ECLI:NL:GHAMS:2023:140

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
23-000956-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de straf en maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden in hoger beroep na poging tot moord en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 26 maart 2020. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, was aangeklaagd voor poging tot moord en wapenbezit. Het hof heeft de zaak behandeld na eerdere zittingen op 31 mei 2022 en 12 januari 2023. De verdachte had in 2018, na een ruzie met zijn vriendin, een vuurwapen opgehaald en meerdere keren op het slachtoffer geschoten, waarbij deze ernstig gewond raakte. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf geëist, maar de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor tbs met voorwaarden in plaats van dwangverpleging, verwijzend naar de positieve ontwikkeling van de verdachte tijdens zijn detentie.

Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar heeft de maatregel aangepast naar tbs met voorwaarden, in plaats van dwangverpleging. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien zijn ontwikkeling en de adviezen van deskundigen, in staat is om zich aan de voorwaarden te houden. De reclassering heeft ook geadviseerd om de behandeling in een klinische setting te starten, gevolgd door ambulante zorg. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd, met de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden, en heeft de beslissing over het in beslag genomen mes vernietigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien zijn psychische problematiek en het recidiverisico.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000956-20
datum uitspraak: 26 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 26 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-096559-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in P.I. Lelystad, Larserdreef 300, 8233 HB Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2022 en 12 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, diens raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is na aanpassing van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 20 april 2018 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen met een
vuurwapen in/op de buikstreek en/of in/op de knie en/of been en/of in/op de schouder en/of
elders op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op of omstreeks 20 april 2018 te Alkmaar een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten
een scherpschietend vuurwapen, en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met inbegrip van de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregel, maar met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op het beslag ten aanzien van het inbeslaggenomen mes. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
De omstandigheid dat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd staat niet in de weg aan voormelde bevestiging, omdat het hof tot dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank komt.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en daarnaast de maatregel terbeschikkingstelling (verder: tbs) met dwangverpleging gelast.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht af te zien van het gelasten van een tbs met
dwangverplegingen bepleit dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf en tbs met
voorwaarden. Het is, aldus de raadsvrouw, niet zo dat het recidiverisico niet langs andere weg kan worden ingeperkt, met andere woorden: een terbeschikkingstelling met dwangverpleging is, anders dan de advocaat-generaal stelt, niet onontkoombaar. De verdachte heeft zich in de jaren dat hij gedetineerd zat in de goede richting ontwikkeld. Hij beseft dat hij zal moeten veranderen en doet er alles aan om niet meer enkel vanuit emotie te reageren. De raadsvrouw verzoekt het hof daarom te volstaan met het opleggen van een passende gevangenisstraf (van maximaal 5 jaren) en het gelasten van een tbs met voorwaarden. Gelet op de persoon van de verdachte acht de raadsvrouw dit ook verantwoord, mede omdat de verdachte beseft dat hij zich moet houden aan de voorwaarden van de reclassering, waaronder ook een klinische opname, en daartoe bereid is en ook de Reclassering Nederland (verder: reclassering) adviseert tot het opleggen van een tbs met voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is ernstig gekrenkt geraakt nadat hij op de galerij van een flat ruzie had gemaakt met zijn vriendin en hij op zijn gedrag werd aangesproken door een bewoner van de flat, zijnde het latere slachtoffer de [slachtoffer] . De verdachte is in woede ontstoken, heeft een vuurwapen opgehaald, is teruggekeerd naar de flat, heeft daar eerst zijn paspoort opgehaald en heeft vervolgens de confrontatie met die bewoner gezocht door stenen naar zijn woning te gooien en te schreeuwen dat hij naar buiten moest komen. Toen de bewoner vervolgens vanaf een andere kant met zijn fiets aankwam en in zijn richting liep, heeft de verdachte vrijwel direct zijn wapen getrokken en daarbij in ieder geval elf keer op hem geschoten. Het slachtoffer is daarbij zeven keer geraakt, in zijn benen, in zijn buik en in zijn schouder. De verdachte heeft zich daarna uit de voeten gemaakt en is gevlucht met de auto waarin zijn vriendin op hem wachtte. Hij is enkele weken ondergedoken geweest in Zweden. Pas op 16 mei 2018 werd hij door een arrestatieteam aangehouden.
