ECLI:NL:GHAMS:2023:1267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
23-003255-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging gepleegd, bedreiging en geweld tegen aangever

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 23 april 2019 te Zandvoort. Samen met een medeverdachte heeft hij de aangever bedreigd en geweld gebruikt om zijn telefoon afhandig te maken. De aangever verklaarde dat hij door de verdachte en zijn medeverdachte werd vastgegrepen en onder bedreiging van geweld werd gedwongen zijn wachtwoord te geven. Het hof heeft de verklaringen van de aangever als geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door camerabeelden en andere bewijsmiddelen. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigde en de straffen opnieuw vaststelde. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep, maar besloot dat dit geen verdere gevolgen had voor de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003255-19
datum uitspraak: 25 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2019 in de strafzaak met parketnummer
15-111024-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [verdachte01] 1998,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2019 te Zandvoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (van het merk Apple I-phone) en/of een oplader en/of een geldbedrag ad 120 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door: - die [slachtoffer01] vast te pakken door hem in een wurggreep te nemen en/of
- die [slachtoffer01] een sleutel tegen zijn keel te drukken en/of
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: "Geef gewoon je wachtwoord, je hebt niks te willen".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om praktische redenen. Het hof sluit zich echter grotendeels aan bij de overwegingen van de rechtbank die hieronder in zoverre worden overgenomen.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Het hof overweegt dat de bewezenverklaring volgt uit de gebruikte bewijsmiddelen en overweegt ten aanzien van de herkenning van de verdachte aanvullend als volgt.
Op 23 april 2019 heeft [slachtoffer01] (hierna: de aangever) aangifte gedaan van diefstal van onder meer zijn telefoon onder bedreiging met geweld. Hij heeft verklaard dat hij de verdachte en de medeverdachte goed heeft kunnen zien en hen heeft herkend. De verklaringen van aangever worden ondersteund door verschillende andere uitkomsten uit het onderzoek. Hij noemt ook hun namen. Bovendien verklaart de aangever waar hij hen van kent. Over de verdachte heeft aangever verteld dat hij met hem op het [school01] heeft gezeten en dat hij in 2016 met hem is aangehouden ter zake van een winkeldiefstal. Na raadpleging van het politiesysteem wordt bevestigd dat de aangever en de verdachte in augustus 2016 samen zijn aangehouden. De verklaring van de verdachte dat hij de aangever niet kent is daarom niet geloofwaardig. De verklaring van aangever over de verdachte en de medeverdachte wordt ook bevestigd door de bekennende verklaring van de medeverdachte over zijn aandeel in het misdrijf. Tot slot wordt de verklaring van de aangever over de identiteit van de verdachte ondersteund door de constatering van de verbalisant dat de verdachte donkere sportschoenen met een lichte zool droeg. De door de verdachte bij zijn inverzekeringstelling op 8 mei 2019 gedragen schoenen komen overeen met de schoenen van de dader die zichtbaar is op de camerabeelden en van wie de aangever zegt dat het de verdachte is.
De aangever is op 11 april 2023 ter terechtzitting nogmaals gehoord. Aangever heeft ten aanzien van een aantal onderdelen anders verklaard dan hij bij de politie had gedaan. Het hof ziet daarin echter geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van aangever dat hij is beroofd. Zijn verklaring wordt immers ten aanzien van de relevante onderdelen ondersteund door wat er op de camerabeelden te zien is. Wel houdt het hof voor mogelijk dat de aangever op onderdelen anders heeft verklaard in verband met zijn betrokkenheid bij een ander strafbaar feit of een voornemen daartoe. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de aangever over wie hem hebben beroofd. De aangever kent de verdachte. Er is geen belang aannemelijk geworden of zelfs maar opgeworpen dat voor de aangever aanleiding zou kunnen zijn om de verdachte ten onrechte te beschuldigen.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat het de verdachte is die te zien is op de camerabeelden en die op 23 april 2019 samen met zijn medeverdachte de diefstal van de telefoon met geweld heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 april 2019 te Zandvoort tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon van het merk Apple (iPhone) die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer01] vast te pakken door hem in een wurggreep te nemen en
- die [slachtoffer01] een sleutel tegen zijn keel te drukken en
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: "Geef gewoon je wachtwoord, je hebt niks te willen".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

De in de navolgende bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het tenlastegelegde en bewezen geachte feit door de verdachte is begaan.

