ECLI:NL:GHAMS:2023:1372

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
200.309.092/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en bewijsbeslag in kort geding tussen TESA en [geïntimeerde 3]

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen TESA SE en TESA TL B.V. als appellanten en een aantal geïntimeerden, waaronder [geïntimeerde 3]. TESA heeft een onderneming gekocht van [geïntimeerde 3] met een concurrentiebeding van drie jaar. Na afloop van dit beding begint [geïntimeerde 3] met concurrerende activiteiten, wat leidt tot een vordering van TESA voor inzage in documenten na bewijsbeslag. TESA vermoedt dat [geïntimeerde 3] contracten schendt en onrechtmatig concurreert. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van TESA afgewezen en de vorderingen van [geïntimeerde 3] toegewezen, met uitzondering van een vordering. TESA gaat in hoger beroep, maar het hof bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter. Het hof oordeelt dat TESA niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een rechtsbetrekking bestaat die recht geeft op inzage in de gevraagde documenten. De vertrouwelijkheid van de beslaglegging is geschonden, en de vorderingen van TESA worden afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt TESA in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.309.092/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/712730 / KG ZA / 22-40
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 juni 2023
inzake

1.TESA SE,

gevestigd te Norderstedt (Duitsland),
2. TESA TL B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
appellanten,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel geïntimeerden,
advocaat mr. J.W. de Groot te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] B.V.,

2. [geïntimeerde 2] B.V.,

3. [geïntimeerde 3] B.V.,

4. [geïntimeerde 4] B.V.,

alle gevestigd te [vestigingsplaats] ,

5. [geïntimeerde 5] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

6. [geïntimeerde 6] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

7. [geïntimeerde 7] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel appellanten,
advocaat mr. S.J.H.M. Berendsen te Amsterdam.
Partijen worden hierna Tesa en [geïntimeerde 3] (in enkelvoud) genoemd.
Partijen Tesa zullen afzonderlijk worden aangeduid als Tesa SE en Tesa TL en partijen [geïntimeerde 3] afzonderlijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] , [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 7] .

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde 3] verkoopt een onderneming aan TESA en spreekt daarbij een concurrentiebeding af met een termijn van drie jaar. Na afloop van die termijn begint [geïntimeerde 3] concurrerende activiteiten. Tesa vermoedt contractschending en ongeoorloofde mededinging en vordert inzage in documenten van [geïntimeerde 3] waarop bewijsbeslag is gelegd. [geïntimeerde 3] vordert opheffing van het beslag vanwege onder meer onregelmatigheden rondom de beslaglegging.