Dat het slachtoffer het er levend vanaf heeft gebracht is op geen enkele wijze aan de verdachte te danken. In die zin kan van gelukkig toeval worden gesproken dat het voorval geen dodelijke afloop heeft gekend. Ongetwijfeld moet het voor het slachtoffer zeer schokkend en beangstigend zijn geweest om op klaarlichte dag in de omgeving van zijn eigen woning met een wapen te worden beschoten. Het slachtoffer heeft nog jaren lang fysiek en psychisch last gehad van zijn verwondingen en het gebeurde. Zijn lichaam is daarnaast blijvend ontsierd door littekens.
Door het vuurwapengeweld van de verdachte heeft niet alleen het slachtoffer doodsangsten moeten doorstaan, maar ook buurtbewoners en anderen die aanwezig waren op en rond het [adres] en getuige zijn geweest van het gebeuren. Er zijn kogelgaten ontstaan in een schutting en een tuinset en er zijn kogels aangetroffen in tuinen van omwonenden. De schietpartij heeft voor maatschappelijke onrust gezorgd en tot gevoelens van onveiligheid geleid.
Het hof heeft kennis genomen van een op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 december 2022.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten komt slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passend in aanmerking.
De omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte rapporten
Het hof heeft verder acht geslagen op de inhoud van het persoonsdossier van de verdachte en met name op de hierna genoemde stukken:
  • een advies van de Reclassering Nederland (verder: reclassering) van 6 augustus 2018 opgesteld door [medewerker 4] reclasseringswerker;
  • een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 28 oktober 2019, opgesteld door dr. T.W.D.P van Os, psychiater/psychoanalyticus;
  • een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 28 oktober 2019, opgesteld oor drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog;
  • een maatregelrapport ten behoeve van een tbs met voorwaarden van GGZ Reclassering Fivoor van 8 januari 2020, opgesteld door [medewerker 2] , reclasseringswerker;
  • een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 14 december 2020, opgesteld door M.L. Sikkens, GZ-psycholoog;
  • een rapportage Pro Justitia van 10 januari 2022, opgesteld door M. Fluit, psychiater en M.D. Beijer-Holtman, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Almere; en
  • een advies tbs met voorwaarden van de Reclassering Nederland van 4 januari 2023, opgesteld door [medewerker 3] , reclasseringswerker.
Uit de onderzoeken van psychiater Van Os en psycholoog ‘t Hoen komt onder meer naar voren dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een posttraumatische stressstoornis, welke voorafgaand aan het tenlastegelegde onder controle was en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken tot uiting komend in problemen met de agressieregulatie en impulscontrole, krenkbaarheid en lacunes in de gewetensfunctie. Deze persoonlijkheidsstoornis had volgens de onderzoekers doorwerking in de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. De psycholoog adviseert om de verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten in (licht) verminderde mate toe te rekenen. De psychiater adviseert om de poging tot moord in verminderde mate en het verboden wapenbezit volledig aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico op vergelijkbaar agressief delictgedrag wordt door beide onderzoekers als matig tot hoog ingeschat. Het risico op het dragen van een wapen wordt door de psychiater hoog ingeschat. De psycholoog acht behandeling voor de persoonlijkheidspathologie noodzakelijk, waarbij met name aandacht dient te zijn voor de wijze waarop de verdachte met gevoelens van krenking, boosheid en agressie omgaat, waarbij het aangewezen is dat de behandeling klinisch aanvangt in een forensische setting. De psychiater meent dat, om het recidiverisico terug te brengen, een agressiehanteringprogramma en een behandeling gericht op de anti-sociale attitude van de verdachte en verdere rijping van zijn persoonlijkheid nodig zijn. De problematiek van de verdachte is dusdanig dat met een klinisch traject gestart dient te worden wat nadien ambulant kan worden vervolgd. Beide onderzoekers adviseren aan de verdachte een
tbs met voorwaardenop te leggen, waarbij de psychiater opmerkt dat hij verwacht dat de verdachte zich aan de gestelde voorwaarden zal houden en de psycholoog opmerkt dat de verdachte zich gemotiveerd en betrokken heeft getoond voor de behandeling in de P.I.. Bovendien heeft de verdachte in het verleden laten zien dat hij in staat is zich te houden aan voorwaarden en afspraken.
