maar dat er geen gesprek tot stand is gekomen. Op de camerabeelden van de [adres02] is te zien dat de verdachte en de aangever om 22.27 uur naar de berging lopen.
Bitcointransactie
De politie heeft onderzoek verricht naar een bitcointransactie op 14 januari 2018 van 1,15951069 bitcoin vanaf adres [adres03] , het adres van de aangever. Uit de blockchaininformatie blijkt dat het tijdstempel van deze transactie 22.38 uur was. De daadwerkelijke tijd kan een uur of twee afwijken. De bitcoins zijn (het hof begrijpt: indirect) overgemaakt naar onder meer het bitcoinadres [adres04] . Op 28 januari 2018 wordt in een Telegramchat door de verdachte en zijn vriendin gesproken over dit adres. Verder zijn op dit account op 4 september 2017 bitcoins aangeschaft met geld van het rekeningnummer van de vriendin van de verdachte.
Communicatie na 15 januari 2018
Op een blauwe Nokia die tijdens de aanhouding bij de verdachte in beslag is genomen stonden sms-berichten van 15 tot en met 17 januari 2018 met iemand die in de telefoon staat als “ [naam02] ”. De aangever heeft verklaard dat hij de persoon is die deze berichten heeft gestuurd of ontvangen. Onder meer de volgende berichten zijn door de aangever naar de verdachte gestuurd: “Anders ga je zien wat wij doen met kk dieven die bitcoins stellen van mensen. Jij hebt die jongen ook gestoken. Jullie hebben hem van zijn bitcoins beroofd. Jij hebt de verkeerde bestolen. Iedereen gaat weten dat jij een dief bent”.
Uit het tapgesprek met sessienummer 1193 blijkt dat de aangever op 19 januari 2018 om 10.49 uur tegen de vriendin van de verdachte onder meer zegt “Jouw vriendje wordt vandaag voorgeleid bij de officier van justitie. Wat hij gedaan heeft ja, is ontvoering, gijzeling, vrijheidsberoving. Die man heeft mij gesneden. In jouw kelder is bewijs gevonden. [verdachte01] , hij moet gewoon weten hij heeft de verkeerde jongen bestolen”.
Uit het tapgesprek van 17 januari 2018 met sessienummer 21 blijkt dat de gebruiker van telefoonnummer - [telefoonnummer01] om 14.04 uur aan de verdachte vraagt “zijn de kleine en grote bij elkaar?”. De verdachte reageert “de kleine is ergens gooeed”. Als - [telefoonnummer01] vraagt naar de grote, antwoordt de verdachte “Voor die moet je graven als je die wil vinden. Die is ook ergens goed”.
Overwegingen
Het hof acht – anders dan de raadsman – op basis van de voorgaande feiten en omstandigheden de verklaring van de aangever betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Voor het hof is niet geheel duidelijk geworden wat de achtergrond is van de gebeurtenissen op 14 januari 2018. Dit neemt niet weg dat de verklaringen van de aangever over het geweld en de afhandig gemaakte spullen op 14 januari 2018 gedetailleerd zijn en op hoofdlijnen consistent. Daarbij is van belang dat aangever heeft verklaard over gebeurtenissen die enige tijd in beslag hebben genomen en heeft toegelicht dat de daders van rol wisselden. Dat de aangever op ondergeschikte onderdelen in zijn verklaringen wisselend heeft verklaard, maakt niet dat dit voor het hof aanleiding is om te twijfelen aan hetgeen de aangever heeft verklaard over wat er op 14 januari 2018 in de kelderbox is gebeurd. Van belang is ook dat specifieke onderdelen van de verklaring van de aangever steun vinden in andere bewijsmiddelen.
  • De aangever heeft verklaard dat er bitcoins zijn weggenomen. Uit het dossier blijkt dat er op 14 januari 2018 van het account van de aangever 1,159 bitcoin is overgemaakt naar account [adres04]-, een account dat kan worden gelinkt aan de vriendin van de verdachte.
  • Het Louis Vuittontasje waarmee de aangever op de beelden van de [adres02] te zien is, is later aangetroffen in de auto die in gebruik was bij [medeverdachte01] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bovendien verklaard dat op de avond van 14 januari 2018 een Louis Vuittontasje van de aangever is afgenomen.
  • De verbalisanten treffen in de kelderbox in het midden van de ruimte een zwarte stoel aan, eenzelfde stoel als waarover de aangever heeft verklaard. Er zat voor de stoel een beschadiging in de grond en achter de stoel lag een afgeschoten projectiel, hetgeen past bij de verklaring van de aangever dat er een wapen op de grond voor de stoel waarop hij zat is afgevuurd.