2.Het geding in hoger beroep

Tesa is bij dagvaarding van 1 april 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningen-rechter) van 4 maart 2022, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Tesa als eiseressen in conventie, tevens verweersters in reconventie, en [geïntimeerde 3] als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie. De dagvaarding bevat de grieven en een wijziging van eis.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
Op 7 maart 2023 heeft, na een zijdens Tesa verzocht uitstel, een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [geïntimeerde 3] heeft daarbij nog een akte met aanvullende producties in het geding gebracht. Voor Tesa is gepleit door mr. De Groot voornoemd en mrs. D. van der Linden en A.M. van Aerde, advocaten te Amsterdam, en voor [geïntimeerde 3] door mr. Berendsen voornoemd en mrs. L.P. Wiggers en M.A. Branger, advocaten te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [geïntimeerde 3] heeft zich daarbij bediend van een geïllustreerd schema, dat ook is overgelegd. Partijen hebben antwoord gegeven op door het hof gestelde vragen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Tesa heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – haar (in hoger beroep gewijzigde) vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde 3] in de kosten van het geding in beide instanties met wettelijke rente en nakosten.
[geïntimeerde 3] heeft geconcludeerd, in het principale hoger beroep, tot bekrachtiging, en in het voorwaardelijke incidentele hoger beroep, voor het geval het hof het bestreden vonnis niet bekrachtigt, dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigt en alsnog Tesa niet-ontvankelijk verklaart althans haar vorderingen afwijst en, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [geïntimeerde 3] toewijst, alles met veroordeling van Tesa in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep met wettelijke rente en nakosten.
Tesa heeft in het incidentele hoger beroep geconcludeerd tot, begrijpt het hof, verwerping van het beroep, met veroordeling van [geïntimeerde 3] in de proceskosten met nakosten en wettelijke rente.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft de in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.17 vermelde feiten tot uitgangspunt genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Tesa SE staat aan het hoofd van de Tesa Groep, een multinational die producten ten behoeve van de flexografische industrie produceert en ontwikkelt.
3.2
Op 26 februari 2018 heeft Tesa SE een
Sale and Purchase Agreement(SPA) gesloten op grond waarvan zij op 1 maart 2018 (de zogenoemde
Completion Date) voor een bedrag van € 27.000.000,- (plus een variabele nabetaling) de aandelen heeft verkregen in [geïntimeerde 1] B.V.
(oud). Zij heeft die aandelen verkregen van [geïntimeerde 4] (80%) en van [naam 1] (20%). In [geïntimeerde 1] B.V.
(oud)is de zogenoemde Twinlock Sleeve ontwikkeld en geproduceerd, een herbruikbare en zelfklevende drukpersmal die wordt toegepast in de flexografische industrie. Op de
sleeverust geen octrooirecht.
3.3
Op grond van de SPA zijn overgegaan naar Tesa SE: de Uniemerken “TWINLOCK” (met aanvraagnummers 017484262 en 018083813), de handelsnaam Twinlock, het klantenbestand, de knowhow, de goodwill en de werknemers. De handelsnaam [geïntimeerde 3] is niet overgedragen. Evenmin is de
Machinery Business(reinigingsmachines) overgedragen.
3.4
In artikel 14.1 van de SPA is een non-concurrentiebeding overeengekomen. Op grond hiervan is het [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en [naam 1] niet toegestaan om tot drie jaar na de
Completion Date(dus tot 1 maart 2021) direct of indirect een belang te hebben in een soortgelijke onderneming als [geïntimeerde 1] B.V.
(oud)of in een onderneming die met [geïntimeerde 1] B.V.
(oud)kan concurreren. In artikel 14.2 zijn partijen een wervingsverbod overeengekomen. Op grond hiervan dienen [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] en [naam 1] zich voor een periode van drie jaar te onthouden van het benaderen of het in dienst nemen van werknemers van Tesa, het benaderen of werken voor klanten of leveranciers van Tesa en het verrichten van handelingen die de concurrentiepositie van enige concurrerende onderneming kan versterken.
3.5
Op 11 juli 2018 is de naam van [geïntimeerde 1] B.V.
(oud)gewijzigd in Tesa TL. De letters TL verwijzen naar de Twinlock Sleeve. Tesa TL is gevestigd in hetzelfde pand als waarin [geïntimeerde 1] B.V.
(oud)was gevestigd. Dit pand wordt gehuurd van [geïntimeerde 5] .
3.6
Met ingang van 1 maart 2018 heeft [geïntimeerde 5] (via [geïntimeerde 4] ) op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht ten behoeve van Tesa TL. Deze overeenkomst zou eindigen op 31 maart 2021, maar partijen zijn overeengekomen deze overeenkomst vervroegd te beëindigen per 30 juni 2019.
3.7
[geïntimeerde 7] was tot eind juli 2020 werknemer van Tesa TL. Met ingang van september 2020 werkt hij voor [geïntimeerde 3] . [geïntimeerde 6] was tot 16 maart 2021 werknemer van Tesa TL. Sinds die datum is hij werkzaam voor [geïntimeerde 3] .
3.8
[geïntimeerde 3] produceert en ontwikkelt eveneens producten ten behoeve van de flexografische industrie. Sinds maart 2021 bestaat [geïntimeerde 3] in zijn huidige vorm. [geïntimeerde 5] bezit 100% van de aandelen in [geïntimeerde 4] . [geïntimeerde 4] bezit 100% van de aandelen in [geïntimeerde 3] en in [geïntimeerde 1]
(nieuw).Deze laatste vennootschap bezit 100% van de aandelen in [geïntimeerde 2] . In die laatste vennootschap wordt de zogenoemde [geïntimeerde 3] Sleeve ontwikkeld en geproduceerd. Dit betreft eveneens een herbruikbare en zelfklevende drukpersmal die wordt toegepast in de flexografische industrie.
3.9
Op 16 december 2021 heeft Tesa de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland verlof gevraagd voor het leggen van bewijsbeslag, afgifte ter gerechtelijke bewaring en het leggen van conservatoir beslag tot afgifte ter vernietiging. Hiertoe is in het beslagrekest – kort gezegd – opgenomen dat:
  • [geïntimeerde 3] inbreuk pleegt op de TWINLOCK-Uniemerken;
  • [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 4] de artikelen 14.1 en 14.2 van de SPA (zie hierboven onder 3.4) hebben overtreden;
  • [geïntimeerde 3] zich schuldig maakt aan onrechtmatige concurrentie, en
  • [geïntimeerde 3] op onrechtmatige wijze bedrijfsgeheimen van Tesa TL heeft verkregen.
In § 4.1.1. van het beslagrekest staat over de beslagobjecten het volgende:
“Het verzoek om verlof voor conservatoir bewijsbeslag strekt tot beslaglegging op kopieën van de navolgende (al dan niet digitale) bescheiden en gegevens over de periode
vanaf 1 maart 2018 tot en met de datum van beslaglegging:
alle overeenkomsten tussen de [geïntimeerde 3] Groep en derden met betrekking tot de Twinlock Sleeve;
alle (e-mail)correspondentie tussen de [geïntimeerde 3] Groep en haar bestuurders en anderen die haar vertegenwoordigen met betrekking tot de Twinlock Sleeve;