Psycholoog Sikkens beschrijft in haar rapportage dat zij de diagnostische overwegingen van psychiater Van Os en psycholoog ’t Hoen deelt en nog van kracht acht, waarbij zij opmerkt dat binnen de detentiecontext sprake is van een objectiveerbare positieve ontwikkeling ten aanzien van de beschreven problematiek en hiermee van een geleidelijk en contextueel herstel van de scheefgroei in de persoonlijke ontwikkeling. Een aantal aspecten van de persoonlijkheidsstoornis met name de verhoogde krenkbaarheid, de impulsiviteit en de antisociale cognities staan in het actuele functioneren minder op de voorgrond. De psycholoog deelt eveneens de bevindingen van psychiater Van Os en psycholoog ‘ t Hoen ten aanzien van de mate van toerekenbaarheid. Haar onderzoek leidt evenmin tot een significante bijstelling van de risicoinschatting. Wel ziet zij een positieve ontwikkeling ten aanzien van een aantal risico en beschermende factoren, zich concreet vertalend in het uitblijven van agressief gedrag waarin met name de toename in de zelfcontrole een belangrijke ontwikkeling is. De psycholoog stelt een geleidelijke toename van de behandelmotivatie en probleembesef vast en onderschrijft het belang van een gedegen, multidisciplinair behandeltraject. De psycholoog onderschrijft ook het eerdere advies tot het opleggen van een
tbs met voorwaarden. Dit kader sluit aan bij de toegenomen behandelmotivatie en de in detentie ingezette positieve gedragsverandering enerzijds, terwijl tevens voldoende waarborg wordt geboden voor het (succesvol) doorlopen van een passend en gedegen behandeltraject en een verantwoorde resocialisatieroute anderzijds.
De verdachte is van 29 september 2021 tot 10 november 2021 opgenomen geweest in het PBC, waarna ook de gedragsdeskundigen van het PBC, psychiater Fluit en psycholoog Beijer-Holtman in hun rapportage van 10 januari 2022 hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, welke stoornis zich bij betrokkene manifesteert door een continuüm van zowel sensitieve narcistische eigenschappen als arrogante en agressieve narcistische eigenschappen. De posttraumatische stressstoornis als gevolg van een steekpartij waar de verdachte eerder slachtoffer van was, bestond ten volle voorafgaand en ten tijde van het ten laste gelegde. Hiervoor onderging de verdachte nadien een (succesvolle) traumabehandeling waardoor deze nu in remissie is. De deskundigen adviseren om beide ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De deskundigen beoordelen het recidive gevaar op ernstig geweld als matig. De deskundigen zijn van mening dat het behandelen van de psychopathologie van de verdachte een uiterst moeilijke opgave zal zijn. De complexe problematiek van de verdachte vraagt een langdurende aanpak. Dit vanwege de praktische intelligentie en zijn goede sociale vaardigheden alsook de internaliserende tendensen die zich (onbewust) verborgen houden. Zonder behandeling is de verdachte vatbaar voor krenking en onmacht, waarbij voor de omgeving een gerede kans op onderschatting van de problematiek bestaat, terwijl het gevaar voor ontsporing in dezelfde dynamiek besloten ligt. De omgeving zal meedeinen op in zekere zin zijn onweerstaanbare sympathieke opstelling en ogenschijnlijke inzicht. Voor de verdachte en zijn omgeving lijkt dit egosyntoon, terwijl de onderliggende dynamiek van internaliseren en stuwing van frustratie en woede verborgen blijven. Die vormen de actieve bescherming tegen de kwetsbare passiviteit. Dat hij daarmee in escalerende problemen komt volgt pas achteraf. Om deze reden schatten de deskundigen in dat een behandeling lang zal duren en dat een tbs met voorwaarden, vanwege de geschetste onderschatting van de problematiek, juist niet is aangewezen. Bij de verdachte is sprake van een gebrek aan ziekte-inzicht en hij is (op voorhand) niet gemotiveerd voor een klinische behandeling. Gelet op de complexe en verborgen narcistische problematiek is een langdurende behandeling noodzakelijk, waarbij het accent niet per se zal liggen op het hoogste recidivegevaar of beveiligingsniveau, maar gericht zal zijn op de inhoudelijke, therapeutische beïnvloeding. In aanmerking genomen de complexe aard en zwaarte van de psychopathologie, adviseren de deskundigen om deze behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een
tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
Het hof heeft geconstateerd dat laatst genoemde rapportage is gedagtekend op 10 januari 2022. Daarmee is de rapportage ten tijde van de behandeling op 12 januari 2022 enkele dagen ouder dan een jaar. Het hof stelt vast dat zowel van de zijde van de verdediging als van het openbaar ministerie desondanks op voorhand is ingestemd met het gebruik van betreffende rapportage.