  • De aangever heeft verklaard dat er twee wapens, namelijk een automatisch wapen en een handvuurwapen, aanwezig waren. Dit wordt ondersteund door de sms-berichten tussen de verdachte en - [telefoonnummer01] over “de kleine” en “de grote”. De aangever heeft verklaard dat de verdachte de kelderbox heeft verlaten met een zwarte Eastpacktas met daarin een vuurwapen. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte om 00.23 uur de berging verlaat met een zwarte rugtas.
  • Dat de aangever snijletsel heeft opgelopen volgt niet alleen uit de aangifte, maar ook uit de letselwaarneming van de verbalisanten en de arts op de huisartsenpost.
  • De verklaring van de aangever dat hij in de kelderbox werd opgewacht door twee personen wordt ondersteund door de sms-berichten, waaruit blijkt dat [medeverdachte01] hoort dat er iemand seks heeft in de kelderbox naast die waar [medeverdachte01] en een of meer anderen (‘ons’) zich bevinden. Verder wordt dit ondersteund door de telefoongegevens en de beelden. De verdachte stuurt naar [medeverdachte01] een bericht dat hij de telefoon zal laten overgaan als de bel gaat. Als de verdachte en de aangever om 22.27 uur naar de kelderbox lopen wordt op datzelfde tijdstip door de verdachte naar [medeverdachte01] gebeld, waarbij de oproep niet wordt beantwoord. Dit wijst er naar het oordeel van het hof op dat de mededaders zich op dat moment al bij de kelderbox bevonden.
Op basis van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaring van de aangever op essentiële punten wordt ondersteund door ander bewijs en als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
De verdediging heeft een ander scenario aangedragen als verklaring voor het hiervoor weergegeven bewijs. De verdachte heeft verklaard dat niet hij de aangever heeft bestolen op die avond, maar dat juist de aangever hem probeerde te bestelen. Het hof overweegt daarover het volgende.
De verdachte heeft op 17 januari 2018 bij de politie verklaard dat eerder die week bij hem was ingebroken en dat hij dacht dat de verdachte daarbij betrokken was. Voorts heeft hij verklaard dat hij op 15 januari 2018 van de aangever een vuurwapen wilde kopen en dat hij een vriend had gevraagd om op de uitkijk te staan, omdat hij het niet vertrouwde. Hij heeft met de aangever kerstspullen naar de kelderbox gebracht, waarna de aangever hem het vuurwapen heeft laten zien en met het vuurwapen in de grond heeft geschoten om aan te tonen dat het vuurwapen werkte. Vervolgens is hij naar zijn woning op de derde verdieping gegaan om 2.000 euro te halen en heeft hij zijn vriend gevraagd om op de uitkijk te gaan staan, omdat de transactie plaats zou gaan vinden. Terwijl hij het geld in de kelderbox aan het tellen was, richtte de verdachte het vuurwapen op hem. De jongens zagen dit, want de kelderboxdeur stond op een kier, waarna een vechtpartij ontstond en de aangever werd ontwapend. Hierna is de verdachte in de auto van de aangever gaan kijken alwaar hij zijn paspoort aantrof dat bij de eerdere woninginbraak was ontvreemd. De verdachte is toen erg boos op de aangever geworden en heeft tegen de aangever gezegd dat hij de politie zou bellen. De aangever wilde dit niet en heeft gezegd dat hij ervoor zou zorgen dat de bij de woninginbraak gestolen spullen terug zouden komen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij twee mensen zijn berging in heeft gelaten om een oogje in het zeil te houden. Zij konden zich daar verdekt opstellen. Hij wilde die avond van de aangever een vuurwapen kopen. Voorts heeft hij verklaard dat de aangever voorafgaand aan de voorgenomen wapentransactie nog heeft geïnvesteerd en daartoe bitcoins heeft verplaatst van zijn Binance-account naar het bitcoinadres [adres03]-. Op dat moment was hij nog alleen met de aangever. Tussendoor is hij nog met de lift naar boven gegaan om geld te halen. Toen hij terugkwam richtte de aangever het vuurwapen op hem. [medeverdachte01] en de ander zagen dit en één van hen heeft de aangever toen op zijn hoofd heeft geslagen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zowel hij als de aangever in de kelderbox eerst een bitcointransactie heeft verricht en dat hij daartoe nog naar boven is gegaan om een QR-code te halen. Pas daarna vond de overdracht van het wapen plaats. Hij heeft de mannen gevraagd om erbij te komen toen hij het geld voor het wapen in zijn appartement had gehaald. Ter zitting in hoger beroep is de verdachte gevraagd waarom hij pas na de bitcointransactie, die een veel grotere waarde vertegenwoordigde dan de 2000 euro die hij voor het vuurwapen zou betalen, aan de medeverdachten heeft gevraagd om een oogje in het zeil te houden. De verdachte heeft hierop geantwoord dat hij toen pas bijstand van de mannen vroeg, omdat de aangever op dat moment pas het wapen uit zijn auto ging halen.