alle inkooporders ontvangen door de [geïntimeerde 3] Groep van afnemers met betrekking tot de Twinlock Sleeve;
alle verkoopfacturen verstrekt door de [geïntimeerde 3] Groep aan afnemers met betrekking tot de Twinlock Sleeve;
alle onderdelen uit de boekhoudsystemen van de [geïntimeerde 3] Groep met betrekking tot de Twinlock Sleeve en, voor zover deze onderdelen niet op de beslaglocatie zijn te abstraheren, een volledige export van deze data uit het (online) boekhoudsysteem;
het klantenbestand van de [geïntimeerde 3] Groep met betrekking tot de Twinlock Sleeve;
alle interne correspondentie (waaronder, maar niet uitsluitend, e-mails en tekstberichten, via welk medium ook verzonden) tussen alle werkzame personen binnen de [geïntimeerde 3] Groep met betrekking tot de Twinlock Sleeve en met betrekking tot de klanten van Tesa, waaronder in ieder geval, doch niet beperkt tot Gondi, AR Packaging en Tetra Pak; en
alle correspondentie (waaronder, maar niet uitsluitend, e-mails en tekstberichten, via welk medium ook verzonden) tussen alle werkzame personen binnen en de personen verbonden aan de [geïntimeerde 3] Groep, waaronder, maar niet uitsluitend, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] met (oud-)werknemers van Tesa, althans specifiek met [geïntimeerde 6] , [geïntimeerde 7] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , en [naam 8] en klanten van Tesa, waaronder doch niet beperkt tot Gondi, AR Packaging en Tetra Pak.”
Bij het woord Twinlock Sleeve zoals hiervoor onder a. opgenomen staat een voetnoot (voetnoot 36) waarvan de tekst als volgt luidt:
“Zoals toegelicht in § 2.2.4 wordt onder ‘Twinlock Sleeve’ begrepen de sleeve die door de [geïntimeerde 3] Groep tot voor kort in de markt werd gezet als “Twinlock” sleeve, ongeacht of voor deze sleeve al dan niet het merk “Twinlock” werd gebruikt, en de aanverwante Twinlock-producten.”
De opsomming a t/m h uit het beslagrekest is overgenomen onder § 2.10.2 van de inleidende dagvaarding. Voetnoot 36 is overgenomen in de inleidende dagvaarding als voetnoot 22.
3.1
In § 4.2.1. van het beslagrekest zijn de volgende beslaglocaties opgenomen: de kantooradressen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 4] en de woonadressen van [geïntimeerde 5] , [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 7] .
3.11
Op 16 december 2021 heeft de voorzieningenrechter de beslaglegging toegestaan als verzocht, met dien verstande dat geen beslag mag worden gelegd op de woonadressen van [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 7] .
3.12
Op 23 december 2021 heeft de deurwaarder het conservatoir bewijsbeslag gelegd waarbij hij de beslagen bestanden heeft gekopieerd en die kopieën in gerechtelijke bewaring heeft genomen.
Ten aanzien van [geïntimeerde 3] gaat het om drie harddisks met daarop de inhoud van de laptop van [geïntimeerde 5] , de laptop van [geïntimeerde 6] , de telefoon van [geïntimeerde 5] , Office 365 export [geïntimeerde 3] , boekhouding [geïntimeerde 3] en een USB-stick met daarop een kopie van de boekhouding.
Ten aanzien van [geïntimeerde 6] gaat het om drie harddisks met daarop de inhoud van de privémail, OneDrive en telefoon.
Ten aanzien van [geïntimeerde 7] gaat het om drie USB-sticks met daarop de inhoud van de privémail en Google Drive.
De deurwaarder heeft daarnaast het volgende in conservatoir beslag tot afgifte genomen:
twee reclameborden met de aanduiding “Twinlock” (in de welkomsthal);
vijf lege verpakkingsdozen met de aanduiding “Twinlock” (op de productieafdeling);
drie Twinlock Sleeves (een op het adres [adres 1] te [plaats] en twee op het adres [adres 2] 1 te [plaats] ); en
twee wanddecoraties met de aanduiding “Twinlock” (in de directiekamer).
3.13
Op 29 december 2021 heeft de deurwaarder op verzoek van Tesa een proces-verbaal van constatering opgemaakt. Hierin is opgenomen dat de deurwaarder heeft geconstateerd dat op het kantooradres van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] in de hal c.q. het trappenhuis twee wandplaten c.q. reclameborden zichtbaar zijn met daarop de aanduiding Twinlock.
3.14
Bij e-mail van 13 januari 2022 heeft de deurwaarder de advocaten van zowel Tesa als [geïntimeerde 3] onder meer het volgende bericht:
“Op 23 december 2021 is door ons kantoor bewijsbeslag gelegd. In dat verband dient nog een dataseparatie plaats te vinden. Het indexeren van een groot deel van de bestanden heeft inmiddels plaatsgevonden. De dataseparatie is gaande op basis van het beslagverlof met gebruikmaking van zoektermen die door de advocaten van Tesa zijn verstrekt (zie bijlage – zoektermenlijst). De dataseparatie zal vermoedelijk binnen 30 dagen kunnen worden voltooid. Wij gaan er vanuit dat partijen hechten aan een zinvolle en accurate uitvoering van dit proces. (…)
Gedurende het traject zullen wij partijen informeren over de verdere zoekresultaten. Een eerste zeer grove uitkomst is reeds bijgevoegd.”
Bij de e-mail is een overzicht gevoegd met daarop een lijst van zoektermen en de aantallen hits, onderverdeeld in drie periodes: vóór 30 juni 2019, tussen 30 juni 2019 en 1 maart 2021 en na 1 maart 2021.
3.15
Bij e-mail van 14 januari 2022 heeft de advocaat van [geïntimeerde 3] de deurwaarder onder meer het volgende bericht:
“Met onderstaande e-mail heeft u ons “
een eerste zeer grove uitkomst” toegezonden van “
zoekresultaten” met betrekking tot informatie van onze cliënten die onder het bewijsbeslag valt. Daarbij heeft u de advocaten van uw opdrachtgever in cc gezet. Dit heeft ons zeer verbaasd. Het verlof van de voorzieningenrechter biedt hiervoor geen grondslag. Ook is deze handelwijze evident een schending van wet- en regelgeving en de door u ondertekende geheimhoudingsovereenkomst van 23 december 2021.
In laatstgenoemde overeenkomst is onder meer opgenomen dat het u verboden is om, kort gezegd, op enigerlei wijze aan uw opdrachtgever, in welke vorm dan ook, direct of indirect, mededeling te doen van of aangaande enige bijzonderheid van de in beslag genomen documenten en gegevensdragers waarvan u behoorde te weten dat deze niet was bestemd voor derden en schade kan toebrengen aan de procedure. Het door u verstrekte overzicht bevat onder meer een overzicht van het aantal ‘hits’ per zoekterm per tijdvak. U lijkt te miskennen dat dit zoekresultaten zijn met betrekking tot (zeer) vertrouwelijke (bedrijfsgeheime) informatie, waar uw opdrachtgever geen recht op heeft zonder uitdrukkelijke toestemming van onze cliënten of de rechter.”
3.16
Bij brief van 21 januari 2022 heeft de advocaat van [geïntimeerde 3] Tesa – kort gezegd – gesommeerd het bewijsbeslag op te heffen, omdat de deurwaarder met het verzenden van de hiervoor onder 3.14 geciteerde e-mail met bijlage de vertrouwelijkheidsregels heeft geschonden.
3.17
Bij brief van 31 januari 2022 heeft de advocaat van Tesa de advocaat van [geïntimeerde 3] medegedeeld – kort gezegd – dat de deurwaarder binnen de kaders van het door de voorzieningenrechter gegeven verlof heeft gehandeld.

