ECLI:NL:GHAMS:2023:120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
23-000686-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging en bewezenverklaring belediging politieagenten, bedreiging, onbruikbaar maken en wederspannigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 juni 2020 in Delft een aantal politieagenten heeft beledigd en bedreigd, en zich heeft verzet tegen hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De verdachte heeft onder andere beledigende woorden geuit en gedreigd met geweld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het tweede feit. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van een slachtoffer, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. Echter, de belediging van de politieagenten, de bedreiging van hen, het onbruikbaar maken van een politievoertuig en wederspannigheid zijn wel bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 dagen en een taakstraf van 40 uren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsook met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000686-22
datum uitspraak: 25 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag (zittingsplaats Amsterdam) gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 28 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 09-148918-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1995,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is voor zover in hoger beroep nog aan de orde tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 juni 2020 te Delft [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "jij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 6 juni 2020 te Delft opzettelijk (een) ambtena(a)ren, te weten [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), [verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant03] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/ hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door hem/haar/hun de woorden toe te voegen “Kankerracisten”, “Witte racist(en)” en/of “Vuile coronahufters”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door op korte afstand, in en/of in de richting van, de/het gezicht(en) van die [verbalisant01] , [verbalisant02] en/of [verbalisant03] te spugen.
4.
hij, op of omstreeks 6 juni 2020 te Delft [verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant02] dreigend de woorden toe te voegen “als ik jou nog eens zie, maak ik je dood" en/of “als ik jullie buiten tegen kom, maak ik jullie af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij, op of omstreeks 6 juni 2020 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een politievoertuig en/of een politiecel , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de politie Eenheid Den Haag toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6.
hij, op of omstreeks 6 juni 2020 te Delft, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)ren, weten [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), [verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hub bediening, te weten ter aanhouding van verdachte op heterdaad bestond door zijn arm(en) en/of lichaam in een andere richting te bewegen dan in de richting waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te geleiden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar een appje had gestuurd waarin hij zei dat zij eraan zou gaan. De bij de aangifte gevoegde foto van het appje bevat geen datum. De aangeefster heeft niet verklaard wanneer zij het appje heeft ontvangen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard het desbetreffende appje inderdaad naar de aangeefster te hebben gestuurd. Dit zou hij ergens in de week vóór de dag van de aangifte en zijn aanhouding, te weten 6 juni 2020, hebben gedaan. Naar het oordeel van het hof is daarmee niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat de verdachte het appje naar de aangeefster op of omstreeks de ten laste gelegde datum, te weten 6 juni 2020, heeft gestuurd.

Bespreking van verweren

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van feit 3 verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het spugen in de richting van de gezichten van de agenten wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte ten aanzien van feit 5 partieel vrij te spreken van het onbruikbaar maken van het politievoertuig. Het spuug zat voornamelijk aan de buitenkant van het voertuig. Aan de binnenkant zaten kleine hoeveelheden spuug. Dit maakt niet dat sprake is van algehele onbruikbaarmaking van het voertuig.
Het hof overweegt als volgt.
Feit 3
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de richting van verbalisant [verbalisant02] heeft gespuugd. Het verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen die het hof, in geval dat beroep in cassatie wordt ingesteld, zal uitwerken in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Feit 5
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw als volgt. Uit het proces-verbaal van aangifte (p. 20 e.v.) blijkt dat de verdachte meerdere malen op het raam van het rechter achterportier van het voertuig, de hoofdsteun en de stoel van de bijrijder heeft gespuugd. Naar het oordeel van het hof was het voertuig daardoor tijdelijk onbruikbaar gemaakt. Daarbij speelt mee dat het feit plaatsvond op 6 juni 2020, aan het begin van de coronapandemie, waardoor het voertuig eerst schoongemaakt moest worden alvorens het weer kon worden gebruikt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 6 juni 2020 te Delft opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), [verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en [verbalisant03] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen “Kankerracisten”, “Witte racisten” en “Vuile coronahufters”, en door in de richting van die [verbalisant02] te spugen;
4.
hij op 6 juni 2020 te Delft [verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door dreigend de woorden toe te voegen “als ik jou nog eens zie, maak ik je dood" en “als ik jullie buiten tegen kom, maak ik jullie af”;
5.
hij op 6 juni 2020 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een politievoertuig en een politiecel,
dieaan de politie Eenheid Den Haag toebehoorde
n, heeft onbruikbaar gemaakt;
6.
hij op 6 juni 2020 te Delft zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, weten [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag)
en[verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte op heterdaad
, welk verzetbestond
uit hetzijn armen in een andere richting te bewegen dan in de richting waarin die opsporingsambtenaren hem, verdachte, trachtten te geleiden.
Hetgeen onder 3, 4, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte een taakstraf van 50 uren op te leggen, gelet op de rechterlijke oriëntatiepunten en de overschrijding van de redelijke termijn. Oplegging van bijzondere voorwaarden dient geen doel nu de verdachte geen contact meer heeft met de aangeefster.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging en bedreiging van politieagenten, onbruikbaar maken van een politievoertuig en een politiecel, en wederspannigheid. Dit betreffen feiten die in de kern het gezag van de politie aantasten. De verdachte heeft de politieagenten in hun goede eer en naam aangetast en bij hen gevoelens van angst en een gevoel van onveiligheid veroorzaakt. Door het politievoertuig en de politiecel onbruikbaar te maken heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Ook heeft de verdachte door zich bij zijn aanhouding te verzetten het gezag van de politie ondermijnd. Het hof neemt dit de verdachte kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 december 2022 heeft de verdachte op 2 april 2016 een strafbeschikking opgelegd gekregen wegens onder andere bedreiging. Deze strafbeschikking is opgelegd binnen vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige bedreiging. Tevens blijkt dat de verdachte de bij deze strafbeschikking opgelegde taakstraf heeft verricht. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing.
Het hof ziet geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel met al dan niet bijzondere voorwaarden op te leggen. In beginsel acht het hof, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, een taakstraf van 44 uren passend en geboden. Het hof stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep is overschreden, nu het hoger beroep namens de verdachte op 28 augustus 2020 is ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met ongeveer vijf maanden. Gelet op deze overschrijding zal het hof de op te leggen taakstraf matigen en de verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 dagen met aftrek van voorarrest, een taakstraf van 40 uren opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 180, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag (zittingsplaats Amsterdam), waarin zitting hadden mr. H.C. Plugge, mr. D.A.C. Koster en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 januari 2023.
=========================================================================
[…]