1. Het proces-verbaal van aangifte van 23 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] (doorgenummerde pagina’s 11-14).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer01] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 23 april 2019, omstreeks 00:52 uur, kwam ik lopend aan op het NS-Station van Zandvoort. Op het
station werd ik aangesproken door man 1. Nog voordat ik door had wat er gebeurde werd ik van
achteren vastgegrepen door middel van een wurggreep bij mijn nek.
Terwijl ik vastgehouden werd kwam er een tweede man bij, verder benoemd als man 2. Deze man kwam naast mij staan en terwijl ik nog steeds vastgehouden werd doorzocht hij mijn broek- en jaszakken. Ik zag dat man 2 mijn telefoon uit mijn rechter broekzak haalde. Ik hoorde man 2 zeggen: "Wat is je wachtwoord?" Ik zei hierop: "deze ga ik niet geven." Hierop zag dat man 1 een sleutelbosje richting mijn keel bewoog. Ik voelde vervolgens dat man 1 die mij vasthield van achteren een sleutel tegen mijn keel aan drukte. Ik hoorde ook het gerinkel van de sleutelbos. Ik voelde dat hij hierbij kracht gebruikte. Ik voelde pijn in mijn keel/nek. Ik hoorde dat man 2 die in mijn zakken voelde zei: "Geef gewoon je wachtwoord, je hebt niks te willen!" Hierop heb ik mijn wachtwoord gegeven. Ik zag dat man 2 direct mijn telefoon ontgrendelde en hem resette naar de fabrieksinstellingen. Vervolgens werd ik losgelaten en hoorde ik man 2 zeggen: "Wegwezen!"
Ten tijde van het incident heb ik de twee mannen goed kunnen zien. Het NS-station was verlicht dus ik kon de mannen in hun gezicht kijken. Op een gegeven moment herkende ik de twee mannen.
Man 1 heet " [medeverdachte01] ." Ik ken [medeverdachte01] van de [plek01] . Ik ken [medeverdachte01] niet persoonlijk, maar ik ken hem
van gezicht.
Man 2 heet " [verdachte01] ." Ik ken [verdachte01] van de middelbare school. Dit betreft het [school01] . Ik heb ongeveer drie jaar tegelijk met hem op school gezeten. Ik ben in 2016 ooit aangehouden geweest voor winkeldiefstal bij de [winkel01] in Haarlem. Ik weet zeker dat [verdachte01] tijdens dit incident ook is aangehouden.
Merk/type: Apple Iphone Xr
Kleur: zwart. Bijzonderheden: rode achterkant.

2. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] (doorgenummerde pagina’s 35-37, met fotobijlagen pagina’s 38-50).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Ik was belast met het uitkijken van beelden welke opgenomen waren door camera' s die zich op het
treinstation in Zandvoort bevinden.
Het
eerste bestandzijn camerabeelden welke gericht staan op spoor 1, het perron naast spoor 1 en de
onderzijde van een trap welke vanaf de bovenzijde van het station komt. Deze camera bevindt zich aan
het begin van het perron 1.
Ik zag op deze camerabeelden dat er om 00.48 uur en 35 seconden, drie personen vanuit de richting
van de bovenzijde van het station de trap af komen lopen. Zij liepen in een groepje. Als eerste kwam
een persoon de trap aflopen welke ik direct voor 100 procent herkende als de verdachte [medeverdachte01] . Ik
zag namelijk dat zijn kleding, gelaat en haardracht overeenkwam met de foto' s van [medeverdachte01] zoals
bijgevoegd in het proces-verbaal van bevindingen:
Als tweede kwam een tweede persoon de trap aflopen. Ik herkende deze persoon direct als de
aangever, [slachtoffer01] .
Als derde kwam er een persoon de trap aflopen welke ik niet herkende.
Ik zag dat zij alle drie in de richting van spoor 2 liepen. Ik zag dat zij met elkaar in gesprek waren en
dat [slachtoffer01] en NN1 een sigaretje aan het roken waren. Ik zag om 00.55 uur en 1 seconden dat [slachtoffer01]
vanuit de richting van spoor 2 komt aanlopen en de trap oprent welke uitkomt bij de daarboven
gelegen fietsenstalling.
Het
derde bestandzijn camerabeelden welke gericht staan op spoor 2, het perron naast spoor 2 en de kaartjes automaten alsmede een deel van het terrein om de beneden gelegen fietsenstalling. Deze
camera bevindt zich aan het begin van het perron 2.
Ik zag dat zij op het terrein van de fietsenstalling bleven staan. Ik zag om 00.50 en 0 seconden dat de
[slachtoffer01] in beeld verschijnt en dat [medeverdachte01] hem ineens met beiden armen van achter vastgrijpt om zijn
nek en hem op zijn kont op de grond zet. Ik zag dat NN1 direct naar [medeverdachte01] toeloopt op het
moment dat [medeverdachte01] [slachtoffer01] bij zijn nek vastgreep. Ik zag dat zij beiden bij [slachtoffer01] knielen en dat
[medeverdachte01] hem vervolgens in de richting van een gevel naast de scooter gelegen neerzet. Ik zag dat de
[slachtoffer01] zijn handen voor zich hield en dat [medeverdachte01] nog steeds met zijn handen bij de nek van [slachtoffer01]
zit. Ik zag dat dit nu met een linkerarm om zijn nek was en dat hij zijn rechterhand tegen de voorkant
van zijn nek hield. De houding van [medeverdachte01] duidde erop dat hij iets vasthield en tegen de nek van
[slachtoffer01] hield. Ik zag dat [medeverdachte01] [slachtoffer01] op de gevel neerzet en dat NN 1 hier nog even voor de
[slachtoffer01] blijft staan en dat [slachtoffer01] NN1 iets aangeeft. Ik zag dat zij vervolgens alle drie op het geveltje
zaten. Ik zag dat [medeverdachte01] om zich heen bleef kijken en dat NN1 vervolgens op staat. Ik zag dat de
linkerarm van [medeverdachte01] nog steeds om de nek van [slachtoffer01] zat en dat het hoofd van [slachtoffer01] ter
hoogte van [medeverdachte01] zijn borst zat. Om 00.51 uur en 56 seconden zag ik dat NN1 iets oplichtends in
zijn linkerhand had ter grootte van een mobiele telefoon. Dit oplichtende komt enkele seconden later
nog een aantal keren in beeld. Ik zag om 00.52 uur en 21 seconden dat NN1 iets aan [medeverdachte01] geeft.
Om 00.53 uur en 22 seconden zag ik dat NN1 iets bukte en met zijn gelaat dichter bij [slachtoffer01] ging
staan. Ik zag om 00.53 uur en 52 seconden dat [medeverdachte01] op staat en om 00.54 uur en 9 seconden
staat ook [slachtoffer01] op. Ik zag dat NN 1 en [medeverdachte01] enkele seconden daarna in de richting van de
glazen OV-fietsen lopen en daarachter uit beeld verdwijnen.
Het
vierde bestandzijn camerabeelden welke gericht staan op spoor 2, het perron naast spoor 2 en de
kaartjes automaten alsmede een deel van het terrein om de beneden gelegen fietsenstalling. Deze
camera bevindt zich op perron 2.
Ik zag dat NN 1 om 00.50 uur en 8 seconden in de jas- en broekszakken van [slachtoffer01] voelt.