De maatregel tbs met dwangverpleging of met voorwaarden?
Het hof verenigt zich met de conclusies van de verschillende deskundigen ten aanzien van de diagnose, de mate van toerekenbaarheid, de inschatting van het recidiverisico en de noodzaak tot aanvankelijk klinische en vervolgens ambulante behandeling en neemt deze over.
Het hof acht met de rechtbank de oplegging van de maatregel tbs geboden, nu bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, er sprake is van een door de verdachte begaan feit dat een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
In hoger beroep heeft de discussie zich met name toegespitst op de vraag of naast een langdurige gevangenisstraf de maatregel tbs met dwangverpleging dan wel de maatregel tbs met voorwaarden gelast dient te worden.
Met het oog op deze discussie heeft het hof de reclassering gevraagd een nieuw advies op te stellen naar de mogelijkheid tot het opleggen van een tbs met voorwaarden. In zijn rapport van 4 januari 2023 merkt de reclassering op dat een klinische behandeling van de verdachte nodig is om het risico op recidive te reduceren. Met name de persoonlijkheidsstoornis is een grote risicofactor. Vanuit deze persoonlijkheidsstoornis ligt zelfoverschatting op de loer. Een behandeling zal zich vooral moeten richten op het omgaan met gevoelens van krenking, boosheid en agressie. De reclassering geeft er de voorkeur aan om de behandeling aan te laten vangen in een klinische setting, zodat er toezicht en controle is op het algeheel functioneren van de verdachte en er zodoende tijdig kan worden ingegrepen, indien er een risicovolle situatie ontstaat. Ook zal er gedurende de behandeling, en het resocialisatietraject nadien, aandacht moeten zijn voor het aangaan van (intieme) relaties en het opbouwen van een steunend sociaal netwerk; naast dagbesteding en een legaal inkomen. Geadviseerd wordt om de behandeling, na afronding van het klinische traject, ambulant voort te zetten. Hoewel de verdachte blijk geeft van meer inzicht in zijn handelen ten tijde van het delict is de reclassering van mening dat het hem nog ontbreekt aan voldoende probleembesef als het gaat om zijn persoonlijkheidsproblematiek. Alles overziend acht de reclassering een maatregel terbeschikkingstelling met een stevige lijst voorwaarden haalbaar, waarbij de reclassering betrekt dat de verdachte zich bereid toont zich aan de voorwaarden te houden; ook als dit een klinische behandeling betreft.
Het hof is van oordeel dat er gelet op alle hiervoor weergegeven deskundigenberichten en adviezen ruimte is een maatregel tbs met voorwaarden op te leggen. Het hof acht dit ook het meest passend. Het gevaar dat de verdachte kan vormen voor de maatschappij zal voldoende kunnen worden ingeperkt door de verdachte in eerste instantie in een (langdurige) klinische setting voor zijn persoonlijkheidsstoornis te behandelen. Daarin is voorzien in de door de reclassering opgestelde voorwaarden. De reclassering is bereid zich in het kader van een voorwaardelijke tbs in te spannen, indien de door die instantie opgestelde en in het maatregelrapport vermelde voorwaarden aan de verdachte worden opgelegd en hier toezicht op uit te oefenen. Het hof zal de door de reclassering gestelde voorwaarden aan de terbeschikkingstelling verbinden, met dien verstande dat het de gestelde voorwaarde van het ‘meewerken aan een time-out’ zal herformuleren indachtig de recente jurisprudentie van de Hoge Raad in dit verband.
