ECLI:NL:GHAMS:2023:119

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
23-002677-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling van levensgezel met aanvulling bewijsmiddelen en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2020. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor mishandeling van zijn levensgezel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de deels voorwaardelijk opgelegde taakstraf, die werd vernietigd. Het hof heeft de gebezigde bewijsmiddelen aangevuld met nieuwe verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de verdachte. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had een lagere taakstraf gevorderd, terwijl de raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft uiteindelijk besloten om een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren op te leggen, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke taakstraf afgewezen en het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002677-20
datum uitspraak: 25 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-039583-19 en 13-741042-17 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de deels voorwaardelijk opgelegde taakstraf -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de gebezigde bewijsmiddelen, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, uitgewerkt zal opnemen in de op te maken aanvulling op dit arrest en de bewijsmiddelen aanvult met de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige01] van 15 juni 2020, opgemaakt door mr. V. Zuiderbaan, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam;
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2019013191-9 van 19 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] (doorgenummerde pagina’s 12-16);
  • een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019013191-6 van 19 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant02] en [verbalisant03] (doorgenummerde pagina 3).

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte is al een lange periode niet met justitie in aanraking gekomen, en wil de kans krijgen om te laten zien dat hij het zelf kan. Daarnaast is de redelijke termijn overschreden, hetgeen tot strafvermindering dient te leiden. Ook dient de wijze waarop de verdachte is aangehouden meegewogen te worden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin door haar tijdens het uitgaan tegen haar been te trappen. Hierdoor voelde zij pijn en liep zij mank. Door aldus te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin. Bovendien kunnen feiten als het onderhavige bijdragen aan gevoelens van onrust in de samenleving, temeer omdat de mishandeling zich op de openbare weg heeft voorgedaan. Nu het gaat om huiselijk geweld, in de zin dat sprake is van een relationele situatie, is een geldboete niet aan de orde en acht het hof een taakstraf passend en geboden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 december 2022 is hij in de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof weegt dit in het voordeel van de verdachte mee.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte zijn leven de afgelopen jaren een positieve wending heeft gegeven. Hij heeft een boek geschreven en geeft als zelfstandig ondernemer lezingen en voorlichting op scholen, waarmee hij jongeren uit de criminaliteit probeert te houden. Hij woont inmiddels samen met zijn vriendin. De verdachte heeft daarnaast jarenlang reclasseringstoezicht gehad en heeft dit inmiddels afgerond. Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding om een geheel voorwaardelijke taakstraf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep is overschreden. Het hoger beroep is namens de verdachte op 24 november 2020 ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep in beperkte mate, te weten met twee maanden overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 20 oktober 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2017, parketnummer 13-741042-17, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.C. Plugge, mr. D.A.C. Koster en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 januari 2023.
=========================================================================
[…]