Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
Bent u ooit naar een (huis)arts, (..), psycholoog (..) geweest voor: (…) psychische klachten” heeft [appellant] met “nee” beantwoord. Hij raakte vervolgens werkloos en kreeg een werkloosheidsuitkering van Cardif van totaal ruim € 25.000. Later kreeg hij een burn out en maakte hij aanspraak op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Cardif vroeg daarvoor medische gegevens op. Daaruit bleek dat [appellant] destijds, voorafgaand aan het invullen van het aanvraagformulier, door zijn huisarts was doorverwezen naar een psycholoog vanwege een vermoeden van ADHD. Cardif vindt daarom dat [appellant] genoemde vraag met “ja” had moeten beantwoorden en dat hij dus zijn mededelingsplicht heeft geschonden. Cardif heeft vervolgens de verzekering opgezegd en wil dat [appellant] de werkloosheidsuitkering terugbetaalt. [appellant] wil dat niet. Cardif heeft daarop een procedure bij de rechtbank aangespannen. [appellant] heeft daarop een tegenvordering ingediend. Hij wil voortzetting van de verzekering en alsnog een arbeidsongeschiktheidsuitkering van Cardif. De rechtbank heeft Cardif gelijk gegeven. [appellant] kan zich niet in die uitspraak vinden. Daarom is hij in hoger beroep gegaan. Ook het hof komt tot het oordeel dat Cardif gelijk heeft. In dit arrest wordt dit toegelicht.
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
)
diagnose ADHD is op 23 juli 2013 gesteld door PSYQ; wilde zich laten testen nav ADHD bij zoon [naam 3] ; onderzoek 11 juli gestart; verwijsbrief door ons is van 23 mei 2013 (…); ad 2.[vraag 2, hof]
zie ad 1. en ook verwijsbrief: daarin staat in probleemlijst 09-2000 adhd met ritalin gebruik; dit klopt niet; zoon [naam 3] was degene met ADHD; patient niet; mogelijk is de diagnose van zoon in juli 2013 overgeschreven door de diagnose ADHD bij patient en is de datum van 09-2000 blijven staan (dit gebeurd altijd bij Medicom); ad 3.[vraag 3, hof]
op dat moment gebruikte patient geen medicijnen; zie ook overzicht medicatie via apotheek gekregen; had in 2007 weleens Methylfenidaat van huisarts [naam 4] gekregen (20 resp 10 stuks) voor examens/faalangst; toen was de diagnose ADHD nog niet gesteld”
gaf u aan dat er medische gegevens van de zoon van uw cliënt in zijn medisch dossier terecht zijn gekomen. Ter onderbouwing stuurde u een medisch journaal van zijn huisarts mee. Voor ons was dit nieuwe informatie. Om deze reden hebben wij het claimverzoek van uw cliënt ter herbeoordeling voorgelegd aan de medisch adviseur. In dit nieuwe medisch advies komt de medisch adviseur niet tot een andere beoordeling. Wij blijven bij de beslissing van 11 januari 2019. Er blijft sprake van schending van de mededelingsplicht. De aanvraag zouden wij bij kennis van de ware stand van zaken niet hebben geaccepteerd. (…)
4.De eerste aanleg
5.Beoordeling
Bent u ooit naar een (huis)arts, (..), psycholoog (..) geweest voor: (…) psychische klachten” met ‘nee” te beantwoorden
grief 1 tegen tussenvonnis).
wilde zich laten testen nav ADHD bij zoon” (in het aanvullend medisch journaal van 27 februari 2019, zie 3.14). Het ligt ook niet voor de hand dat de huisarts hem alleen om die reden zou verwijzen naar een psycholoog/ psychiater dus zonder dat sprake was van eigen klachten die bij ADHD of een andere psychische aandoening (kunnen) horen.
Je loopt ergens tegenaan en dan stoot je je hoofd” en “
Je bukt, maar op een gegeven moment gaat dat niet meer”.
grief 1 tegen het tussenvonnis.
grief 3gericht.
grief 3 tegen het tussenvonnis.
Het standpunt van Cardif kan niet anders worden begrepen dan dat dat inhoudt dat een redelijk handelend verzekeraar een aspirant verzekernemer met de diagnose ADHD een arbeidsongeschiktheids-verzekering mag weigeren.”
gesteld “om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat Cardif als redelijk handelend verzekeraar, indien zij had geweten van de ADHD-gerelateerde klachten van [appellant] , en de uitkomst van nader onderzoek, geen verzekering met [appellant] zou hebben gesloten”.Dit zogeheten probandum gaat dus niet uit van kennis van de ADHD-diagnose.
en de uitkomst van nader onderzoek”geschrapt. Niet in geschil is dat de getuigen [naam 2] en [naam 6] mede zijn ondervraagd op basis van dit aangepaste probandum. Ook de rechtbank is bij de bewijswaardering daarvan uitgegaan.
grief 2 tegen het tussenvonnisfaalt.
grief 1 tegen het eindvonnis.
artikel 7:930 lid 4 BW. Daarin staat dat geen uitkering verschuldigd is als de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten. [appellant] heeft deze vordering betwist en vordert (ook) in hoger beroep (vordering IV) dat de uitkeringsplicht van Cardif in stand blijft.
Bij de medische advisering inzake de acceptatie van een arbeidsongeschiktheids-verzekering moet grote terughoudendheid betracht worden als op medische gronden het risico (nog) niet goed in te schatten is. Bij een psychische aandoening waarvan de behandeling nog opgestart moet worden is dit risico (nog) niet in te schatten. Bij ADHD kan na de therapie, bij een goed effect van de medicatie zonder bijwerkingen, bij geen of lichte klachten (….) geadviseerd worden een AOV te accepteren met een clausule (beperkende voorwaarde) voor psychische aandoeningen.
dat alleen bij lichte klachten een aanbieding mogelijk is”.Dit kan zijn standpunt echter niet ondersteunen. Uit de toevoeging van [naam 5] “
conform mijn bovengenoemde beschrijving”volgt immers dat dit citaat ziet op het bestaan van lichte klachten ná diagnose én behandeling. Echter, op het moment van de aanvraag was bij [appellant] naar vaststaat nog geen sprake van diagnose en behandeling.
grief 1 tegen het eindvonnisfaalt.
grief 2 tegen het eindvonnisaan dat een ‘algehele uitsluiting’ gezien de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te ver strekt. Dit is een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW en vergt van de rechter een terughoudend oordeel, waarbij onaanvaardbaarheid de norm is.
U weet dat: (…) de verzekeraar de verzekering kan stopzetten of u (deels) geen uitkering kan verstrekken als u niet eerlijk, niet juist en/of niet volledig antwoord en uitleg hebt gegeven”(zie 3.1.) en voert aan dat dit niet op hem slaat.
grief 2 tegen het eindvonnis.
grieven 4 en 5tegen de in het eindvonnis toegewezen kostenvorderingen (incasso- en proceskosten) evenmin slagen. Het beroep van [appellant] op onaanvaardbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de toegewezen incassokosten ketst af op het voorgaande. Nu alle grieven falen, zullen het tussenvonnis en het eindvonnis worden bekrachtigd.