ECLI:NL:GHAMS:2023:124

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
23-001962-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake hennepteelt en -bewerking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 2 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1964, werd beschuldigd van het opzettelijk telen en bewerken van hennep op 17 maart 2020 in Heerhugowaard. De tenlastelegging omvatte het aanwezig hebben van ongeveer 3495 gram hennep en 245 hennepplanten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw om een lagere taakstraf vroeg. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit. Het hof heeft uiteindelijk de straf bepaald op een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar.

Daarnaast heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, die het hof heeft gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd en de verdachte werd veroordeeld tot de opgelegde straffen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001962-21
datum uitspraak: 10 januari 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 juli 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 15-081816-21 en 01-160254-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 17 maart 2020 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3495 gram hennep en/of ongeveer 245 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 maart 2020 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging, opzettelijk heeft bewerkt een hoeveelheid van in totaal ongeveer 3495 gram hennep.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een lagere taakstraf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is in een woning in Heerhugowaard aangetroffen terwijl zij, samen met anderen, hennepplanten aan het knippen was. Door haar handelen heeft zij een bijdrage geleverd aan de handel en verspreiding van voor de gezondheid schadelijke softdrugs en de daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2022 is zij eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit. Het hof weegt dit in strafverzwarende zin mee bij de straftoemeting.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 12 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde, met dien verstande dat de advocaat-generaal heeft gevorderd dat de gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 30 uren.
De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en subsidiair de vordering om te zetten in een taakstraf voor de duur van 30 uren.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet in hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, temeer nu de verdachte vrijwel direct, te weten binnen één maand na aanvang van de proeftijd opnieuw een soortgelijk strafbaar feit heeft gepleegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 12 februari 2020, parketnummer 01-160254-19, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. A.M. Kengen en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 januari 2023.