4.Beoordeling

4.1
Het gaat in dit geding, samengevat, om het volgende.
4.1.1
Tesa vordert (in de nummering volgens haar memorie van grieven) na wijziging van eis dat het
hof:
2. Tesa toestaat, conform de procedure als beschreven in hoofdstuk 6 van de dagvaarding in hoger beroep althans op een door het hof te bepalen wijze, inzage te nemen in en kopieën te verkrijgen van de stukken als omschreven in die dagvaarding en bij de deurwaarder in bewaring gehouden, met bevel aan [geïntimeerde 3] om daaraan alle nodige medewerking te verlenen,
3. op straffe van een dwangsom van €10.000 per dag;
4. [geïntimeerde 3] verbiedt inbreuk te maken op Tesa’s TWINLOCK Uniemerken;
5. [geïntimeerde 3] beveelt de in beslag genomen en in de inleidende dagvaarding opgesomde TWINLOCK reclame- en verpakkingsmaterialen te vernietigen en daarvan bewijs te verstrekken,
6. de bevelen sub 4 en 5 op straffe van een dwangsom van €10.000 per dag.
4.1.2
De vorderingen van [geïntimeerde 3] luiden, na wijziging van eis, dat:
alle door Tesa gelegde beslagen worden opgeheven;
de gerechtelijke bewaring van beslagen bescheiden wordt beëindigd;
Tesa wordt verboden om nog een keer hetzelfde of een soortgelijk beslag te leggen of te verzoeken,
alles op straffe van een dwangsom van €10.000 per dag.
4.1.3
Tesa legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Op basis van de SPA is meer dan € 27 miljoen betaald voor overname van de Twinlock
business(werknemers, klanten, bedrijfsgeheimen en merkenrechten etc. rondom de ontwikkeling, fabricage en verkoop van de Twinlock Sleeve, de Twinlock Sleeve-cleaner en de Twinlock-consumables). De overname zag niet alleen op de Twinlock Sleeve maar ook op aanverwante artikelen, zoals de Twinlock Activator. [geïntimeerde 3] heeft een georkestreerde aanval op Tesa gelanceerd, waardoor de waarde van de overgenomen vermogensbestanddelen aanzienlijk is gedaald en Tesa aanzienlijke schade lijdt. Kort na 1 maart 2021 zijn de nieuwe [geïntimeerde 3] - vennootschappen ingeschreven. Hoewel op dat moment het non-concurrentiebeding en het wervingsverbod uit de SPA geen werking meer hadden, is [geïntimeerde 3] de grenzen van toegestane concurrentie ver te buiten gegaan. Het patroon van ongeoorloofde handelingen blijkt uit (1) de merkinbreuk, gepleegd op de website van [geïntimeerde 3] en in haar bedrijfsruimtes, (2) het feit dat de nieuwe [geïntimeerde 3] - vennootschappen slechts 400 meter van het bedrijfspand van Tesa zijn gevestigd, (3) het feit dat [geïntimeerde 3] belangrijke klanten van Tesa heeft benaderd en zich daarbij heeft bediend van bedrijfsgeheime informatie, verkregen van oud-medewerkers van Tesa, en (4) het feit dat [geïntimeerde 7] in dienst is getreden van [geïntimeerde 3] toen het wervingsverbod nog van kracht was en vijf andere medewerkers kort na 1 maart 2021 die overstap hebben gemaakt.
Op al deze gronden is het verlof tot leggen van bewijsbeslag verleend. De deurwaarder heeft op grond daarvan een integrale kopie gemaakt van de relevante data van [geïntimeerde 3] , waarna aan de hand van zoektermen een dataseparatie heeft plaatsgevonden om te kunnen beoordelen of het beslag doel heeft getroffen én om te voorkomen dat bescheiden die niet onder het beslag vallen ten onrechte onder het beslag blijven. Tesa beoogt dat de gevorderde inzage in de beslagen documenten gebeurt door tussenkomst van een deskundige, omdat is te verwachten dat de in beslag genomen data gedeeltelijk bedrijfsgevoelig zijn. De beoogde werkwijze is in overeenstemming met de eisen die de Hoge Raad hieraan heeft gesteld en in lijn met de praktijk zoals die blijkt uit lagere jurisprudentie. Aan de voorwaarden die artikel 843a Rv stelt voor inzage en afgifte is voldaan. Tesa moet haar schade kunnen begroten in een tegen [geïntimeerde 3] aanhangig te maken bodemprocedure en heeft daarom spoedeisend belang bij toewijzing van haar 843a Rv-vordering. Ook bij toewijzing van de vorderingen nopens merkinbreuk bestaat spoedeisend belang.
4.1.4
[geïntimeerde 3] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat niet is voldaan aan de vereisten voor inzage van artikel 843a Rv en dat de deurwaarder de voorwaarden van vertrouwelijkheid, die waren verbonden aan het verleende verlof tot beslaglegging, heeft geschonden. Die schending bestond erin dat de deurwaarder na de beslaglegging (mede) aan Tesa een overzicht van zoekresultaten, op basis van toegepaste zoekwoorden binnen de beslagen documenten, heeft toegestuurd, welk overzicht zeer bedrijfsvertrouwelijke informatie van [geïntimeerde 3] bevat. Ook werd die vertrouwelijkheid geschaad door de (te) uitgebreide toelichting op bepaalde beslagen objecten in het beslagexploit. Ten slotte heeft Tesa in het beslagrekest, in strijd met de ‘waarheidsplicht’ van artikel 21 Rv, ten onrechte niet vermeld dat Tesa voor de indiensttreding van [geïntimeerde 7] bij [geïntimeerde 3] toestemming had gegeven.
4.1.5
