ECLI:NL:GHAMS:2023:1342

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
200.263.544/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontheffing van de onderzoeker in enquêteprocedure

Op 25 mei 2023 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de besloten vennootschap Marrobel B.V. en de onderzoeker H. Reumkens betrokken waren. [A] c.s. verzochten om ontheffing van de onderzoeker, stellende dat deze onvoldoende aandacht besteedde aan hun standpunten en dat er sprake was van partijdigheid. De Ondernemingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor onzorgvuldig handelen of partijdigheid van de onderzoeker. Het verzoek tot ontheffing werd afgewezen, waarbij de Ondernemingskamer benadrukte dat de geheimhoudingsplicht uit artikel 2:351 lid 4 BW nageleefd moest worden. [A] c.s. hadden onterecht geciteerd uit het conceptverslag, wat een inbreuk op deze plicht vormde. De Ondernemingskamer stelde vast dat de onderzoeker voldoende gelegenheid had geboden voor commentaar op het conceptverslag en dat hij dit commentaar waar nodig zou verwerken in het definitieve verslag. De hoge drempel voor een volledige proceskostenveroordeling werd niet gehaald, maar [A] c.s. werden wel veroordeeld in de proceskosten conform het liquidatietarief, begroot op € 2.366.

Uitspraak

proces-verbaal
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.263.544/02 OK
Proces-verbaal van het verhandelde ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam van 25 mei 2023
Tegenwoordig zijn mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.A.M. Vaessen en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en drs. A.G. Thomassen en dr. M.J.R. Broekema, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier.
Aan de orde is de behandeling van het verzoekschrift van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARROBEL B.V.,
gevestigd te Vught,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. B.W. Brouweren
mr. H.R. Pleiter, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARROBEL B.V.,
gevestigd te Vught,
VERWEERSTER,
verschenen bij haar bestuurder,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NATUURBOUW REALISATIE B.V.,
gevestigd te Oisterwijk,
2.
[A],
wonende te [....] ,
3.
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: thans
mr. J.A.A. van der Weijst, kantoorhoudende te Gemonde, voorheen mr. P.J. van der Korst en mr. A van Vugt,
e n t e g e n
4. de stichting
[C],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
verschenen bij haar bestuurder,
e n t e g e n
5.
H. REUMKENSin zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde onderzoeker,
kantoorhoudende te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen.
Ter terechtzitting zijn aanwezig:
- [A] voor zichzelf en in zijn hoedanigheid van bestuurder van Natuurbouw Realisatie B.V., bijgestaan door mr. Van der Weijst voormeld en door mr. R. van Biezen, kantoorhoudende te Den Haag;
- [B] , bijgestaan door mr. Van der Weijst voormeld en door mr. R. van Biezen, kantoorhoudende te Den Haag;
- [D] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Marrobel B.V. en [C] , bijgestaan door mr. Brouwer en mr. Pleiter voormeld;
- [E] , fiscaal adviseur van Marrobel B.V.;
- H. Reumkens in zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde onderzoeker.
Partijen en andere personen worden (ook) als volgt aangeduid:
  • verzoekster en verweerster als Marrobel;
  • belanghebbenden sub 1 tot en met 3 gezamenlijk als [A] c.s.;
  • belanghebbende sub 5 als de onderzoeker.
Bij de beschikkingen van 16 en 17 januari 2020 in deze zaak heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Marrobel over de periode vanaf 3 mei 2012 tot 20 september 2017 en de onderzoeker benoemd teneinde het onderzoek te verrichten.
[A] c.s. hebben de Ondernemingskamer – samengevat – verzocht de onderzoeker, nadat deze zijn verslag in concept aan partijen had toegestuurd, uit zijn functie te ontheffen en een andere onderzoeker te benoemen. Marrobel en de onderzoeker hebben de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen. Marrobel heeft de Ondernemingskamer daarbij verzocht [A] c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten die aan haar zijde € 19.575,50 inclusief btw bedragen.
