In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het overtreden van verschillende voorschriften uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het ADR, met betrekking tot het vervoer van lachgas. De tenlastelegging omvatte onder andere het ontbreken van een volledig ingevuld vervoersdocument en het niet aanwezig zijn van een goedgekeurd brandblusapparaat. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 mei 2023 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken diende te worden, omdat de brandblusser mogelijk nog functioneel was en de lading deugdelijk was vastgezet. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte de voorschriften uit het ADR heeft overtreden, aangezien de lading niet was vastgezet en de brandblusser niet voldeed aan de eisen.
Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijke overtreding, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,- en 35 dagen hechtenis, met een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete. Het hof heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn voornemen om zijn leven te beteren, maar heeft ook de ernst van de overtredingen en de risico's voor de veiligheid van anderen in overweging genomen.