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Tesa afgewezen en in reconventie de vorderingen van [geïntimeerde 3] sub A. en B. toegewezen en sub C. afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Gelet op de brede categorieën documenten waarop beslag is gelegd, voldoet de gevorderde inzage niet aan de eis van artikel 843a Rv dat die betrekking heeft op
bepaaldebescheiden. Met het toezenden van het overzicht van zoekresultaten aan Tesa heeft de deurwaarder de in dit geval in acht te nemen vertrouwelijkheid geschonden, waardoor niet kan worden uitgesloten dat bedrijfsvertrouwelijke informatie van [geïntimeerde 3] bij Tesa is terechtgekomen. Ook heeft Tesa in strijd gehandeld met artikel 21 Rv door in het beslagrekest niet te vermelden dat Tesa voor de indiensttreding van [geïntimeerde 7] bij [geïntimeerde 3] toestemming had gegeven.
De voorzieningenrechter heeft voorts beoordeeld of sprake is van een redelijk vermoeden dat [geïntimeerde 3] zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen en wanprestatie. Dat is naar haar voorlopig oordeel niet het geval. Dat het wervingsverbod is overtreden is niet aannemelijk geworden. Dat onrechtmatig is geconcurreerd door stelselmatig gebruik maken van bedrijfsvertrouwelijke kennis van voormalige Tesa-medewerkers kan – al is er wel enige grond voor een redelijk vermoeden – in dit kort geding, dat zich niet leent voor verder feitenonderzoek, niet worden vastgesteld. Wat betreft merkinbreuk is niet gebleken van recent merkgebruik op grote schaal, maar veeleer van ‘overblijfsels’ uit het verleden, welk gebruik bovendien inmiddels is gestaakt; Tesa heeft daarom geen spoedeisend belang bij toewijzing van de merkenrechtelijke vorderingen. De vordering van [geïntimeerde 3] tot een verbod op het nogmaals leggen van bewijsbeslag is afgewezen omdat niet is te voorzien of in de toekomst sprake is van omstandigheden die zo’n beslag rechtvaardigen.
4.1.6
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Tesa met diverse grieven op, en [geïntimeerde 3] met twee – voorwaardelijk voorgedragen – grieven.
Rechtsbetrekking
4.2
Met haar eerste grief keert Tesa zich tegen het oordeel van de voorzieningen-rechter dat het bestaan van een rechtsbetrekking, die blijkens artikel 843a Rv is vereist voor inzage en die volgens Tesa voortvloeit uit [geïntimeerde 3] contractschending, onrechtmatige concurrentie en/of merkinbreuk, niet voldoende aannemelijk is geworden.
4.2.1
Het hof stelt voorop dat de maatstaf ‘voldoende aannemelijk’ de rechter in staat stelt een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser om de waarheid te achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die inzage niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter ook voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde inzage en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. De vraag wat in het kader van een inzagevordering als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerd verbod of bevel of vordering tot schadevergoeding; anderzijds moeten aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot leggen van bewijsbeslag. (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251;
Semtex).
4.2.2
Naar het oordeel van het hof is in dit kort geding de door Tesa aan [geïntimeerde 3] verweten tekortkoming uit hoofde van de SPA, onrechtmatige concurrentie en merkinbreuk niet voldoende aannemelijk geworden. Ook als de feiten in onderlinge samenhang worden beschouwd, is er geen rechtsbetrekking tussen partijen aannemelijk geworden die tot een recht op inzage leidt.
Het hof motiveert dit voorlopig oordeel als volgt.
4.2.3
Bij de beoordeling of [geïntimeerde 3] is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld stelt het hof het volgende voorop. De relatie tussen partijen vindt haar oorsprong in het feit dat Tesa middels de SPA tegen een substantiële koopsom een deel van de onderneming, inclusief de daarin aanwezige goodwill en know-how, van [geïntimeerde 3] heeft overgenomen. Ter bescherming van deze goodwill en know-how (en dus van de met die koopsom gemoeide investering) heeft Tesa bedongen dat verkopers zich zouden onthouden van betrokkenheid, direct of indirect, bij een onderneming met hetzelfde werkgebied (ook territoriaal), van het onderhouden van betrekkingen met haar klanten, leveranciers en andere relaties en het werven van haar personeel. Dit concurrentiebeding (non-concurrentie en wervingsverbod) gold gedurende een termijn van drie jaren vanaf 1 maart 2018. Niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde 3] zich ertoe heeft verbonden, of dat Tesa er bij de koop van de onderneming op heeft vertrouwd of heeft mogen vertrouwen, dat verkopers zich er ook buiten de kaders of de termijn van het bedoelde concurrentiebeding van zouden onthouden om Tesa op de markt concurrentie aan te doen. Bij die stand van zaken gelden, nadat de laatste dag van de termijn van het concurrentiebeding verstreken is, naar het oordeel van het hof voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de martkttoetreding en concurrentie door [geïntimeerde 3] ten opzichte van Tesa in beginsel geen andere regels dan voor de beoordeling van mededinging tussen niet-gerelateerde ondernemingen in het algemeen. De door Tesa aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 1 juli 1997 (ECLI:NL:HR:1997:AG1569) leidt niet tot een ander oordeel nu in die zaak juist niet (uitdrukkelijk) een concurrentiebeding was overeengekomen en de verkopende partij bovendien kort na de verkoop een concurrerende onderneming was gestart.