3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 augustus 2019.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb op het [school01] gezeten.

4. Het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant03] (doorgenummerde pagina’s 32-33).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
[slachtoffer01] verklaarde het volgende: Ik ben in 2016 ooit aangehouden geweest voor
winkeldiefstal bij de [winkel01] in Haarlem. Ik weet zeker dat [verdachte01] tijdens dit incident ook is
aangehouden.
Ik, verbalisant, heb het politiesysteem BVI-B geraadpleegd en de door aangever [slachtoffer01] genoemde
registratie van winkeldiefstal gevonden. Dit betreft:
Opmaak datum/tijdstip: donderdag 11 augustus 2016 te 22:21 uur
Plaats voorval: [adres02] , [postcode01] Haarlem
Soort locatie: Winkel
Verdachten zijn gehoord en verklaarde na enige tijd het feit (diefstal) te hebben gepleegd.
Verdachte: [verdachte01] (man), geboren op [geboortedatum01] 1998 te [geboorteplaats01]
Verdachte: [slachtoffer01] de (man), geboren op [geboortedatum02] 2000 te [geboorteplaats02]

5. Het proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant03] (pagina 53).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Op 8 mei 2019 heb ik de schoenen van verdachte [verdachte01] gefotografeerd met mijn diensttelefoon.
Deze foto is bij dit proces verbaal gevoegd.
Het betreffen donkere sportschoenen met een lichtkleurige zool.
Op de beelden van de beveiligingscamera's van de Nederlandse Spoorwegen waarop de straatroof
zichtbaar is, is te zien dat de man waarover aangever [slachtoffer01] verklaarde dat het [verdachte01] was,
donkere sportschoenen draagt met een lichtkleurige zool.

6. Een proces-verbaal van 19 januari 2021 opgemaakt door mr. G.M. Boekhoudt, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam (doorgenummerde pagina’s 1-3).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 januari 2021 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van
de getuige [medeverdachte01] :
Het idee om de jongen in Zandvoort te overvallen kwam een beetje van allebei. Er is een Iphone buit gemaakt.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de rechtbank de door Jeugdbescherming en Reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 100 dagen, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen die rechtbank heeft opgelegd, met uitzondering van de oplegging van de bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte de aangever bedreigd en geweld toegepast om hem zijn telefoon afhandig te maken. De aangever is plotseling van achteren in zijn nek gegrepen, in een wurggreep gehouden en heeft een sleutel tegen zijn keel geduwd gekregen. Met deze handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Ook heeft hij de lichamelijke integriteit van de aangever aangetast en voor hem een intimiderende en angstige situatie geschapen. Daarnaast draagt een dergelijk gewelddadig delict bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen vaak worden opgelegd en die worden beschreven in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In deze oriëntatiepunten wordt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur vanaf 6 maanden genoemd.
Voorts stelt het hof vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep is overschreden. Het hoger beroep is immers door de verdachte op 2 september 2019 ingesteld, terwijl het hof op 25 april 2023 arrest wijst en dus niet binnen de geldende termijn van 24 maanden. De redelijke termijn is dus met bijna 20 maanden overschreden. Deze termijnoverschrijding houdt echter mede verband met het feit dat op verzoek van de verdediging herhaaldelijk getracht is een getuige te horen. Daarbij komt dat bij de strafoplegging al in voldoende mate rekening is gehouden met het tijdsverloop door de keuze voor de strafsoort en -modaliteit. Het hof ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding andere gevolgen te verbinden aan de termijnoverschrijding en volstaat voor het overige met het constateren van deze overschrijding.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal ten aanzien van het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf – anders dan de rechtbank – geen bijzondere voorwaarden stellen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
67 (zevenenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit bevel was eerder al geschorst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. R.P. den Otter en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.