Het hof heeft bij zijn oordeel gewicht toegekend aan de getoonde positieve gedragsverandering van de verdachte in detentie alsmede aan zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep dat hij zich realiseert dat hij behandeling nodig heeft omdat hij in zijn eigen woorden “iets vreselijks heeft gedaan wat toch ergens vandaan moet komen” en dat hij bereid is mee te werken aan een behandeling, ook als dat begint vanuit een klinische setting en ook indien die setting enige tijd voortduurt. Hierin ziet het hof voldoende behandelmotivatie en een begin van ziektebesef. In verband met dat ziektebesef is er nog een lange weg te gaan voor de verdachte, maar kan, naar het oordeel van het hof, hem niet worden tegengeworpen dat hij thans nog geen volledig besef heeft omtrent de precieze aard van zijn (geestes)problematiek. Gedurende de (klinische) behandeling – die tot op heden nog niet heeft kunnen aanvangen – zal dit besef bij de verdachte, zo is de verwachting van de deskundigen – welke verwachting het hof overneemt - beetje bij beetje groeien. Het hof ziet geen redenen om te veronderstellen dat de verdachte zich aan de voorwaarden zal onttrekken. Tot slot beschikt de verdachte over een steunend netwerk wat hem bij kan staan op momenten dat het voor hem moeilijk is aan de voorwaarden te voldoen.
Het hof beseft zich terdege dat het met het opleggen van een tbs met voorwaarden afwijkt van het in de Pro-Justitia rapportage van 10 januari 2022 gegeven advies (tbs met dwangverpleging). In dit verband hecht het hof er aan op te merken dat het op grond van die rapportage onvoldoende duidelijk is geworden, ook niet na het horen van de rapporteurs ter terechtzitting in hoger beroep op 31 mei 2022, waarom de noodzakelijke langdurige klinische opname alleen met succes vorm zou kunnen krijgen in het kader van een tbs met dwangverpleging en niet in de setting van een tbs met voorwaarden. Temeer omdat een tbs met voorwaarden (waaronder ook: de voorwaarde van een klinische opname) in het onderhavige geval tot 9 (negen) jaren (maximaal) kan voortduren en een van de rapporteurs die adviseerde tot tbs met dwangverpleging (deskundige M. Fluit) ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven dat hij verwacht dat in casu een klinische behandeling van ongeveer vier jaar nodig zal zijn.
Het hof merkt nog op dat het onder feit 1 begane misdrijf was gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon in de zin van artikel 38e, eerste lid, Sr. Dit betekent dat de totale duur van de terbeschikkingstelling, indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, een periode van vier jaren te boven kan gaan.
Omdat het hof - gelet op het nadrukkelijk aanwezige recidivegevaar – het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal het hof op de voet van het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren alsmede de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en geboden.

Beslag

Anders dan de rechtbank zal het hof geen beslissing nemen ten aanzien van het in beslag genomen mes, dat is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek ter zake van de op de verdachte rustende verdenkingen, daar de rechthebbende, het slachtoffer, reeds afstand van dit mes heeft gedaan.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de sanctiebeslissing tot oplegging van de gevangenisstraf, de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging en de beslissing op het beslag ten aanzien van het in beslaggenomen mes en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
ter beschikking stelling van de verdachte onder de volgende voorwaarden:
dat de verdachte;
*zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
*meewerkt aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak en hoe lang dat nodig is.
- Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
- Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
- Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
*niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering.
*zich laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien er geen plek vrij is bij de betreffende zorginstelling aansluitend aan detentie werkt de verdachte mee aan overbruggingszorg, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
*zich – indien dat gedurende de tijd dat de voorwaarden van kracht zijn noodzakelijk is – laat behandelen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere nader door de reclassering te bepalen instelling. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die deze instelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrisch toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing . De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
*zich laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
*geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd. Tevens gebruikt de verdachte geen alcohol, en werkt hij mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
*op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2023.
[…]
[…]
.