4.2.4
Tesa’s grief 1c richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het wervingsverbod (zie hiervoor onder 3.4) niet is overtreden.
Het hof is van oordeel dat de voorzieningenrechter dit terecht en op goede gronden heeft beslist. Tesa’s beroep op de schriftelijke verklaring van [naam 9] maakt dit niet anders: uit die verklaring blijkt (juist) niet dat [geïntimeerde 5] vóór 1 maart 2022 heeft geprobeerd [naam 9] in dienst te nemen of hem daartoe een aanbod heeft gedaan. Dat toen wel de plannen van [geïntimeerde 5] voor nieuwe activiteiten van [geïntimeerde 3] zijn besproken, levert geen schending op van het wervingsverbod. Ook regelmatige contacten van [geïntimeerde 5] met werknemers van Tesa leveren niet een dergelijke schending op. [geïntimeerde 3] wijst erop dat die contacten plaatsvonden binnen een hechte gemeenschap. Ook wijst [geïntimeerde 3] erop dat zij op 15 maart 2021 en dus na het aflopen van het wervingsverbod vacatures online heeft gezet waarna de sollicitaties ‘binnenstroomden’. Mede tegen deze achtergrond zijn er onvoldoende aanwijzingen dat [geïntimeerde 3] voor 1 maart 2021 in strijd heeft gehandeld met het wervingsverbod.
4.2.5
Tesa’s grief 1d strekt ertoe dat voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde 3] Tesa onrechtmatige concurrentie heeft aangedaan door het benaderen van klanten van Tesa, waarbij gebruik is gemaakt van bedrijfsgeheime informatie van Tesa, ook beschouwd in combinatie met de werving van personeel en het merkgebruik (die het hof respectievelijk hiervoor onder 4.2.4 en hierna onder 4.2.6 bespreekt). Die concurrentie ligt blijkens de stellingen van Tesa op het terrein van de Twinlock
sleeve.
Zoals hiervoor overwogen onder 3.2, is de
sleeveniet beschermd door octrooirecht. Evenmin is gebleken dat het leveren of aanbieden van de
sleeve(en/of bijbehorende diensten) voorwerp is van enig ander intellectuele-eigendomsrecht.
Tesa wijst concreet op het benaderen van haar klanten AR Packaging, Gondi en Tetra Pak met vertrouwelijke gegevens.
[geïntimeerde 3] betwist dat zij Tesa’s klant AR Packaging benaderde met vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Tesa en wijst erop dat de door Tesa bedoelde gegevens omtrent de maatvoering van
sleevesdoor AR Packaging zelf aan [geïntimeerde 3] zijn verstrekt.
Ten aanzien van Tetra Pak heeft [geïntimeerde 3] aangevoerd dat Tetra Pak bij haar reeds haar klant was voor reinigingsmachines. [geïntimeerde 3] heeft na 1 maart 2021 wel met Tetra Pak gesproken over gegevens omtrent de maatvoering van
sleevesmaar dit betrof, zoals Tesa volgens [geïntimeerde 3] in eerste aanleg bevestigde, andere dan de door Tesa bedoelde vertrouwelijke maatgegevens. Ten aanzien van laatstbedoelde gegevens heeft Tesa overigens niet onderbouwd hoe [geïntimeerde 3] daarmee voordeel bij de concurrentie zou kunnen behalen, nu Tetra Pak als (potentiële) klant immers zelf kan en zal opgeven welke maatvoering zij wenst, aldus [geïntimeerde 3] .
Dat Tesa’s voormalige werknemer [naam 5] vertrouwelijke commerciële informatie omtrent Tesa’s klant Grupo Gondi naar haar privé e-mailadres heeft gestuurd, gebeurde volgens [geïntimeerde 3] , zoals zij onderbouwd heeft aangevoerd, in verband met een defect in haar laptop en een verzoek van Tesa. Ook heeft Tesa, zoals [geïntimeerde 3] terecht aanvoert, niet toegelicht (i) dat en hoe die informatie bij [geïntimeerde 3] terechtgekomen zou zijn en (ii) dat en hoe [geïntimeerde 3] die informatie heeft gebruikt om te concurreren met Tesa.
Ten aan zien van Tesa’s verwijt met betrekking tot een USB-stick die door haar voormalig werknemer [naam 7] is meegenomen heeft [geïntimeerde 3] onderbouwd betwist dat daarop bedrijfsgevoelige informatie van Tesa stond, terwijl ook hier door Tesa niet is toegelicht dat en hoe die informatie bij [geïntimeerde 3] terechtgekomen zou zijn en dat en hoe [geïntimeerde 3] die informatie heeft gebruikt om te concurreren met Tesa. Dit laatste geldt ook met betrekking tot informatie die volgens Tesa ter beschikking stond van haar werknemer [naam 6] , van wie Tesa wel heeft gewezen op gebruik van USB’s vóór zijn vertrek bij Tesa maar waarbij, zoals [geïntimeerde 3] aanvoert, niet is gebleken dat dit afweek van zijn normale gebruikspatroon en ook niet dat Beckon bij zijn vertrek bedrijfsinformatie van Tesa heeft meegenomen of achtergehouden. Ten aanzien van voormalig Tesa-werknemer [naam 8] ten slotte heeft [geïntimeerde 3] aangevoerd dat de door Tesa als bewijs overgelegd offerte van [geïntimeerde 3] niet ziet op
