ECLI:NL:GHAMS:2023:1268

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
23-002354-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verstrekken en aanwezig hebben van harddrugs met een bekennende verdachte die zijn leven aan het beteren is

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was beschuldigd van het opzettelijk verstrekken en aanwezig hebben van harddrugs, specifiek cocaïne, op 10 maart 2022 in Amsterdam. De verdachte had eerder een taakstraf van 180 uren opgelegd gekregen, maar in hoger beroep werd door de advocaat-generaal een lagere taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van één dag geëist. De raadsman pleitte voor een taakstraf van 90 dagen, verwijzend naar de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en zijn erkenning van schuld.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk verstrekken van 0,21 gram cocaïne aan een derde en het aanwezig hebben van 7,97 gram cocaïne. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid in overweging genomen, maar ook de inspanningen van de verdachte om zijn leven te beteren. Uiteindelijk werd de straf bepaald op een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 90 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Daarnaast heeft het hof beslist dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder cocaïne, onttrokken worden aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de omstandigheden van de verdachte in acht hebben genomen, evenals de noodzaak om de volksgezondheid te beschermen tegen de gevaren van harddrugs.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002354-22
datum uitspraak: 25 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-105983-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam01] ongeveer 1 bolletje/zakje cocaine (0,21 gram) in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 10 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft verstrekt aan [naam01] 1 bolletje/zakje cocaine (0,21 gram);
2. hij op 10 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7,97 gram cocaine;
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht en met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 90 dagen. Hiertoe heeft hij – samengevat – aangevoerd dat de straf die de politierechter heeft opgelegd, hoger is dan die wordt beschreven in de zogenoemde LOVS oriëntatiepunten voor een first offender en dat de samenloopregeling van toepassing is. Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte zijn schuld erkent en momenteel zijn leven aan het beteren is. Zo is hij reeds gestart met verschillende (hulpverlening)trajecten en is het van belang om met de op te leggen straf deze positieve ontwikkelingen niet te doorkruisen. De raadsman heeft subsidiair bepleit om naast de verzochte taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verstrekken en aanwezig hebben van harddrugs. De verspreiding en het gebruik van harddrugs (waaronder cocaïne) vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, brengen onrust in de samenleving teweeg en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van (andere) criminaliteit.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 maart 2023 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor soortgelijke feiten. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte.
In strafmatigende zin weegt het hof mee dat de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, met behulp van verschillende instanties aan de slag is gegaan om zijn problemen aan te pakken en zich thans focust op zijn toekomst.
Mede in het licht van de straffen die meestal in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht het hof een taakstraf en een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1 en 2 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer deels (G6161109, cocaïne) aangezien het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit goed is begaan en deels (G6161108, chemisch vloeibaar) omdat het kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22b, 22c, 22d, 36b, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK niet te definiëren goederen (omschrijving: G6161108, chemisch vloeibaar);
- 1 STK verdovende middelen (omschrijving: G6161109, cocaïne).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. R.P. den Otter en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.