4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft – voor zover van belang – het volgende overwogen en beslist:
“
Beoordeling van het geschil
7. Verweerder heeft verzocht het nader stuk van eiser buiten beschouwing te laten omdat dit handgeschreven is en te veel pagina’s zou tellen en daarmee in strijd komt met een goede procesorde. De rechtbank wijst dit verzoek van verweerder af. Het stuk is meer dan 10 dagen voor de zitting ingediend en bevat 24 pagina’s met bijlagen, deels met herhalingen van hetgeen reeds eerder is ingebracht. Verweerder heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad om kennis te nemen van dit stuk en om hierop te kunnen reageren.
8. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op de door hem overgelegde matrix en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, geslaagd in zijn bewijslast. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. De door verweerder in de matrix genoemde vergelijkingsobjecten zijn wat type, bouwjaar, ligging en omvang betreft voldoende vergelijkbaar met de woning. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning op de waardepeildatum.
Daarnaast heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat er voldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder met de bij het verweerschrift overgelegde matrix een afdoende toelichting heeft gegeven op de vastgestelde waarde aan de hand van de voor de woning en de vergelijkingsobjecten gehanteerde kubieke- en vierkante meterprijzen. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat voldoende rekening is gehouden met de verschillen in grootte van de opstal en van het perceel, de ligging, kwaliteit, de staat van onderhoud alsmede met de aanwezigheid van bijgebouwen.
10. Aan de woning is, op het vergelijkingsobject [A-straat] 3 na, de laagste prijs per kubieke meter toegekend. Dat aan laatstgenoemd object een nog lagere prijs per kubieke meter is toegekend is gelegen in de omstandigheid dat dit object meer inhoud heeft en in een mindere staat verkeert dan de woning. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder daarmee ook in voldoende mate rekening heeft gehouden met de slechte kwaliteit van het dak. Het lag op de weg van eiser om nader te onderbouwen dat dit niet zo is, maar de rechtbank acht eiser hierin niet geslaagd met het enkele overleggen van een offerte hiervoor waaraan tot op heden blijkens de verklaring van eiser ter zitting geen uitvoering is gegeven. Daarbij neemt de rechtbank eisers (uiteindelijke) weigering medewerking te verlenen aan een inpandige opname van de woning mede in aanmerking.
11. Ten aanzien van de door eiser gestelde schade als gevolg van aardbevingen die zich eind 2013 hebben voorgedaan in de gemeente [Z] overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft foto’s overgelegd waarop scheuren in binnen- en buitenmuren en plafonds zijn te zien. Met hetgeen eiser heeft overgelegd is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat de op de foto’s zichtbare schade aan de woning zodanig is dat dit zou moeten leiden tot een lagere waarde van de woning dan door verweerder vastgesteld.
12. Eiser heeft gewezen op een offerte gedateerd 29 november 2012 van aannemersbedrijf [B] . De in de offerte genoemde werkzaamheden zien (grotendeels) op verbeteringen, dat wil zeggen wijzigingen die de woning in een betere staat brengen dan waarin de woning en de vergelijkingsobjecten ten tijde van verkoop verkeerden. In deze offerte ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding tot een neerwaartse bijstelling van de waarde, nog daargelaten dat blijkens mededeling van eiser ter zitting vrijwel 10 jaar na het aanvragen van de offerte geen uitvoering aan deze werkzaamheden gegeven is.
13. Eiser heeft aangevoerd dat de aan de woning toegekende waarde niet in een juiste verhouding staat tot de waarde die voor een of meer andere tijdvakken aan de woning dan wel aan andere door eiser nader genoemde woningen is toegekend. Deze beroepsgrond faalt. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald. Voor de beoordeling van de juistheid van de voor het onderhavige tijdvak vastgestelde waarde is daarom slechts van belang of de aan de woning toegekende waarde in overeenstemming is met het wettelijk waardebegrip, zoals onder 8 hierboven weergegeven. Aan de verhouding tussen voor twee of meer, al dan niet opeenvolgende, tijdvakken vastgestelde waarden, dan wel een vergelijking daarvan met WOZ-waarden van andere woningen, komt in dat kader geen zelfstandige betekenis toe.
14. Eiser heeft met betrekking tot de woningen [A-straat] nrs. 4 en 6 een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overweegt het volgende.
Eiser heeft over het object [A-straat] 4 gesteld dat (anders dan de woning) een extra grote dakkapel is geplaatst, dit object inpandige verbouwingen heeft ondergaan en is voorzien van een nieuw rieten dak. Over het object [A-straat] 6 heeft eiser onder meer gesteld dat een aanbouw is geplaatst en dat een nieuw rieten dak is aangebracht.
Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van identieke of nagenoeg identieke woningen zodat eiser op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad geen beroep kan doen op toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Deze beroepsgrond faalt derhalve.
15. Ten aanzien van eisers verzoek om de gegevens te verstrekken van de door hem genoemde woningen, overweegt de rechtbank ten slotte het volgende.
16. In artikel 40, lid 2, Wet WOZ is bepaald dat de heffingsambtenaar uitsluitend aan degene te wiens aanzien een beschikking is genomen, op verzoek een afschrift verstrekt van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde. Anders dan eiser betoogt is de verweerder dus niet gehouden om hem van alle gebruikte vergelijkingspanden en van alle door belanghebbende voorgestane vergelijkingspanden de matrix gegevens te verstrekken. De rechtbank ziet geen aanleiding om tegemoet te komen aan het verzoek van belanghebbende om verweerder op de voet van artikel 8:45 Awb te gelasten alsnog de genoemde stukken over te leggen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat met ingang van 1 oktober 2016 de WOZ-waarde van woningen voor een ieder openbaar toegankelijk is, maar dat dit niet geldt voor gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde WOZ-waarde.
17. De waarde is derhalve niet te hoog vastgesteld.
18. De rechtbank zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”