ECLI:NL:GHAMS:2023:1186

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
23-001430-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van steigermaterialen na uitsluiting van anonieme getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van steigermaterialen op 28 december 2015 te Akersloot. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van materialen van een bedrijfsterrein, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich toegang tot de plaats van het misdrijf zouden hebben verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 mei 2023 heeft de advocaat-generaal betoogd dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, zelfs zonder de verklaringen van anonieme getuigen. De raadsvrouw van de verdachte heeft echter aangevoerd dat deze getuigenverklaringen uitgesloten moesten worden van het bewijs, omdat de verdediging de getuigen niet had kunnen horen. Het hof heeft geoordeeld dat de verklaringen van de anonieme tipgevers niet voor het bewijs konden worden gebruikt, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeerde dat de overige dossierstukken onvoldoende aanknopingspunten boden om te bewijzen dat de verdachte de diefstal had gepleegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. Het hof bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001430-17
datum uitspraak: 23 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-001635-17 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1980,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2015 te Akersloot, gemeente Castricum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/van een bedrijfsterrein/bouwplaats, gelegen aan het [adres02] , heeft weggenomen een hoeveelheid steigermaterialen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [adres03] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen steigermaterialen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu ook zonder de verklaringen van de anonieme getuigen voldoende wettig en overtuigend bewijs overblijft dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de anonieme getuigenverklaringen moeten worden uitgesloten van het bewijs, nu de verdediging de getuigen niet heeft kunnen horen. Het overige bewijs is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van steigermaterialen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof zal de verklaringen van de twee anonieme tipgevers, die zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant01] (dossierpagina 13 e.v.), niet voor het bewijs gebruiken. Deze tipgevers zijn immers ondanks een daartoe strekkend verzoek van de verdediging niet als getuige gehoord. Onder deze omstandigheden is niet voldaan aan de voorwaarden om deze verklaringen voor het bewijs te kunnen gebruiken, zoals volgt uit artikel 344a, derde lid, Sv.
De overige dossierstukken bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de verdachte één van de personen was die de tenlastegelegde gedragingen heeft verricht. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsvrouw heeft het hof verzocht om het onderzoek te heropenen, teneinde de verdediging in de gelegenheid te stellen de 2e tipgever als getuige te horen, indien het hof de verdediging niet volgt in haar standpunt dat het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de anonieme getuigenverklaringen van het bewijs moet worden uitgesloten. Deze voorwaarde is niet vervuld, omdat het hof de verklaringen van het bewijs heeft uitgesloten. Er bestaat dan ook geen verzoek waar het hof een beslissing op moet nemen.

Vordering van de benadeelde partij [adres03] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 30.785,00. De politierechter heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 29.975,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [adres03] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [adres03] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. R.P. den Otter en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2023.