De verdachte heeft wisselend verklaard en de verklaringen zijn bovendien onderling tegenstrijdig. De eerst bij het hof afgelegde verklaring van de verdachte dat de mannen pas na de bitcointransactie naar de kelderbox kwamen, omdat de aangever toen het vuurwapen uit zijn auto haalde, wordt ook tegengesproken door de inhoud van de sms-berichten tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] . Uit die berichten blijkt immers dat [medeverdachte01] hoorde dat iemand seks had in de kelderbox naast hen. Ook blijkt uit de telefoongegevens dat [medeverdachte01] een seintje heeft gekregen op het moment dat de verdachte en de aangever naar de kelder kwamen. Uit die berichten volgt aldus dat de medeverdachten zich al bij de kelderbox bevonden voordat de verdachte met de aangever daar naar toe gingen, dat de medeverdachten ingeseind moesten worden op het moment dat de verdachte en de aangever er aan kwamen én dat het een probleem was dat er twee mensen seks hadden in één van de kelderboxen in de buurt van de kelderbox van de verdachte.
Het hof acht het bovendien niet geloofwaardig dat bij de aankoop van een wapen door de verkopende partij, in dit geval de aangever, op de grond van een kelderbox wordt geschoten om te laten zien dat het wapen werkt.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de sms-berichten die door de aangever, die op dat moment onder de contactnaam “ [naam02] ” in de telefoon van de verdachte stond, naar de verdachte zijn verstuurd. De strekking van deze sms-conversatie is dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij met geweld bitcoins van de aangever heeft gestolen en dat hij de aangever heeft gestoken. Enig verwijt van de verdachte dat de aangever hem wilde bestelen of een verwijzing naar een wapentransactie is in deze uitgebreide sms-discussie niet terug te lezen. Het hof is van oordeel dat het scenario dat de verdachte schetst niet valt te rijmen met deze sms-berichten.
Het hof is daarmee van oordeel dat het door de verdediging aangedragen scenario niet geloofwaardig en niet aannemelijk is geworden.
Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat sprake is geweest van een diefstal met geweld. De verdachte en de mededaders hebben de aangever onder meer geslagen, geschopt, gesneden met een mes, bedreigd, getaserd en hebben hem beroofd van bitcoins, een geldbedrag en een Louis Vuittontasje. Er is hierbij sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Het hof acht de onder feit 1 ten laste diefstal met geweld daarmee wettig en overtuigend bewezen.
In navolging van de rechtbank zal het hof de verdachte vrijspreken van de diefstal van het horloge en de telefoon. Het hof vindt dat hier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 15 januari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- 2.000 euro, en
- bitcoins,
toebehorende aan [slachtoffer01] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zich gemaskerd aan die [slachtoffer01] opdringen, en
- die [slachtoffer01] de kelderbox intrekken, en
- vastbinden/vasttapen van de benen en polsen van die [slachtoffer01] , en
- met kracht slaan en schoppen in het gezicht en tegen het lichaam van die [slachtoffer01] , en
- aanleggen van een nekklem bij [slachtoffer01] , en
- tonen van een mes en vuurwapens aan die [slachtoffer01] en
- richten van die vuurwapens op die [slachtoffer01] en
- schieten met een vuurwapen in de grond naast die [slachtoffer01] , en
- snijden in het oor en het achterhoofd van die [slachtoffer01] , en
- tonen aan en het gebruiken van een stroomstootwapen bij die [slachtoffer01] , en
- slaan met dat stroomstootwapen op het hoofd van die [slachtoffer01] , en
- aan die [slachtoffer01] toevoegen van de woorden – zakelijk weergegeven – dat als hij niet zou toegeven dat hij gestolen had, dat hij de kelderberging niet levend ging verlaten.
2.