sleevesmaar op reinigingsmachines, waarvan het op grond van de tussen partijen gesloten
Agency Agreementaan werknemers van Tesa was toegestaan om daarvoor werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de verkoop (door [geïntimeerde 3] ) van die machines.
Tesa heeft, tegenover dit gemotiveerde verweer van [geïntimeerde 3] , niet voldoende aangevoerd om er in dit kort geding – waarin voor verder feitenonderzoek of bewijslevering geen plaats is – vanuit te gaan dat voldoende aannemelijk is geworden dat [geïntimeerde 3] het duurzame bedrijfsdebiet van Tesa stelselmatig en substantieel heeft afgebroken met behulp van vertrouwelijke gegevens die zij van voormalig werknemers van Tesa heeft verkregen, en aldus in haar concurrentie met Tesa onrechtmatig heeft gehandeld.
4.2.6
Met grief 1b betoogt Tesa dat de door haar gestelde merkinbreuken door de voorzieningenrechter ten onrechte alleen zijn beoordeeld in het kader van de afwijzing van Tesa’s hiervoor onder 4.1.1 sub 4, 5 en 6 bedoelde vorderingen en niet tevens als grondslag voor de inzagevordering.
Bij de door Tesa gestelde merkinbreuken gaat het, naast de aanwezigheid in het bedrijfspand van [geïntimeerde 3] van ingelijste reclameposters en vijf verpakkingsdozen met het merk TWINLOCK, om (in december 2021 beëindigd) gebruik van dat merk op een website van [geïntimeerde 3] . [geïntimeerde 3] heeft met verwijzing naar producties gemotiveerd betwist dat sprake is van merkinbreuk, in het bijzonder dat sprake is (geweest) van gebruik van het merk in het economisch verkeer. De inmiddels verwijderde webpagina was niet functioneel; deze was niet verbonden met de hoofdpagina of andere pagina’s van de website en er kon niet worden doorgeklikt naar een bestelling. Een en ander blijkt uit de lage bezoekerscijfers van de pagina. De reclameborden en deurstopper bevonden zich in het bedrijfspand en waren slechts relikwieën. |De vijf verpakkingsdozen werden gebruikt als ‘tafel’ om materiaal op te drogen. Er is geen enkele aanwijzingen dat dit geringe aantal dozen nog als verpakkingsmateriaal werd gebruikt. Tesa heeft een en ander niet betwist, terwijl de beschrijving van [geïntimeerde 3] past bij de aard en hoeveelheid van het aangetroffen materiaal, zodat het hof uitgaat van de juistheid van die beschrijving.
Voor zover het gebruik van het merk op de webpagina en op de aangetroffen goederen al als merkinbreuken kunnen worden aangemerkt, vormen die naar het oordeel van het hof, gelet op een afweging van de betrokken belangen van partijen, onvoldoende grond voor toewijzing van de gevorderde inzage. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om merkgebruik van betrekkelijk geringe omvang dat inmiddels is gestaakt, waarmee Tesa thans bekend is en waarbij zij niet concreet heeft gesteld of onderbouwd dat de gevorderde veelomvattende en voor [geïntimeerde 3] ingrijpende inzagemaatregel naar verwachting nieuwe of aanvullende informatie omtrent aard en omvang van dat merkgebruik en/of daardoor aangerichte schade kan opleveren.
4.2.7
Met haar grief 1a betoogt Tesa dat de voorzieningenrechter de aan [geïntimeerde 3] verweten gedragingen onvoldoende in hun onderlinge samenhang heeft beoordeeld, en daarmee heeft miskend dat sprake was van een ‘georkestreerde aanval’ op de onderneming die Tesa middels de SPA had gekocht.
Het hof overweegt als volgt. Het enkele feit dat handelingen kunnen worden beschouwd als behorend tot een ‘patroon’ maakt die handelingen, als zij op zichzelf rechtmatig zijn en strekken tot geoorloofde concurrentie op de markt, niet tot een onrechtmatige ‘aanval’. Ook de omstandigheid dat een onderneming gebonden is geweest, zoals [geïntimeerde 3] , aan een contractueel concurrentieverbod en na afloop van de daaraan verbonden termijn min of meer tegelijkertijd verschillende activiteiten onderneemt om een positie te veroveren op de voordien vanwege dat concurrentiebeding voor haar niet toegankelijke markt, bestempelt die activiteiten nog niet tot een onrechtmatige aanval. Evenmin is dat het geval wanneer de bedoelde activiteiten worden beschouwd in samenhang met de vestigingsplaats van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] op 400 meter van het bedrijfspand van Tesa, reeds omdat Tesa niet voldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde 3] haar door die vestigingsplaats nadeel in de concurrentiestrijd berokkent en dat dit, indien het aan de orde zou zijn, onrechtmatig is. Het hof concludeert dat Tesa geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die voldoende aannemelijk maken dat de bedoelde activiteiten van [geïntimeerde 3] , afgezien van hun gelijktijdigheid en gerichtheid (mede) op concurrentie met Tesa, juist vanwege hun onderlinge samenhang onrechtmatig zijn of waren. Het enkele - mogelijk onrechtmatige - merkgebruik van geringe omvang zoals hiervoor beschreven, maakt dat niet anders. Grief 1a slaagt dan ook niet.
