ECLI:NL:GHAMS:2023:139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
200.310.701/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis en verrekening vordering

In deze zaak gaat het om een klacht van klagers tegen een gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft een vonnis betekend dat niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, met het bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen. Klagers, die in hoger beroep waren gegaan tegen het vonnis, hebben op 18 mei 2022 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De gerechtsdeurwaarder heeft op 12 juli 2022 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 27 oktober 2022, waarbij de gerechtsdeurwaarder aanwezig was, maar klagers niet. De kamer heeft de klacht van klagers ongegrond verklaard, waarbij klagers zich beklaagden over de executie van het niet uitvoerbare vonnis en de hoogte van de verrekening van de vordering. Het hof heeft de overwegingen van de kamer overgenomen en bevestigd dat de gerechtsdeurwaarder in goed vertrouwen heeft gehandeld. De kamer oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij erop mocht vertrouwen dat de advocaat hem alle relevante informatie had verstrekt. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd, waarbij het beroep van klagers faalde.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.310.701/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/700472 / DW RK 21/140
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 januari 2023
inzake

1.[appellant],

wonend te [woonplaats],
2. [appellante] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
appellanten,
tegen
[geïntimeerde],
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats 2],
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klagers (afzonderlijk: klager en de B.V.) en de gerechtsdeurwaarder genoemd.

1.De zaak in het kort

De gerechtsdeurwaarder heeft – naast de andere (zeven) titels die hij heeft betekend – een vonnis aan klagers betekend dat niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, met bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen. Vervolgens is uit kracht van al die titels ten laste van klagers beslag gelegd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klagers hebben op 18 mei 2022 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 4 mei 2022 (ECLI:NL:TGDKG:2022:95).
2.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 12 juli 2022 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 oktober 2022. De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klagers zijn niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn de feiten de volgende.
3.1.
Klager is bestuurder van de B.V. Bij vonnis van 6 september 2017 (hierna: het vonnis) zijn klager en de B.V. – samengevat – veroordeeld tot betaling van beslag- en proceskosten aan de eisende partij (hierna: de eisende partij). Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2.
Klagers zijn tegen het vonnis in hoger beroep gegaan.
3.3.
Op 28 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de advocaat van de eisende partij acht titels betekend aan de B.V., waaronder het vonnis. De gerechtsdeurwaarder heeft daarbij hernieuwd bevel tot betaling gedaan.
3.4.
Op 14 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder uit kracht van de acht titels ten laste van de B.V. derdenbeslagen gelegd onder een besloten vennootschap en onder een notaris. In het exploot is vermeld dat een bedrag van € 13.205,84 werd verrekend in verband met “tegenveroordelingen”.

4.De klacht

Klagers beklagen zich samengevat over het volgende:
1) de gerechtsdeurwaarder heeft het niet uitvoerbare vonnis geëxecuteerd. Daarnaast was de gerechtsdeurwaarder ten tijde van het derdenbeslag van 14 januari 2021 ervan op de hoogte dat de titel uit het arrest van 1 december 2010 was vernietigd en dat de hypotheken uit het arrest van 1 december 2020 waren vernietigd. Doordat deze titel en de hypotheken zijn vernietigd kan de eisende partij geen aanspraak maken op het geld dat bij de notaris op de derdengeldenrekening staat. Dat geld behoort toe aan de veilingkopers, die dus weten dat de titel en de hypotheken zijn vernietigd. Aan die veilingkopers dient het geld te worden terugbetaald en niet aan de eisende partij.
2) de gerechtsdeurwaarder heeft een te laag bedrag verrekend met de vordering.

5.Beoordeling

De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel 1: executeren vonnis, ongeldige titel en hypotheken
5.1.
Over dit klachtonderdeel heeft de kamer het volgende overwogen. Blijkens het
verweerschrift erkent de gerechtsdeurwaarder dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Klagers zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis, zodat de tenuitvoerlegging van dit vonnis was geschorst totdat in hoger beroep arrest was gewezen. Er bestond daarmee feitelijk geen (voor tenuitvoerlegging vatbare) executoriale titel meer toen de gerechtsdeurwaarder het vonnis vermeldde in zijn exploten. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat hij bij de ontvangst van de opdracht geen aanleiding heeft gezien te onderzoeken in welke zaken de schuldenaar mogelijk in appel was gegaan. De opdrachtgever was een advocaat en de gerechtsdeurwaarder is van mening dat hij erop mag vertrouwen dat een advocaat hem alle ter zake dienende informatie verschaft. De gerechtsdeurwaarder raakte dan ook pas op de hoogte van het hoger beroep na het leggen van het beslag. De gerechtsdeurwaarder heeft toen meteen de executie gestaakt. Daarbij is van belang dat het beslag ook was gelegd op grond van wel voor tenuitvoerlegging vatbare titels.
5.2.
De kamer heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder in goed vertrouwen gevolg heeft gegeven aan zijn ministerieplicht, nu hij de opdracht kreeg van een advocaat. Hij mocht erop vertrouwen dat alle vonnissen die hij ten uitvoer diende te leggen, daarvoor vatbaar waren en dus dat tegen het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis geen hoger beroep was ingesteld. De termijn voor hoger beroep was immers op 28 december 2020 (de dag van betekening) ruimschoots verstreken en als hoger beroep was aangetekend had de advocaat daarvan op de hoogte kunnen en moeten zijn. Niet is dan ook gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen, aldus de kamer.
5.3.
Het hof sluit zich bij deze overwegingen van de kamer aan en maakt die tot de zijne. Het beroepschrift van klagers, het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder en de behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep hebben geen ander licht op de zaak geworpen en geven het hof geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan de kamer. Dat geldt echter niet voor de overweging van de kamer (kennelijk ten overvloede) dat het de gerechtsdeurwaarder uit het oogpunt van zorgvuldigheid niet had misstaan navraag te doen bij zijn opdrachtgever of hoger beroep was ingesteld. Het had veeleer op de weg van klagers zelf gelegen om – nadat de titels aan hen waren betekend – de gerechtsdeurwaarder erop te attenderen dat door hen hoger beroep was ingesteld tegen het vonnis en de executie daarvan daarom diende te worden gestaakt.
5.4.
Voorts is het hof, evenals de kamer, van oordeel dat de klacht dat uit het arrest van 1 december 2020 volgt dat de rechten van hypotheek wegens een ongeldige titel niet waren gevestigd en daarom alle titels niet meer geldig zijn, ongegrond is. Er mocht beslag worden gelegd op grond van de titels die wel voor tenuitvoerlegging vatbaar waren. In hoeverre dat beslag geldig is en de beslaglegger recht heeft op uitbetaling is een civielrechtelijke kwestie die niet aan de tuchtrechter ter beoordeling is.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel 2: verrekening bedrag
5.6.
Klagers verschillen met de gerechtsdeurwaarder van mening over de hoogte van het bedrag dat met de vordering moet worden verrekend. De kamer heeft terecht overwogen dat ook dit een civielrechtelijke kwestie is. Desalniettemin heeft de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stellingen van klagers. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij van zijn opdrachtgever de uitdrukkelijke instructie heeft gekregen om voor het genoemde bedrag te executeren. In hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder dat uitvoerig onderbouwd met stukken. De gerechtsdeurwaarder heeft voorafgaand aan de betekening en het beslag wat betreft de verrekenbare vordering bevestiging gevraagd en gekregen van zijn opdrachtgever. Dat volgt uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde e-mailberichten van 17 december 2020. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.
5.7.
De conclusie is dat het beroep faalt en dat de beslissing van de kamer zal worden bevestigd.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, J.W.M. Tromp en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023 door de rolraadsheer.