hij op 15 januari 2018 te Rotterdam een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn van het merk/type Walther P-22, zijnde een onderdeel van wezenlijke aard en specifiek bestemd voor een pistool van het merk/type Walther P-22, en 16 bijbehorende kogelpatronen van het kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, heeft het hof deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder op het volgende gelet.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld. De verdachte heeft het slachtoffer onder valse voorwendselen naar de kelderbox van zijn huis gelokt. Toen zij bij de kelderbox aan kwamen is het slachtoffer door de verdachte en zijn mededaders, die in de kelder stonden te wachten, overmeesterd. Zij hebben hem aan een stoel vastgebonden, geslagen, geschopt en met een mes in zijn achterhoofd gesneden. Verder is hij bedreigd met vuurwapens, is hij getaserd en hebben de daders met een vuurwapen in de grond naast het slachtoffer geschoten. De verdachte en zijn mededaders hebben hierbij bitcoins ter waarde van ruim tienduizend euro, een geldbedrag van tweeduizend euro en een Louis Vuittontasje van het slachtoffer afgenomen. Het hof vindt dit een ernstig feit. De daders hebben het slachtoffer pijn en letsel toegebracht en hebben hem ernstig geschaad in zijn gevoel van veiligheid en autonomie. Uit de vordering van de benadeelde partij en de toelichting op de vordering op de zitting van 6 juni 2023 blijkt dat de gebeurtenissen traumatisch zijn geweest voor het slachtoffer en tot de dag van vandaag impact hebben op zijn leven.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een patroonmagazijn en de bijbehorende kogelpatronen. In zijn algemeenheid geldt dat het bezit van (onderdelen van) wapens en munitie de nodige gevaren met zich brengt en voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij zorgt. Daarnaast werkt het bezit van dergelijke goederen het gebruik van wapens in de hand. De omstandigheid dat bij de diefstal met geweld vuurwapens zijn gebruikt en dat daaruit blijkt dat de verdachte het gebruik van wapens niet schuwt, draagt bij aan de strafwaardigheid van het voorhanden hebben van het patroonmagazijn en de kogelpatronen.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 mei 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met straffen die meestal worden opgelegd bij diefstal met geweld en bedreiging met geweld. In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat het feit met anderen is gepleegd, er aanzienlijk geweld is gepleegd en dat er wapens zijn getoond en gebruikt. De straf die door de rechtbank is opgelegd, doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Het hof zal bij de strafoplegging in het voordeel van de verdachte rekening houden met het feit dat hij gedurende een langere periode in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis onder elektronische monitoring heeft gestaan. Verder zal het hof in het voordeel van de verdachte rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin de verdachte in eerste aanleg in voorlopige hechtenis verkeerde te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. In hoger beroep dient de zaak te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden na het instellen van hoger beroep, nu de verdachte ten tijde van het hoger beroep niet in voorlopige hechtenis verkeert.
Het hof overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De verdachte is op 17 januari 2018 in verzekering gesteld en op 6 augustus 2021 heeft de rechtbank eindvonnis gewezen. In eerste aanleg is de redelijke termijn dus overschreden met ruim twee jaar en twee maanden. De verdachte heeft op 9 augustus 2021 hoger beroep ingesteld en het hof wijst vandaag arrest. In hoger beroep is de redelijke termijn niet overschreden. Het hof is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden passend en geboden. Het hof is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn dient te leiden tot een strafmatiging van drie maanden. Verder zal het hof, gelet op de langdurige elektronische monitoring van de verdachte en als stok achter de deur, bepalen dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 40.397,21. De rechtbank heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 14.829,21. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De gevorderde schade is als volgt opgebouwd:
  • horloge € 17.568,00;
  • geldbedrag € 2.000,00;
  • reiskosten € 110,89;
  • bitcoin € 10.718,32;
  • immateriële schade € 10.000,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering (gedeeltelijk) zal worden toegewezen. De verdachte is voor dit bedrag, hoofdelijk met de mededaders, aansprakelijk.
De gevorderde posten ‘geldbedrag’ en ‘bitcoin’ zullen worden toegewezen, omdat het strafbare feit ten aanzien van deze goederen bewezen is verklaard en deze posten onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. De gevorderde post ‘reiskosten’ wordt eveneens toegewezen, omdat voldoende is onderbouwd dat deze kosten door benadeelde zijn gemaakt. Het is voldoende aannemelijk geworden dat deze materiële schade door de benadeelde partij is geleden. De benadeelde partij zal in de gevorderde kosten voor het horloge niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte van de diefstal van dit horloge zal worden vrijgesproken.
De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, en ook, in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Uit de ingediende vordering blijkt dat het bewezenverklaarde grote impact heeft gehad op de benadeelde partij en zijn leven nog altijd dagelijks beïnvloedt. Het hof is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en zal naar billijkheid een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade toewijzen. Daarbij is in het bijzonder gelet op de ingrijpende aard en ernst van het handelen van de verdachte en zijn mededaders, de gevolgen voor de benadeelde partij – onder meer bestaande uit psychische klachten als gevolg van de schending van de lichamelijke integriteit –, alsook op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
De benadeelde partij zal in de overig gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor onder de kop ‘bewezenverklaring’ is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.829,21 (zeventienduizend achthonderdnegenentwintig euro en eenentwintig cent) bestaande uit € 12.829,21 (twaalfduizend achthonderdnegenentwintig euro en eenentwintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.829,21 (zeventienduizend achthonderdnegenentwintig euro en eenentwintig cent) bestaande uit € 12.829,21 (twaalfduizend achthonderdnegenentwintig euro en eenentwintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 124 (honderdvierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 15 januari 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. N.E. Kwak en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juni 2023.
mr. R.P. den Otter en mr. N.E. Kwak zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]