4.2.8
Uit het voorgaande volgt dat de grieven 1a tot en met 1d van Tesa niet slagen. Daarmee is niet voldoende aannemelijk geworden dat tussen partijen sprake is van een rechtsbetrekking die Tesa recht geeft op de gevorderde inzage.
Artikel 21 Rv
4.3
Met haar tweede grief bestrijdt Tesa het oordeel in het bestreden vonnis dat Tesa de (beslag)voorzieningenrechter op het verkeerde been heeft gezet doordat in haar beslagrekest onjuiste informatie werd gepresenteerd over indiensttreding van [geïntimeerde 7] bij [geïntimeerde 3] . Voor zover de onderbouwing van deze grief erop neerkomt dat Tesa die onjuiste informatie niet opzettelijk heeft verstrekt, gaat het hof daaraan voorbij. Die omstandigheid doet er namelijk niet aan af dat Tesa eenvoudig had kunnen weten – en dus had moeten vermijden – dat op dit belangrijke punt (waarop door Tesa zelf in het rekest grote nadruk werd gelegd) apert onjuiste informatie werd gepresenteerd. Dat klemt temeer nu het een verzoek betrof waarop de rechter
ex partebeslist. Voor zover de onderbouwing van deze grief erop neerkomt dat de voorzieningenrechter het verzochte beslag ook los van de onjuiste informatie zou hebben toegestaan, wordt miskend dat de in artikel 21 Rv bedoelde plicht van partijen ziet op het aanvoeren van de voor de beslissing van belang zijnde feiten. Dat het wegdenken van één belangrijk feit niet tot een andere beslissing zou hebben geleid maakt niet dat zo’n feit zonder schending van artikel 21 Rv kan worden weggelaten, nu immers de voorzieningenrechter in een geval als dit zijn beslissing moet kunnen baseren op het geheel van de feiten en omstandigheden die kenmerkend zijn voor het aan hem voorgelegde geval.
Grief 2 slaagt daarom niet.
Vertrouwelijkheid bij beslaglegging
4.4
Grieven 3a en 3b betreffen de werkwijze rondom de beslaglegging en de verkrijging van het rechterlijk verlof daartoe.
4.4.1
Met grief 3a stelt Tesa het oordeel in het bestreden vonnis aan de orde dat bij het bewijsbeslag de in acht te nemen vertrouwelijkheid is geschonden. Tesa licht deze grief onder meer toe door te wijzen op rechtspraak van de Hoge Raad waaruit volgt hoe in het algemeen de partij op wiens verzoek beslag wordt gelegd, door de deurwaarder globaal mag worden geïnformeerd over in beslag genomen bescheiden. Daarnaast betrekt Tesa de stelling dat het bestreden vonnis blijk geeft van een verkeerde interpretatie van de in het beslagrekest vermelde geheimhoudingsafspraak met de deurwaarder.
Deze grief kan Tesa niet baten omdat, ook als Tesa in de bedoelde argumenten moet worden gevolgd, deze onverlet laten dat het verlof voor het onderhavige bewijsbeslag – zoals ook in het bestreden vonnis overwogen en door Tesa niet bestreden – door de voorzieningenrechter is verleend onder de voorwaarde (beslagrekest onder IV sub c) dat de deurwaarder “geen informatie omtrent de in beslag genomen zaken” zal verstrekken aan Tesa. De verstrekking aan (en kennisneming door) Tesa van de resultaten (‘hits’) van de toepassing van de zoekwoorden op de in beslag genomen documenten vormt onmiskenbaar een schending van deze voorwaarde, die Tesa zelf had aangedragen ter verkrijging van het verlof tot bewijsbeslag. De voorzieningenrechter heeft daarom terecht geoordeeld dat de vertrouwelijkheid is geschonden.
4.4.2
Met grief 3b bestrijdt Tesa het oordeel in het bestreden vonnis dat de eerder bedoelde lijst van zoekwoorden in het beslagrekest had moeten worden vermeld. Deze grief slaagt niet aangezien, ook indien zij op zichzelf terecht zou zijn voorgesteld, dit in verband met wat hiervoor is overwogen onder 4.4.1 niet leidt tot een ander oordeel over de schending van de vertrouwelijkheid.
Slotoverweging principaal hoger beroep
4.5
De conclusie in het principale hoger beroep is dat geen van de grieven slaagt en dat het bestreden vonnis zowel ten aanzien van de geweigerde inzage als de opheffing van het beslag en beëindiging van de gerechtelijke bewaring moet worden bekrachtigd. Er is geen grond voor toewijzing van enig onderdeel van de in hoger beroep gewijzigde vordering van Tesa. Tesa zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principale hoger beroep worden veroordeeld.
Incidenteel hoger beroep
4.6
Het incidentele hoger beroep is door [geïntimeerde 3] alleen ingesteld voor het geval het bestreden vonnis door het hof niet zou worden bekrachtigd. Dat geval doet zich niet voor, zodat het incidentele hoger beroep geen behandeling behoeft.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Tesa in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 3] begroot op € 783 aan verschotten en € 3.549 voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest (dan wel het verschuldigd worden van eventuele nakosten) aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, H. Struik en A.W.G. Artz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.