ECLI:NL:GHAMS:2023:1353

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
23-002642-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van voorschriften bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, specifiek lachgas, en de gevolgen daarvan voor de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het overtreden van verschillende voorschriften uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het ADR, met betrekking tot het vervoer van lachgas. De tenlastelegging omvatte onder andere het ontbreken van een volledig ingevuld vervoersdocument en het niet aanwezig zijn van een goedgekeurd brandblusapparaat. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 mei 2023 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken diende te worden, omdat de brandblusser mogelijk nog functioneel was en de lading deugdelijk was vastgezet. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte de voorschriften uit het ADR heeft overtreden, aangezien de lading niet was vastgezet en de brandblusser niet voldeed aan de eisen.

Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijke overtreding, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,- en 35 dagen hechtenis, met een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete. Het hof heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn voornemen om zijn leven te beteren, maar heeft ook de ernst van de overtredingen en de risico's voor de veiligheid van anderen in overweging genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002642-22
datum uitspraak: 31 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-086166-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 mei 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2021, in de gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, heeft verricht ten aanzien van (een) gevaarlijke stof(fen) en/of met vervoersmiddelen die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels,
immers heeft hij toen en aldaar, met een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kenteken01] , gereden, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen ( te weten vijfentwintig, in ieder geval één of meer drukhouder(s)(cilinder(s) ) gevuld met N20 (lachgas) UN-1070, of resten daarvan bevonden, over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Jarmuiden, zonder inachtneming van de regels / voorschriften gesteld in bijlage 1 behorende bij de regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, hierin bestaande dat:
- in strijd met 8.1.2.1 onder a) van het ADR niet voor alle vervoerde gevaarlijke stoffen een volledig ingevuld vervoersdocument aanwezig, en/of
- in strijd met 8.1.4.4 van het ADR geen goedgekeurde brandblusapparaat aanwezig , en/of
- in strijd met 7.5.7.1 van het ADR de lading niet was vastgezet en/of gestuwd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de keuringstermijn van de brandblusser mogelijk net was verstreken, maar dat dit niet betekende dat de blusser niet meer functioneel was. Verder is bepleit dat de lading deugdelijk was vastgezet en dat verdachte beschikte over een vrachtbrief.
Oordeel van het hof
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant01] d.d. 14 december 2021 blijkt dat de lading van de verdachte is geïnspecteerd en dat de colli waarin de drukhouders gevuld met lachgas waren verpakt, in het geheel niet waren vastgezet, dat de keuringstermijn van de in de bedrijfsauto aanwezige brandblusser was verstreken en dat de verdachte niet beschikte over een vervoersdocument dat volgens de eisen die in paragraaf 5.4.1 van het ADR [1] daaraan worden gesteld, was ingevuld. Daarmee heeft de verdachte voorschriften uit het ADR overtreden. Voor zover de verdediging heeft bepleit dat de brandblusser nog functioneel was, overweegt het hof dat de verdachte niet wordt verweten een niet-functionele brandblusser te hebben meegevoerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 mei 2021 in de gemeente Amsterdam een handeling bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van een gevaarlijke stof en met vervoersmiddelen die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels,
immers heeft hij toen en aldaar met een bedrijfsauto voorzien van het kenteken [kenteken01] gereden, waarin zich gevaarlijke stoffen (te weten N20 (lachgas), UN-1070, of resten daarvan) bevonden, over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Jarmuiden, zonder inachtneming van de regels en voorschriften gesteld in bijlage 1 behorende bij de regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, hierin bestaande dat:
- in strijd met 8.1.2.1 onder a) van het ADR niet voor alle vervoerde gevaarlijke stoffen een volledig ingevuld vervoersdocument aanwezig was, en
- geen goedgekeurd brandblusapparaat aanwezig was, en
- in strijd met 7.5.7.1 van het ADR de lading niet was vastgezet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 4.000,- subsidiair vijftig dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,- waarvan € 3.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in zijn bedrijfsauto vijfentwintig drukhouders lachgas vervoerd over de openbare weg zonder daarbij te voldoen aan voorschriften die tot doel hebben de risico’s van een dergelijk vervoer van gevaarlijke stoffen te beperken. De verdachte heeft daarmee ongeoorloofde risico’s genomen ter zake de veiligheid van goederen en personen, onder wie andere weggebruikers. Dit neemt het hof hem kwalijk. Daarbij komt dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 mei 2023, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor de overtreding van art. 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Die eerdere veroordeling heeft niet kunnen voorkomen dat de verdachte opnieuw gevaarlijke stoffen vervoerde over de openbare weg zonder te voldoen aan de geldende veiligheidsvoorschriften. De verdachte lijkt aldus het gevaarzettende van zijn handelen niet of onvoldoende te hebben ingezien.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat de verdachte een nieuw pad lijkt te zijn ingeslagen en voornemens is zijn verslaving te laten behandelen. Verder lijkt het risico van herhaling reeds te zijn ingeperkt doordat de verdachte niet langer werkzaam is als vervoerder.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de voorschriften 7.5.7.1, 8.1.2.1 en 8.1.4.5 van het ADR.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Lolkema en mr. N.E. Kwak,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 mei 2023.
Mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.