De advocaten lichten de standpunten van de onderscheiden partijen toe aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. De Ondernemingskamer beslist dat de namens [A] c.s. op 22 mei 2023 ingediende brief met producties 34-40 niet wordt toegelaten. Partijen en hun advocaten beantwoorden vragen van de Ondernemingskamer en verstrekken inlichtingen.
De voorzitter van de Ondernemingskamer schorst tweemaal de behandeling ter terechtzitting.
De voorzitter van de Ondernemingskamer deelt na hervatting van de behandeling na de tweede schorsing als beslissing van de Ondernemingskamer mede dat mondeling uitspraak wordt gedaan.
De Ondernemingskamer doet als volgt mondeling uitspraak:
1. [A] c.s. hebben ter onderbouwing van hun standpunt dat de onderzoeker uit zijn functie moet worden ontheven aangevoerd dat hij onvoldoende aandacht besteedt aan en onvoldoende respondeert op namens [A] c.s. aangevoerde standpunten en ingediende stukken. Daaruit volgt volgens [A] c.s. ook dat sprake is van partijdigheid bij de onderzoeker.
2. De Ondernemingskamer stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 2:351 lid 4 BW wordt een (deel van een) conceptverslag eerst aan partijen toegestuurd, zodat zij daarop hun commentaar kunnen leveren en daarbij de onderzoeker van eventuele onjuistheden op de hoogte kunnen brengen. Eventuele onjuistheden kunnen dan hersteld worden voordat het verslag het daglicht ziet. Het is van groot belang dat de geheimhoudingsplicht uit artikel 2:351 lid 4 BW wordt nageleefd om te voorkomen dat een onjuist verslag openbaar wordt. De Ondernemingskamer weegt bij haar beoordeling mee dat [A] c.s. ten onrechte een inbreuk hebben gemaakt op die geheimhoudingsplicht door in hun verzoek tot ontheffing van de onderzoeker te citeren uit het conceptverslag en het conceptverslag bij het verzoek over te leggen.
3. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer zijn er geen aanwijzingen dat de onderzoeker onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld of dat naar objectieve maatstaven voldoende gronden bestaan voor twijfel aan zijn onpartijdigheid. Het uitgangspunt is dat een onderzoeker een grote mate van vrijheid heeft het onderzoek naar eigen inzicht in te richten en uit te voeren. Steeds bepalend is hetgeen in de gegeven omstandigheden van een bekwaam en redelijk handelend onderzoeker mag worden verwacht (zie ook OK 6 april 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1019). Het staat de onderzoeker in dat kader vrij te beslissen welke stukken hij bij zijn onderzoek betrekt en in hoeverre hij commentaar van een partij in het verslag verwerkt. Dat de onderzoeker relevante stukken ten onrechte niet in zijn onderzoek zou betrekken of zou weigeren daarvan kennis te nemen is de Ondernemingskamer niet gebleken. Zoals ook door [A] c.s. is erkend, heeft de onderzoeker partijen voldoende mogelijkheid geboden om op het conceptverslag te reageren. [A] c.s. hebben van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt. De onderzoeker heeft ter zitting bevestigd dat hij het door [A] c.s. ingediende commentaar waar nodig in het definitieve verslag zal verwerken en dat hij het commentaar aan het verslag zal aanhechten (zie ook 5.16 van de Leidraad voor onderzoekers in enquêteprocedures). Of en in hoeverre de onderzoeker op de juiste wijze met het commentaar is omgegaan en zal omgaan, kan aan de hand van het definitieve verslag in een eventuele tweedefaseprocedure worden bediscussieerd. Het verzoek tot ontheffing van de onderzoeker uit zijn functie zal dan ook worden afgewezen.
4. De Ondernemingskamer oordeelt dat de hoge drempel voor een volledige proceskostenveroordeling niet wordt gehaald. De Ondernemingskamer zal [A] c.s. veroordelen in de proceskosten conform het liquidatietarief (twee punten), begroot op € 2.366.
Dit leidt tot de volgende beslissing:
De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van [A] , [B] en Natuurbouw Realisatie B.V. af;
veroordeelt [A] , [B] en Natuurbouw Realisatie B.V. hoofdelijk in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van Marrobel B.V. begroot op € 2.366;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
De voorzitter sluit de behandeling ter terechtzitting.
Waarvan proces-verbaal,