In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 2 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1964, werd beschuldigd van het opzettelijk telen en bewerken van hennep op 17 maart 2020 in Heerhugowaard. De tenlastelegging omvatte het aanwezig hebben van ongeveer 3495 gram hennep en 245 hennepplanten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw om een lagere taakstraf vroeg. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit. Het hof heeft uiteindelijk de straf bepaald op een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, die het hof heeft gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd en de verdachte werd veroordeeld tot de opgelegde straffen.