Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“1. De werkgever mag (in) een werknemer schorsen met inhouding van loon bij:(…)c. verdenking van een vergrijp, dat een dringende reden tot ontslag als bedoeld in artikel 7:678 BW zou kunnen zijn, met een maximum van vier weken; de inhouding van loon kan maximaal drie weken duren. Onmiddellijk zal een onderzoek worden ingesteld of het vergrijp inderdaad is begaan.Blijkt dit niet het geval te zijn, dan zal het ingehouden loon alsnog worden uitbetaald en zal de werknemer worden gerehabiliteerd.”
“Hierbij bevestigen wij het gesprek d.d. 15 september 2021 (…) In ons filiaal [straat] te [plaats] is het vermoeden ontstaan dat jij direct of indirect betrokken bent bij het zonder toestemming wegnemen (en nuttigen) van producten uit de winkel zonder hiervoor te betalen. In bovengenoemd gesprek is aan jou medegedeeld dat je met onmiddellijke ingang tot nader bericht bent geschorst wegens een verdenking van een vergrijp dat een dringende reden tot ontslag als bedoeld in artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek zou kunnen zijn, met een maximum van vier weken. Eén en ander conform het bedrijfsreglement dan wel de van toepassing zijnde CAO. Een onderzoek of het vergrijp inderdaad is begaan, zal worden ingesteld door SecMan B.V. Jouw salarisbetaling is stopgezet. (…) Daarnaast is jou een winkelverbod opgelegd voor filiaal [straat] te [plaats] en mag jij geen contact opnemen met jouw collega’s gedurende jouw schorsing. Volledigheidshalve wijzen wij je er op dat indien uit het onderzoek blijkt dat jij je inderdaad schuldig hebt gemaakt aan het hierboven genoemde vergrijp, ontslag op staande voet zal volgen. (…)”
“(…) Haar wordt verweten een broodje van de bakkerij niet te hebben afgerekend bij de kassa. Zij bestrijdt dat. Dat zou ook moeten blijken bij kascontrole en/of voorraadcontrole in de bakkerij (…). Ook al zou een broodje bij de bakkerij niet zijn afgerekend bij de kassa – hetgeen cliënte weerspreekt – dan is de door u getroffen maatregel buiten proportioneel mede gezien de lange duur van het dienstverband – ruim negentien jaren – en haar goede staat van dienst.”
3.Beoordeling
afgewezen, en in het tegenverzoek de vordering tot betaling van achterstallig loon over de periode 10/2021 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met compensatie van de proceskosten in het verzoek en het tegenverzoek.
grieven 1 en 2richten zich tegen het oordeel van de kantonrechter zoals weergegeven onder rechtsoverweging 5.8 tot en met 5.11en lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Met
grief 1betoogt Deka – samengevat – dat, nu op grond van de camerabeelden vast staat dat [geïntimeerde] croissants heeft gepakt en aangeslagen op de kassa terwijl op diezelfde camerabeelden niet te zien is dat ze de croissants betaalt, zij (voorshands) voldoende heeft gesteld om haar in het bewijs geslaagd te achten dat [geïntimeerde] de croissants niet heeft betaald, behoudens door [geïntimeerde] te leveren tegenbewijs. Met
grief 2(en deels in de toelichting op grief 1) kom Deka op tegen het oordeel van de kantonrechter dat - samengevat - geen sprake is van diefstal. Volgens Deka heeft [geïntimeerde] zich op grond van artikel 3.14 en 3.15 van het bedrijfsreglement (zie onder 2.6) wel degelijk schuldig gemaakt aan diefstal en moet ontslag op staande voet volgen.
grief 3 tot en met 5komt Deka op tegen het oordeel van de kantonrechter – samengevat – dat vaststaat dat [geïntimeerde] de bedrijfsregels heeft overtreden, maar dat dit geen (ernstig) verwijtbaar handelen noch een verstoorde arbeidsverhouding oplevert die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
grief 6met betrekking tot het loon over de periode van schorsing faalt. Nu de diefstal niet is komen vast te staan, heeft de kantonrechter terecht overeenkomstig artikel 27 lid 1 aanhef en onderdeel c van de cao VGL (zie onder 2.5) de loonvordering over de schorsingsperiode toegewezen.